Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: De vermissing van Johannes Poptie

  • Genealogie
  • Leiden
  • Geschiedenis 1801-1900

Zoektocht naar mijn verdwenen Leidse voorvader Johannes Poptie, geboren 1797, inclusief zijn (onvolledige) levensverhaal.

De vermissing van Johannes Poptie, levensverhaal en zoektocht na zijn verdwijning

‘In de negentiende eeuw reisde je overgrootvader uit de Poptie-familie van Leiden via Wassenaar naar Den Haag. Een broer of oom ging mee. Hij wilde op de markt in Den Haag handelswaar verkopen, vermoedelijk lakense stof van wol. Maar hij keerde nooit meer terug.’
Mijn oma Maria Catharina van der Steen vertelde dit korte relaas aan mijn moeder. En zij vertelde het weer aan mij.

Wie weleens keek naar het tv-programma Vermist, weet hoe aangrijpend de verdwijning van een familielid voor achterblijvers is. Deze raadselachtige vermissing liet ook mij niet meer los. Waarom bleef die overgrootvader van mijn moeder weg? Was hij misschien op de terugweg beroofd en vermoord? Zijn vrouw en kinderen kwamen nooit meer te weten wat er was gebeurd. Daarom begon ik honderdvijftig jaar later aan de zoektocht naar mijn voorouders. Alleen archieven konden nog een antwoord bieden.

Werkwijze en zoektocht in archieven
Mijn eerste stap was een bezoek aan het CBG in 1996, waar ik de persoonskaart van mijn grootouders opvroeg. Daarna bezocht ik het Gemeentearchief Leiden (nu Erfgoed Leiden en Omstreken). Ik vond er doop-, trouw- en overlijdensgegevens in registers van kerken en de burgerlijke stand. Verder boden notariële archieven bruikbare informatie, evenals bevolkingsregisters, weeskamerarchieven en bonboeken. Hiermee kon ik hele gezinnen in kaart brengen en ontstond er een beeld van hun leefsituatie.

Uiteindelijk wees een zinsnede in een huwelijksakte uit 1854 naar mijn bet-betovergrootvader Johannes Poptie, geboren in 1797. Het betrof dus nog een oudere generatie dan gedacht. Na deze ontdekking kon ik gericht zoeken naar concrete gegevens over zijn verdwijning. Halverwege de negentiende eeuw werden vermiste personen echter nog niet geregistreerd. En de politie stuurde evenmin opsporingsverzoeken uit, tenzij het een crimineel betrof. Dus moest informatie uit andere bronnen komen.

Ik had al een verzameling losse puzzelstukjes met feiten. Vervolgens heb ik de toenmalige gebeurtenissen gecombineerd met Johannes’ sociale en economische positie. Er waren bijvoorbeeld signalen dat hij financiële problemen had. En er werden jaarmarkten gehouden in Den Haag. Het is dus aannemelijk dat hij daar goederen wilde verkopen om aan geld te komen. Bovendien stuitte ik in de betreffende periode op een onbekende overleden man. Zijn kleding staat mooi beschreven. Die informatie heb ik weer nagetrokken in het TextielMuseum in Tilburg. Want droeg iemand een pet of een hoed, dan kon dat iets zeggen over zijn status.

Het onderstaande verhaal over mijn verdwenen voorvader Johannes Poptie bevat aannames en hiaten. Toch meen ik hem anderhalve eeuw na dato te hebben gevonden. Dat dank ik aan cruciale archiefstukken, het interview met een nakomeling, en een familieverhaal.

Jeugd en werkzaamheden
Johannes is het enige kind van Johannes Poptie senior en Susanna Geestman. Hij komt pas 5 ½ jaar na hun trouwdatum ter wereld, wat erg ongebruikelijk is. Was er een medische reden voor het uitblijven van kinderen? Het is de vraag hoe stabiel de relatie van Johannes en Susanna was in deze periode. Uiteindelijk houdt hun huwelijk geen stand, maar dat blijkt pas veel later. De kleine Johannes wordt op 29 oktober 1797 gedoopt in de Hooglandse kerk in Leiden.

Over zijn vroege jeugd is vrijwel niets bekend. Nederland is in de Franse tijd (1795-1813) een vazalstaat van Frankrijk en vanaf 1810 een onderdeel van het Eerste Franse Keizerrijk. Mogelijk klinkt de Franse taal hem wel bekend in de oren. Hij is namelijk afstammeling van een Hugenoten-familie uit Sedan en zijn opa was lid van de Waalse kerk. Vader Johannes laat zich in 1811 registreren op de Index Liste Civique als ‘garçon teinturier’, ofwel lakenverversknecht.

Johannes groeit op aan de Klei- of Galgstraat. Dit is de weg naar het vroegere galgenveld even buiten de singels en heet nu Morsstraat. Net als zijn vader, wordt hij lakenverver van beroep (1818). Het jaar daarop is Johannes greinwever en later werkt hij als dekenstrijker, vellenploter of vachtenbloter. Deze beroepen zijn specialismen binnen de strak gereguleerde Leidse lakenindustrie.

Echtgenoot en vader
Kort voor zijn 22ste verjaardag trouwt Johannes Poptie op 21 oktober 1819 met Jansje van Wijk. Zij is 21 jaar oud en komt eveneens uit een familie van lakenwerkers. Met name haar neven Willem Frederik en Thomas van Wijk zijn lokaal bekend als firmanten van de Leidse wollendekenfabriek Gebroeders Van Wijk en Co.

Een maand later blijkt dat dit huwelijk een moetje was. Want al op 20 november 1819 wordt hun oudste zoon Johannes geboren. Daarna volgen ongeveer elke twee jaar nog zeven kinderen, tot de laatste in 1834 ter wereld komt. De eerste vier kinderen zijn zonen. Johannes, Dirk, Frans Gerrit en mijn voorvader Willem Frederik groeien op tot volwassen mannen. Van de volgende drie meisjes en een jongen overleeft alleen Margaretha Catharina Wilhelmina Poptie haar babytijd.

Al die jaren woont het echtpaar Johannes Poptie en Jansje van Wijk met hun kinderen in de Klei- of Galgstraat (Morsstraat). Johannes’ ouders wonen ook nog in die straat, maar zij scheiden in 1829. Johannes senior trekt daarna bij het gezin van junior in, samen met een inwonende jonge schoenmaker. En moeder Susanna Geestman woont vlakbij op een ander huisnummer.

In de jaren 1830 - 1834 neemt Johannes als betaalde plaatsvervanger dienst bij de Leidse stadsschutterij. Deze schutterij wordt gerekruteerd uit de plaatselijke mannelijke bevolking en verdedigt tot 1901 de eigen stad. Ook kunnen de mannen worden ingezet voor handhaving van orde en rust. Een koopman besteedt zijn tijd liever aan winstgevende zaken dan aan zo’n dienst. Daarom huurt hij op eigen kosten een vervanger in, die in oktober 1830 wordt afgewisseld door Johannes Poptie.

Woningbezit en een hypotheek
In 1839 verhuist het gezin naar een koopwoning op de Middelstegracht nabij de Groenesteeg. Vrijwel de hele buurt leeft van de lakenindustrie en er wonen familieleden van Jansje van Wijk. Johannes Poptie koopt het pand voor ƒ 1.000,00. Dit bedrag geeft wel aan dat het meer dan een eenvoudig wevershuis moet zijn geweest. In hun directe omgeving staan overal rijen wevershuisjes. Rond die tijd neemt de mechanisatie van het lakenproductieproces snel toe. Steeds meer wevershuizen wijken voor fabrieken.

De beroepen van Johannes wekken de indruk dat het echtpaar een sober bestaan heeft. Toch hoeft Johannes geen lening af te sluiten om de koopsom te voldoen wanneer hij in 1839 het pand koopt. Mogelijk regelde hij onderhands iets met zijn schoonfamilie. Drie jaar later, in 1942, dient de woning wel als onderpand voor een lening van ƒ 630,00 tegen 5% rente. Een Amsterdamse koopman verstrekt dat bedrag.

Een dubieuze rol bij een gênante affaire
In die periode duikt er een saillante kwestie op. Echtgenote Jansje van Wijk is de dochter van Dirk van Wijk en Margaretha ‘Grietje’ Dee. Dirk van Wijk was lang werkzaam in de lakenindustrie en hij handelt op bescheiden schaal in onroerende goed. Vanaf 1826 zijn Dirk en Grietje binnenvader en -moeder van het Minnehuis. Het Minnehuis was oorspronkelijk bedoeld als bejaardenhuis. Al gauw worden ook gebrekkige stadsgenoten, daklozen en zelfs enkele wezen opgenomen.

De notulen van het bestuur van de Nederlands-Hervormde Diaconie geven een prachtig beeld van de werkzaamheden van de binnenvader en –moeder. De schoonouders van Johannes Poptie wonen intern en verhuizen in 1828 met alle bewoners naar de nieuwbouw in de Kaarsemakerstraat. Grietje Dee overlijdt op 27 mei 1840, waarna Dirk van Wijk tot 1 mei 1841 binnenvader blijft. Dochter Jansje van Wijk helpt in die periode haar vader met de ‘vrouwelijke’ taken van haar overleden moeder. Daar hoort het toezicht in de keuken bij.

Alles lijkt naar behoren te gaan, tot 8 januari 1841. Dan heeft het bestuur van de diaconie klachten ontvangen over ontvreemding en wegbrenging van levensmiddelen uit het gesticht. Beschuldigende vingers wijzen naar binnenvader Dirk van Wijk.

Een onderzoekscommissie gaat aan de slag en ontdekt wat er speelt. Namelijk dat Grietje Dee haar kinderen, onder wie dochter Jansje van Wijk jarenlang levensmiddelen toestopte, op kosten van het Minnehuis. Ze ontvreemde volgens zeggen ‘kaarn- en zoetemelk, boontjes, rijst, grutten, vleesch, gekookt en ongekookt, soep, brood en wat dies meer, als mede dove- en steenkolen.’ Ook dochter Jansje van Wijk zette deze traditie voort en haar zoon Johannes Poptie op de Herengracht was een van de ontvangers.

Het bestuur besluit onder andere ‘de voorgemelde vrouw Poppetie dit gesticht te doen verlaten, en wel uiterlijk voor morgen namiddag ten vier ure, met verbod van nimmer, of haar man of haar kinderen in het huis of bij de vader te mogen weder komen.’ Overigens beweert Dirk van Wijk ten stelligste van niets te hebben geweten. Hij redt er zijn eer mee, maar uiteindelijk niet zijn baan.

Losse zeden
Johannes Poptie en zijn Jansje van Wijk namen het dus niet zo nauw. Was de verleiding te groot of werd Jansje gedreven door serieuze problemen? In december 1841 koopt Johannes voor hun dan nog minderjarige zoon Johannes het pand aan de Herengracht. Hij neemt het voor ƒ 1.000 over van de familie Van Wijk. We zagen al dat Johannes Poptie in april 1842 een hypotheek op zijn woonhuis aan de Middelstegracht moest afsluiten. Een paar maanden later trouwt de oudste zoon Johannes.

Johannes junior is dan kleermaker en heeft ook al een kindje van drie maanden oud. Kennelijk is vrijen voor het huwelijk een familietraditie. Tussen 1845 en 1858 trouwen ook de andere volwassen geworden kinderen Frans Gerrit, Willem Frederik, Margaretha Catharina Wilhelmina en Dirk Poptie. Daarbij komen drie zogenoemde voorkinderen aan het licht.

Financiële perikelen
Jarenlang woont Johannes Poptie met zijn gezin op de Middelstegracht. Op 13 juli 1852 echter, verkoopt hij de gezinswoning op de Middelstegracht aan zoon Dirk Poptie. Dan blijkt dat er in 1852 nog een restschuld van de hypotheek openstaat ad ƒ 250,00. Johannes had die lening al in 1849 moeten aflossen. Bovendien verliezen hij en zijn vrouw Jansje bij de transactie ƒ 500,00, vergeleken met de oorspronkelijke aankoopwaarde. Blijkbaar kunnen ze niet aan de hypotheekvoorwaarden voldoen en is die verkoop echt een noodgreep. Zoon Dirk neemt de hypotheekschuld over en betaalt zijn vader ƒ 250,00 contant.

Onverklaarbare afwezigheid
Maar hoe zit het nu met dat familieverhaal over een verdwenen Poptie-voorvader? Wanneer dochter Margaretha Catharina Wilhelmina Poptie in september 1854 trouwt, zien we eindelijk de eerste concrete aanwijzing. Want vader Johannes is op dat belangrijke moment afwezig. Het gemis moet pijnlijk zijn voor de verzamelde familie, daar in het Leidse stadhuis.

Akte 177, 13-09-1854.
Joseph Hanno, zoon van Joseph Hanno en Maria Nieuwdorp, warmoesier, 41 jaar, trouwt met Margaretha Catharina Wilhelmina Poppetie, jongedochter, 20 jaar, zonder beroep, geboren te Leijden op 04-08-1834, wonende op de Haarlemstraat, ‘minderjarig dochter van Johannes Poppetie, afwezig en Jansje van Wijk, zonder beroep, wonende op de Haar-lemmerstraat, zijnde alhier tegenwoordig en toestemmende, tevens verklarende dat genoemde Johannes Poppetie sedert geruimen tijd zijne woning heeft verlaten, zonder dat het bekend is waarheen hij zich begeven heeft en alzo geacht moet worden in de onmogelijkheid te zijn, zijnen wil in dezen te verklaren.’ Getuige is onder andere Johannes Poppetie, oud 34 jaar, kleedermaker, wonende op de Heeregracht, broeder der bruid.

Twee maanden later trouwt ook zoon Frans Gerrit Poptie. De ambtenaar van de burgerlijke stand vermeldt op 15 november 1854 slechts ‘afwezig’ achter de naam van vader Johannes Poptie.

Talloze vragen
Johannes Poptie vertrekt op een dag van huis en zijn vrouw weet niet waarheen. In de huwelijksakte van zijn dochter staats niets over handelswaar of een tocht naar Den Haag. Dat zijn toch belangrijke elementen in het familieverhaal. Waarschijnlijk houdt de ambtenaar het gewoon kort en bondig. Of weet Jansje helemaal niets over de beweegreden en plannen van haar man? Misschien klopt er weinig van het doorvertelde familieverhaal en zonder betrouwbare informatie kun je wel honderd vragen stellen.

Haar positie als verlaten vrouw is weinig aantrekkelijk, want hoe moet ze in haar levensonderhoud voorzien? Na de verdwijning van Johannes trekt Jansje vermoedelijk in bij haar broer Dirk van Wijk op de Haarlemmerstraat. Daar woont ze als onderhuurster met haar jongste dochter in september 1854. Dirk is stadsbode en heeft jaren eerder mede dankzij haar ‘voedselhulp’ uit het Minnehuis ontvangen.

Johannes Poptie verdwijnt dus ergens tussen 13 juli 1852 en 13 september 1854. Hij en Jansje zijn dan halverwege de vijftig en alleen hun dochter woont nog thuis. Johannes heeft vermoedelijk regelmatig werk, maar wisselt wel van beroep. Van 1828 tot en met 1952 is hij jarenlang vachtenbloter. Behalve in 1849, wanneer hij als wever werkzaam is. Toch moet hij het woonhuis op de Middelstegracht noodgedwongen verkopen. Drijft geldgebrek hem naar Den Haag?

Volgens het verhaal gaat Johannes met handelswaar op pad en mogelijk wil hij geweven stof verkopen. Als een wever in die tijd foutjes maakt, moet hij namelijk zijn weefsel tegen kostprijs van de fabriek overnemen. Misschien zit hij met dergelijke lappen opgescheept. Maar eigenlijk kan de genoemde handelswaar uit elk ander artikel bestaan. Evenmin is na te gaan of Johannes samen met een oom of broer reist, of alleen. En reist hij wel naar Den Haag? Een politierapport over zijn vermissing ontbreekt, voor zover bekend. Daarom is elke theorie denkbaar.

Volgens Engelse detectiveseries is geld meestal de beste leidraad. Werd Johannes na verkoop van zijn handelswaar dronken gevoerd, beroofd en vermoord? Heeft hij zelf een misdaad gepleegd en keerde hij daarom niet naar huis terug? Was zijn vrouw hem zat? Of verkocht Johannes het huis voor een stiekem gepland vertrek? De kans bestaat dat hij er met ƒ 250,00 contant geld vandoor ging om financiële perikelen te ontlopen.

Een ding is zeker. In december 2000 vertelde Frans Poptie (1918 - 2010, violist) mij tijdens een interview dat Johannes Poptie van een borreltje hield. Daardoor heeft hij ‘het hele hebben en houden verdronken’ en raakte hij in onmin bij de familie Van Wijk. Uiteindelijk is de relatie met zijn schoonfamilie verbroken vanwege zijn gedrag.
Zijn vrouw en kinderen hadden dus heel wat met Johannes te stellen. Zeer waarschijnlijk speelde drankzucht en geldproblemen een grote rol ten tijde van zijn verdwijning.

Een poging tot reconstructie
Wat er ook is gebeurd, elke optie is aannemelijk. Behalve dat het overgeleverde verhaal niet zomaar de ronde deed binnen de familie. Het bevat waarschijnlijk een kern van waarheid, en wel hierom.

Vroeger werd in Den Haag in de eerste week van mei de jaarmarkt gehouden. Daar kwamen mensen van heinde en verre op af. Verder was er een mei kermis op het Buitenhof. In 1887 besloot het Haagse gemeentebestuur de kermis op te heffen, omdat die vaak aanleiding gaf tot relletjes en bandeloosheid. Den Haag was in 1854 een stuk groter dan Leiden; er woonden 70.000 mensen in de Hofstad. Als Johannes lakens wilde verkopen, dan was de jaarmarkt een ideale gelegenheid. Net als voor dieven en kwakzalvers, overigens.

Stel nu dat Johannes inderdaad is beroofd en vermoord. Dan moet zijn lichaam vroeg of laat ergens opduiken. Als van een overleden man geen identiteit bekend was, dan werd in het overlijdensregister genoteerd: ‘onbekend manspersoon’ of ‘N.N.’. Een zoektocht naar gestorvenen zonder naam van 1851 tot 1855 leidt in Den Haag en omgeving naar een bonte verzameling personen. De gevonden arme sloebers, drenkelingen, exotische figuren, verschoppelingen en matrozen vol tatoeages zijn beslist een apart onderzoek waard.

Of Johannes ertussen staat, blijft een vraag. In elk geval waren onbekende doden wel tamelijk zeldzaam. In Den Haag werden slechts vier onbekenden in tien jaar tijd aangemeld. Zou de onderstaande manspersoon onze Johannes Poptie kunnen zijn?

Den Haag, overlijdensakte 685. Onbekend manspersoon.
Op 4 mei 1854 verklaren voor de Burgerlijke stand in ’s Gravenhage ‘Cornelis Hermanus Vrouwenvelder, oud 42 jaren en Hendrik Verboom, oud 41 jaren, dienaren van policie beiden wonende alhier, dat een onbekend manspersoon op den eersten dezer, des morgens ter half zes ure was overleden alhier, oud naar gisfing zestig à vijfenzestig jaren, haar en baard grijs blond, oogen blaauw, neus en mond gewoon, bijna tandeloos, gekleed met donker laken pet, blaauw lakens rok, blaauw laken vest met bombazijnen mouwen, blaauw gestreept boezeroen; (:ongemerkt:) [zonder naametiket], bruin pilow broek, zwarte sayette sokken, en schoenen.’

Dit bericht biedt meerdere passende aanknopingspunten. Zoals bekend, is Johannes Poptie in september 1854 al geruime tijd afwezig. Dat kan kloppen, want volgens deze akte zou hij dan 4 ½ maand of langer afwezig zijn.

Dan zijn uiterlijk. Blond haar en sprekende blauwe ogen komen in deze familie bij de huidige generatie vaak voor. Johannes’ uiterlijk is niet beschreven in een huwelijksbijlage, maar wel dat van zijn oudste zoon. Johannes junior had een ovaal gezicht, rond voorhoofd, grijze ogen en blond haar.
In mei 1854 was Johannes Poptie 56 jaar oud. Mogelijk leek de man ouder door zijn ontbrekende tanden, een ongezonde leefstijl of een ziekte. De medische wetenschap stond nog in de kinderschoenen. Wellicht verloor Johannes een deel van zijn gebit tijdens vecht- of valpartijen terwijl hij stomdronken was. Bovendien zien alcoholisten er vaak ouder uit dan ze in werkelijkheid zijn.

De beschreven kleding is ook een belangrijk aanknopingspunt. In die tijd kon men aan kleding de maatschappelijke positie van de drager aflezen. Een lakenwerker zoals Johannes kocht een deel van zijn kleding op de tweedehandsmarkt. Mogelijk droeg hij eveneens overgenomen of geërfde kleren van de familie Van Wijk. Zijn kleding was vermoedelijk hier en daar versteld en een beetje uit de mode. Hoe ouder de kleding, hoe meer verstelwerk, slijtageplekken en vlekken. Een zeer arme man had vaak maar één set, gemaakt van de goedkoopste stoffen.

De staat van zijn kleding is niet beschreven. Wel is bekend dat de onbekende man gekleed ging ‘met donker laken pet, blaauw lakens rok, blaauw laken vest met bombazijnen mouwen, blaauw gestreept boeze¬roen, bruin pilow broek, zwarte sayette sokken, en schoenen.’

Al deze stoffen werden in Leiden gemaakt. Met name het laken was een dure stof van prima kwaliteit waar Johannes tegen kostprijs aan kon komen. Bombazijn, ook genoemd pilo, is een goedkoper katoenen weefsel. Dit was geschikt voor werkkleding. Vooral de lakense jas (rok) zal kostbaar zijn geweest. Afgezien van het vest, komt de genoemde kleding nauw overeen met de door een zekere arts Van Hengel beschreven garderobe van een fabrieksarbeider uit een iets latere periode.

Volgens de akte had de onbekende man schoenen aan. Arbeiders liepen (zeker door de weeks) op goedkopere klompen. Maar op zondag of bij speciale gelegenheden droegen ze schoenen of laarzen, als ze die bezaten. Johannes heeft zich voor de tocht naar Den Haag vermoedelijk netjes uitgedost.

Tatoeages of eventuele littekens worden gewoonlijk in deze akten vermeld, evenals aangetroffen bijzondere bezittingen of papieren. Deze man zag er gewoon uit en droeg geen belangrijke documenten (meer) bij zich.

Over de doodsoorzaak is niets bekend. In de overlijdensakte staat: ‘’s Morgens ter half zes ure was overleden alhier.’ Kennelijk leefde de man nog toen de politie hem aantrof of bij hem werd geroepen. Eventuele verwondingen beschreef men doorgaans, maar bleven hier onvermeld.

Wat een leven
Welbeschouwd maakt Johannes Poptie het nodige mee in zijn leven. Hij wordt geboren als enige kind van een echtpaar dat later gaat scheiden. De sfeer is thuis vermoedelijk niet best. Vanaf zijn jeugd verricht hij zwaar of eentonig werk in de Leidse textielindustrie. Dit kan hij enkele jaren onderbreken door als vervanger dienst te nemen bij de stadsschutterij.
Intussen leert hij Jansje van Wijk kennen en prompt raakt zij zwanger. Johannes en Jansje zijn 21 jaar oud wanneer zij hoognodig moeten trouwen. Vervolgens krijgen ze het ene na het andere kind. Acht in totaal, waarvan er vijf opgroeien.
Dat zijn heel wat monden om te voeden. Ontvreemdt Jansje daarom voedsel van haar vaders’ werkgever, het Leidse Minnehuis? Het schandaal komt uit en de oude Van Wijk raakt zijn baan kwijt. Het zal de onderlinge verhoudingen geen goed hebben gedaan.
Sowieso zijn de zeden losjes in het gezin van Johannes en Jansje, want twee zonen erkennen drie buitenechtelijke kinderen wanneer zij trouwen. Ondertussen wordt Johannes al wat ouder en het leven valt hem vermoedelijk zwaar. Er zijn geldproblemen en hij raakt aan de drank. Of hij drinkt te veel en verspeelt daardoor zijn geld, dat kan ook.
Wat er in 1854 precies gebeurt, zal wel voor eeuwig een raadsel blijven. Maar feit is dat Johannes verdwijnt, dat hij volgens zeggen met handelswaar naar Den Haag gaat, en dat daar tijdens de jaarmarkt een onbekende man overlijdt. Was het Johannes Poptie? Moest mijn voorvader dan zo eindigen?

Nasleep
Thuis in Leiden vraagt Jansje zich vertwijfeld af waar haar man uithangt. De politie kan haar niet helpen. Die spoort rond 1854 alleen criminelen en gevluchte gevangenen op. In Leidse en Haagse kranten ontbreken berichten over Johannes’ verdwijning. Misschien hebben zijn zoons nog naar hem gezocht. Hoe dan ook, hij keert nooit meer terug. Vijf jaar na zijn verdwijning sterft Jansje in het huis van haar hoogbejaarde vader. Ze is dan 61 jaar oud en al haar kinderen zijn getrouwd.

Leiden, overlijdensakte 839 Jannetje van Wijk.
Op 06-09-1859 verklaren J. van der Horst, bekende, 36 jaar, aanspreker en Jan Hendrik Carlier, bekende van de overledene, 40 jaar, aanspreker, Hooglandsekerkgracht, dat op 05-09-1859 op de Oude Rijn is overleden ‘Jannetje van Wijk, geboren te Leiden, 61 jaar oud, geen beroep, gehuwd met Johannes Poptie, dochter van Dirk van Wijk, zonder beroep, wonende alhier op de Oude Rijn en van Grietje Dé, overleden.’

Als kleindochter Johanna Jacoba Hanno in 1889 te Leiden in het huwelijk treedt, verklaart zij onder ede ‘zich geen overlijdensacte, noch acte van bekendheid, omtrent het overlijden van haren grootvader van moederszijde te hebben kunnen verschaffen.’

Voor het begin van de twintigste eeuw overlijden alle gezinsleden. Met hen verdwijnt iedere aanwijzing over de ware toedracht voor de vermissing van Johannes in het graf.

Bronvermelding
De volledige bronvermelding staat op de website Familiesporen in het pdf-bestand ‘Generatie 4 t/m 11 Poptie – Paupetit’. Een uitvoerig verslag over de kwestie in het Minnehuis kunt u lezen op Familiesporen bij generatie 6 Van Wijk in het pdf-bestand ‘Generatie 06 – 08 Van Wijk’.

Over de auteur

Karin van Veen verricht sinds 1996 (historisch) onderzoek en schrijft non-fictieverhalen. Zij is beheerder van de website Familiesporen en eigenaar van Verhalenbureau Van Veen.
kaart