Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Bijzonderheden over het leven van Hendrick van den Bosch (Weeskamerarchief Leiden, inv.nr 694).

  • Genealogie
  • Leiden
  • Geschiedenis 1601-1700
  • Geschiedenis 1701-1800

Annex: Lessels, van der Maeren (Mare), de Sitter.

Erfgoed Leiden en Omstreken: Weeskamerarchief (toegangsnr. 518)

Bijzonderheden over het leven van Hendrick van den Bosch (inv.nr 694).

(annex: Lessels, van der Maeren (Mare), de Sitter).

Boedel 694 uit het Weeskamerarchief betreft de nalatenschap van Hendrick van den Bosch, overleden op 17 mei 1705 te Batavia. Op basis van informatie uit de boedelstukken, aangevuld met gegevens uit de DTB van Leiden laat zich het volgende summiere genealogische overzicht samenstellen.

Hendrick van den Bosch, vermoedelijk geboren te Leiden circa 1642, NH, wijnkoper (1674), later luitenant in dienst van de V.O.C. en in die hoedanigheid overleden (ongeveer 63 jaar oud) te Batavia [Oost-Indië] op 17 mei 1705,
trouwde (1) circa 1667 met Anna Lessels, geboren circa 1643. Uit dit huwelijk geen kinderen bekend.
ondertrouw (2) te Leidschendam (getuige o.a. Jhr. Arent van Wassenaar, heer van Duivenvoorde) op 21 mei 1670 met Adriana de Sitter (de Zitters), dochter van Nicolas de Sitter en Johanna Bastingius, gedoopt NH te Leiden (Hooglandsche kerk) op 16 augustus 1648, overleden vóór juni 1674.
Uit dit huwelijk een zoon bekend:
1. Nicolaas van den Bosch, geb. circa 1671.
ondertrouw (3) te Leiden op 1 juni 1674 met Emmetje (Immetgen) Jansdr van den Maeren (van de Mare), NH, wonende in Naarden (niet gecompareerd; attestatie overgebracht).
Uit dit huwelijk 2 dochters bekend:
1. Jannetje van den Bosch, ged. NH te Leiden (Marekerk) op 19 juli 1676.
2. Machtildt van den Bosch, ged. NH te Leiden (Pieterskerk) op 17 maart 1679.

Kort voor het aangaan van zijn derde huwelijk sluiten Hendrick van den Bosch en Emmetje van der Maeren een huwelijkscontract (694a). Hieruit blijkt dat Hendrik al een zoon had (die later Nicolaas blijkt te heten), vermoedelijk geboren uit zijn tweede huwelijk. Het contract vermeldt dat hij dit voorkind “wegens desselfs moeders geld met de som van 600 gulden (zo hij zei) uitgekocht” heeft. Hendrik is dan wijnkoper en brengt zijn bezittingen in, alsook de nering van zijn wijnkoperij. De bruid brengt al haar bezittingen in, waaronder een lening van 1400 gulden t.l.v. Antoni Jacobs Stevers en 1000 gulden contant. Tussen de partners zal geen gemeenschap van goederen bestaan. Als de bruidegom vooroverlijdt krijgt de bruid 1000 car. gulden en andersom krijgt de bruidegom dan 350 gulden.

Zakelijk gaat het Hendrik niet voor de wind. Zo leent hij op 3 november 1679 een bedrag van f 400 van Willem van Heemskerck, dat hij binnen 14 dagen zou terugbetalen. Dat doet hij echter niet, waarop Emmetje in december borg gaat staan voor haar man. Het blijkt dat hij dan inmiddels “gefailleert buijten deser stede Leijden vertrocken is”.

Een paar jaar later besluit hij in dienst te treden van de V.O.C. en naar Indië te gaan. Vermoedelijk vertrok hij eind 1682 of begin 1983 naar de Oost, want Emmetje maakt een gespecificeerde rekening op (694f) ten bedrage van f 347:8:0 voor “uijtrustinghe na Indien in den jare 1682” die zij voor hem heeft betaald. Zijn verblijf in Indië duurde waarschijnlijk tot en met 1689, want daarna - in de jaren 1690 en 1691- is hij gedurende anderhalf jaar thuis. Zijn vrouw houdt dan bij dat zij f 300,- voor hem uitgeeft voor 18 maanden mondkost en huisvesting. Ze neemt wel erg letterlijk dat zij buiten gemeenschap van goederen zijn getrouwd. In de loop van 1691 vertrekt hij voor de “tweede tocht“ naar Indië. Opnieuw specificeert Emmetje wat zij hiervoor ten behoeve van hem heeft uitgegeven, namelijk f 342:6:0. (694f).

De echtelieden zullen elkaar niet weerzien: Hendrik keert voorzover valt na te gaan niet meer naar Holland terug en overlijdt op 17 mei 1704 in Batavia, ruim 12 jaar na het begin van zijn 2e tocht. Twee weken later, op 19 mei, maken de weesmeesters van Batavia een inventaris op van zijn boedel (692b), waarin al zijn bezittingen worden genoteerd: enkele meubels, kledingstukken, serviesgoed, beddegoed, militaire uitrustingsstukken, etc., etc. Daarnaast ook een bedrag van f 353,34 aan contanten en een obligatie ten laste van Aria Soeta de Laga van f 120,-. Tenslotte behoorden ook twee “lijfeijgenen” tot zijn bezittingen, namelijk “1 jongen genaamt monsalto van bengale met een oogh” en 1 jongen kees van commandel”. Weer een week later, op 5 juni 1705 worden Hendriks goederen en lijfeigenen op een openbare verkoping verkocht (694c). De goederen brengen f 132,20 op en de lijfeigenen resp. f 75,- en f 78,-,; alles tezamen f 285,20.

Bijna drie jaar later is de eindafrekening van de nalatenschap kennelijk een heel eind opgemaakt en kan de weeskamer in Batavia het slotsaldo aan weduwe Emmetje van de Maren overmaken. Zekerheidshalve vergewist men zich er echter van of zoon Nicolaas uit een eerder huwelijk van Hendrik hiermee instemt. Men schrijft hem een brief die hij op 17 maart 1708 beantwoordt vanuit het Compagnies logies te Rembang (aan de noordkust van Java) (694d). Hierin schrijft hij dat hij akkoord gaat met de overmaking van zijn vaders boedel aan de weesmeesters in Leiden. Maar hij kan het niet laten flink af te geven op zijn stiefmoeder. Hij zegt niet te hebben geweten dat zijn vader en zij op huwelijkse voorwaarden waren getrouwd. Hij begrijpt niet dat zij zich niet schaamt om rekeningen op te voeren voor een paar kousen, dan weer voor een paar schoenen, en dan weer voor neusdoeken, en dan nog durft te zeggen dat zij “sulx in mijn vaders zaler verlegentheijt heeft verstreckt”, terwijl “dog niemant anders (mensselijk gesproocken) dan sij alleen de oorsaek van mijner vaders zaler disfortuijn is geweest”. Hij doelt daarbij op de specificaties die weduwe Emmetje van den Maaren had ingediend van wat zij allemaal aan Hendrik had uitgegeven, c.q. voor hem had betaald. In totaal beliepen deze opsommingen een bedrag van f 1665:14:0.

Het duurt dan nog anderhalf jaar voordat de weeskamer van Batavia de eindafrekening van de nalatenschap opmaakt. Dat gebeurt met de liquidatie d.d. 23 november 1709 (694 e). De waarde van de nalatenschap bedroeg f 1270:0:10 en de verdiende gages met rente à 3½ %: f 432:17:8. In totaal: f 1702:18:2. Af: kosten à f 75:6:10. Blijft uit te keren: f 1627:11:8. Het geld werd overgemaakt met de retourschepen die in augustus 1709 vanuit Batavia naar Holland vertrokken.


N.B. Bovenstaande tekst bevat de hoofdlijnen van de boedelinhoud, aangevuld met genealogische informatie uit andere bronnen. Voor een volledig beeld van de inhoud raadplege men de boedelstukken.


Bram Plantinga
augustus 2013



kaart