Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Bijzonderheden over de boedel van Johanna Gillis Seruijs en Anthonij Caen (Weeskamerarchief Leiden, inv.nr 3692)

  • Genealogie
  • Leiden
  • Zoeterwoude
  • Geschiedenis 1601-1700

Annex: van Berendrecht, Bontemps (Bontan), Bordewijs, van der Brugge (Verbrugge), Caen (Kaan), Cloppenburg, Corencamp (Korencamp, Coorncamp), Does, Godijn, de Haen, Houtman, Isaacksz. (Isaacsen), Meijnderts, Meijtselaer, Nabot, van Quickelenburg (Quickelenberch), Rompel, van Savelpoel, Vonck.

Erfgoed Leiden en Omstreken: Weeskamerarchief (toegangsnr. 518)

Bijzonderheden over de boedel van Johanna Gillis Seruijs en Anthonij Caen (inv.nr. 3692).

(annex: van Berendrecht, Bontemps (Bontan), Bordewijs, van der Brugge (Verbrugge), Caen (Kaan), Cloppenburg, Corencamp (Korencamp, Coorncamp), Does, Godijn, de Haen, Houtman, Isaacksz. (Isaacsen), Meijnderts, Meijtselaer, Nabot, van Quickelenburg (Quickelenberch), Rompel, van Savelpoel, Vonck.)


Johanna Gillis Servuijs was getrouwd met Anthonij (Antoine, Antonio) Caen (Kaan). Zij kwam uit een Leidse familie, hij vermoedelijk uit Middelburg. Op 18 november 1645 stelde het echtpaar in Middelburg een testament op (3692a). Hierin zien we dat Caen was “aengenomen bij de Camer van Zeventhien ende voor admiraal van de vloote te varen naer Oostindiën”. Zij vertrokken naar Batavia, waar hun dochter Susanna, getrouwd met de kapitein-majoor Maximiliaen Bontemps (Bontan), al verbleef. Uit het testament blijkt dat zij deze dochter bij haar huwelijk zodanig goed hadden bedeeld dat haar erfportie was voldaan. Zij bepaalden daarom dat de nalatenschap van de eerst overledene geheel zou toevallen aan de overblijvende partner en dat deze er de volledige beschikking over zou krijgen. Bij het overlijden van de laatst overledene zou dochter Susanna erfgenaam zijn of haar nakomelingen. Mocht Suzanna niet meer in leven zijn en geen kinderen hebben nagelaten, dan zou de nalatenschap in gelijke delen worden verdeeld tussen enerzijds Ester Caen of haar nakomelingen en anderzijds Pieter Seruijs, makelaar te Amsterdam en oom van Johanna Seruijs, of diens nakomelingen.

Tussen juni 1660 en februari 1667 stelde Johanna Seruijs nieuwe testamenten en een codicil op; zij woonde op het laatst aan de oostzijde van de Tijgersgracht te Batavia. Haar man Anthonij Caen was overleden; in Oost-Indië was hij Raad van Indië. In de testamenten en het codicil legateerde zij aan de volgende personen:
• aan dominee Abrahamus Leonardi, “bedienaer van des heijligen evangeli alhier”: 1.000 rijksdaalders (Rd.) à 60 stuivers ieder.
• aan Maximiliaen Bontam te Amsterdam (haar voornalige schoonzoon die na het overlijden van Suzanna in Amsterdam was hertrouwd), of na zijn overlijden aan zijn kinderen, 3.000 Rd.
• aan Meijndert Isaacsen 3000 Rd. en aan zijn kinderen eveneens 3000 Rd.
• aan een kind van Lowies Quickelenburgh, koopman te Amsterdam, over wie Johanna bij de doop commater was, of bij diens overlijden aan zijn vader: 200 Rd.
• aan het zoontje van Anthonio van Vorst, commandant en opperhoofd in Ternate, over wie Johanna bij de doop commater was, en bij diens overlijden aan zijn vader: 200 Rd.
• aan Claes Pietersz. , een zoontje van Francina Domingo van Ternate, de slavin van Johanna: 500 Rd. Dit bedrag wordt na haar dood gedeponeerd bij de weeskamer te Batavia tot aan de meerderjarigheid of het huwelijk van Claes. Johanna maakt zijn moeder vrij en zij krijgt het maandelijkse revenue van het bedrag van 500 Rd. voor het onderhoud van haar zoon.
• ook maakt zij vrij haar slavin Helema van Bengaelen en legateert haar 50 Rd.
• aan Maria van Bengaelen, getrouwd met Roedolff van Bengaelen, haar gewezen slavin en slaaf, alsmede aan hun twee kinderen: de eerder genoemde Francina en Susanna, welke laatste ook geëmancipeerd en vrijgegeven wordt, aan hen drieën, te weten aan de moeder en de twee dochters twee stenen ‘pedacken’ (huisjes?) met de erven daartoe behorende, tegenover de “Maleijtse kerck”. (Blijkens een aantekening in de marge worden “dese 2 huijsen” gewaardeerd op 500 Rd.).
• aan Nicolaes Houtman, oud-schepen van Batavia en aan Rutgert de Haen, ziekenbezoeker, ieder 100 Rd. en aan hun vrouw een gouden portugaolois.
• aan de vrouw van Jocob Does, deurwaarder van de Raad van Justitie, eveneens een portugalois.

Verder schonk zij een zilveren lepel en vork aan de dragers van haar lichaam en vermaakte zij de vijf schilderijen van haar man aan haar neef Pieter Seruijs te Batavia. Haar inboedel moest openbaar worden verkocht en de opbrengst worden overgemaakt aan de erfgenamen in het vaderland. Zij sloot de bemoeienis van de weeskamer te Batavia met haar nalatenschap uit. De weeskamer stak hier echter een stokje voor, want de nalatenschap betrof ook die van wijlen Anthonij Caen en voor dat gedeelte was de weeskamer indertijd niet uitgesloten.

Bovengenoemde lijst van legatarissen is vermoedelijk later nog enigszins veranderd, want komt niet helemaal overeen met een opsomming in een van de latere stukken in inv.nr 3692n.

Johanna Seruijs overleed op 13 december 1667. Ook haar dochter Susanna was toen al gestorven zonder kinderen na te hebben gelaten. De boedelopbrengst kwam daarom volgens de testamentaire bepalingen voor de helft ten goede aan de nabestaanden in de familie Seruijs (de kinderen van Johanna’s oom Pieter Seruijs) en voor de andere helft aan die in de familie Caen (de nabestaanden van Ester Caen). De executeurs lieten weten dat de waarde van de boedel aanzienlijk was en meer dan 60.000 rijksdaalders bedroeg (3692z: 51-53 en 3692 i). Om de erfgenamen alvast tegemoet te komen werd in overleg met de weesmeesters besloten het grootste gedeelte hiervan, namelijk het tegoed dat bij de Compagnie stond (ca. 59.000 Rd.), per wissel over te maken aan de weeskamer te Amsterdam, zodat het onder hen verdeeld kon worden. De helft van het totaalbedrag werd later overgemaakt naar de weeskamer van Middelburg.

Een belangrijke kwestie bij de afwikkeling van de boedel was de vraag hoe de legaten van Johanna Seruijs moesten worden betaald: uit de gezamelijke boedel of uit haar helft van de boedel? Er bevinden zich kladteksten van processtukken in de boedel (3692n) met argumenten voor het ene en het andere standpunt. Een duidelijk uitspraak over deze kwestie ontbreekt. De teneur lijkt evenwel te zijn dat de legaten uit de gemeenschappelijke boedel dienden te worden betaald (dus voor de helft ten laste van beide families). Argumenten hiervoor waren tweeërlei. In de eerste plaats had Johanna Seruijs als langstlevende volgens het testament de vrije beschikking over de nalatenschap van haar man. In de tweede plaats was de waarde van de boedel van haar man na diens dood nog aanmerkelijk toegenomen en bedroeg deze toename meer dan de helft van de waarde van de legaten.

Bij de afhandeling van de boedel speelden ook nog een paar andere geschillen (3692n). Louwijs van Quickelenburch had ca. 2000 gulden uitgeleend voor het onderhoud van de familie van wijlen Cornelis Seruijs (een neef van Johanna Seruijs, zoon van haar oom Pieter Seruijs), zowel tijdens diens leven als na zijn dood voor het onderhoud en de alimentatie van Pieters nagelaten kinderen. Dit deed hij in het vertrouwen dat hij het geld terug zou krijgen na het overlijden van Johanna Seruijs. De weeskamer had echter bezwaren tegen de vergoeding van deze kosten. Uiteindelijk is de zaak geschikt in overleg tussen Quickelenburg en Jeroen Pietersz. Noord Aa, de voogd van de weeskinderen.

Een tweede kwestie speelde tussen Pieter van Savelpoel, koopman te Middelburg, en de andere erfgenamen in de familie Seruijs. Van Savelpoel wilde een vergoeding voor de administratieve werkzaamheden die hij ten behoeve van de afhandeling van de boedel had verricht. De uitspraak luidde dat hij na afwikkeling van de boedel zijn kosten kon declareren bij de weeskamer van Leiden.

Tenslotte had Maximiliaen Bontan (Bontemps), de voormalige schoonzoon van Johanna Seruijs, een vordering op de nalatenschap die hij bekrachtigde door beslag te laten leggen op de gelden die vanuit Batavia aan de weeskamer van Amsterdam waren overgemaakt. Het betrof twee bedragen van resp. f. 1155:11:0 en 500 Rd. die Johanna Seruijs ten behoeve van hem per wissel had overgemaakt aan Cornelis Seruijs en aan Cornelis Rompel. Hij had deze bedragen echter nooit van genoemde heren ontvangen. Dit geschil werd opgelost door een overeenkomst tussen hem en Cornelis van Berendrecht, de secretaris van de Leidse weeskamer, waarbij hem financiële genoegdoening werd verschaft.

Probeert men de genealogische informatie in de boedelstukken op een rij te zetten, dan stuit men allereerst op onduidelijkheid over de precieze relatie tussen Johanna Seruijs en haar oom Pieter Seruijs. Informatie uit de dtb-gegevens van Leiden kan deze verhelderen. Met grote mate van waarschijnlijkheid blijkt dan dat Johanna’s vader Gillis Seruijs de Jonge was, een broer van Pieter Seruijs. Beiden waren zoons van Gillis Seruijs de Oude. De erfgenamen van Johanna Seruijs waren allen kinderen en kleinkinderen van Pieter Seruijs. Over hen is hier en daar, verspreid over de boedelstukken, informatie te vinden. Op basis daarvan, aangevuld met gegevens uit de dtb van Leiden en Amsterdam, is een partieel parenteel samen te stellen van de familie Seruijs. Dit wel met het nodige voorbehoud; de gegevens dienen door eventuele gebruikers te worden geverifieerd.


Partieel parenteel Seruijs:

I. Gillis Seruijs de Oude, tr. met N.N..
Uit dit huwelijk (volgorde van geboorte onbekend):
1. Gillis Seruijs de Jonge, volgt IIa.
2. Pieter Seruijs, volgt IIb.

Tak Gillis Seruijs de Jonge:

IIa. Gillis Seruijs de Jonge, zn. van Gillis Seruijs de Oude (I) en N.N., otr. te Leiden in 1622 met Judith Moyaerts.
Uit dit huwelijk:
1. Johanna Gillis Seruijs, vermoedelijk geb. te Leiden, ovl. te Batavia [Oost-Indië] op 13 december 1667, volgt IIIa.

IIIa. Johanna Gillis Seruijs, dr. van IIa, vermoedelijk geb. te Leiden, ovl. te Batavia [Oost-Indië] op 13 december 1667, tr. met Anthonij (Antonio) Caen (Kaan), Raad van Indië, ovl. te Batavia [Oost-Indië] voor juni 1660.
Uit dit huwelijk:
1. Susanna Caen, tr. met Maximiliaen Bontemps (Bontan, Bontam), kapitein-majoor in dienst van de Compagnie. Na de dood van Susanna Seruijs hertrouwde Maximiliaen Bontemps met Sara Eduart (otr. 6 september 1659 te Amsterdam, tr. op 21 september 1659 te Slooten).

Tak Pieter Seruijs:

IIb. Pieter Seruijs, zn. van Gillis Seruijs de Oude (I) en N.N., makelaar te Amsterdam, tr. (1) met Marijtgen Lowijs (Maria) van Quickelenberch (van Quickelenburg), ovl. te Amsterdam voor oktober 1645.
Pieter Seruijs, otr. (2) te Amsterdam op 14 oktober 1645 met Trijntie Joosten, geb. te Arnhem circa 1606.
Uit 1e en/of 2e huwelijk (geboorte-/doopgegevens, dus ook de volgorde van de geboortes onbekend):
1. Cornelis Seruijs, volgt IIIb.
2. Maijken Pietersdr. Seruijs, ovl. in 1662, volgt IIIc.
3. Lijntie Pietersdr. Seruijs, geb. te Leiden, ovl. voor februari 1667, volgt IIId.

IIIb. Cornelis Seruijs, zn. van IIb, tr. met Barbara Pietersdr.
Uit dit huwelijk (geboorte-/doopgegevens, dus ook de volgorde van de geboortes onbekend):
1. Pieter Seruijs, ovl. te Batavia [Indonesië] circa 1668, tr. met Catharina Cloppenburg. Na de dood van Pieter Seruijs hertrouwde Catharina Cloppenburg met Pieter van Savelpoel.
2. Clara (Sara) Seruijs, otr. te Leiden op 18 april 1669 met Cornelis Corencamp (van Korencamp, Coorcamp), mr. schoenmaker.
3. Maria Seruijs, ovl. te Leiden voor april 1675, otr. te Leiden op 17 januari 1670 met Johannes van der Brugge, boekverkoper op de Oude Mare te Leiden.
4. Johannes Seruijs, tr. met Hester Muijsenhof.
5. Anna (Johanna) Seruijs, tr. met Johannes Meijtselaer, dominee.

IIIc. Maijken Pietersdr. (Maecken, Maertje)) Seruijs, dr. van IIb, otr. te Leiden op 16 mrt 1638 met Albert Cornelisz. Vonck, bakker.
Uit dit huwelijk:
1. Cornelis Vonck, ged. NH te Leiden (Hooglandse Kerk) op 11 aug 1641, bakker, otr. (ongeveer 20 jaar oud) te Leiden op 15 apr 1662 met Aeltje Tersijde.

IIId. Lijntie Pietersdr. (Lijntgen) Seruijs, dr. van Iib, otr. te Leiden op 2 april 1631 met Isaack Meijndertsz., geb. te Zoeterwoude, moutmaker.
Uit dit huwelijk:
1. Meijndert

De boedelstukken bevatten weinig aanknopingspunten voor een reconstructie van de familie Caen. De in het testament van 1645 genoemde Ester Caen is kennelijk overleden. Als erfgenamen van Anthonij Caen treden op (3692n):

o Daniël Pietersz., getrouwd met Maria Nabot, erfgename voor een derde part,
o Johannis Schriver, wonende te Rotterdam en getrouwd met Emmetje Dircx, weduwe van Cornelis Rompel, Cornelis Rompel de Jonge, Frederijck Bordewijs getrouwd met Hester Rompel, kinderen en erfgenamen van Cornelis Rompel, tezamen ook voor een derde part, en
o Vincent Joosen Godijn, wonende te Veere en getrouwd met Herter (?) Rompel, mede voor een derde part



N.B. Bovenstaande tekst geeft enkele hoofdpunten uit de boedelinhoud weer, aangevuld met genealogische gegevens uit andere bronnen. Voor een volledig beeld van de boedelinhoud raadplege men de boedelstukken.



Bram Plantinga
november 2016.


kaart