Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Roerige tijden 1

  • Genealogie
  • Hillegom
  • Gebouwen

Een Leidse burger ten tijde van Albrecht van Beieren

Vooraf
Ik ben geboeid door de geschiedenis van Holland tussen de invallen van de noormannen tot het moment dat het land aan de habsburgers komt.
Ik heb in een week zonder een uitgebreide verkenning geprobeerd een beeld van het einde van de 14 e eeuw in leiden op te roepen.Ik wil het nog wel eens wetenschappelijker aanpakken, en bijv Froissart raadplegen. Voorlopig heb ik
wat de bedoeling was – een verhaal-


Roerige Tijden deel 1

zomer 1392

Met een wijds armgebaar groette Willibald de poortwachter. Hij gaf zijn paard de sporen en reed langs het Galgewater richting Voorschoten.
Willibald Florenszoon was een Leidse poorter van goede huize. Zijn vader was meerdere malen burgemeester geweest en een broer had het al tot schepen gebracht. Ondanks zijn veertig jaar was hij nog een vrije vogel zonder duidelijk beroep. Met zijn paard doorkruiste Willibald heel Rijnland en had zo veel mensen leren kennen. Eigenlijk was hij een soort makelaar avant la lettre, die bemiddelde tussen lieden die iets aan te bieden hadden en mensen die iets nodig hadden. Daarbij kon het evengoed gaan om een boerenbedoening, een koppel ossen of fraaie sieraden maar ook om het zoeken naar een veel belovende leerling voor de steenhouwer. Meestal waren het zaken die het daglicht goed konden verdragen, maar af en toe werd er een oogje dicht geknepen. Wat wil je ook in een tijd waarin hoge heren alsmaar meer tol, tienden, accijnsen en cijnsen wilden hebben ?

Bij ter Wadding kwam uit de richting Voorschoten een vreemde stoet aanrijden. Voorop werden omfloerste vaandels gedragen. Twee tamboers gaven de maat aan. Willibald ging er niet op af maar reed door in de richting Valkenburg. Eerst op een veilige afstand liet hij zijn paard stoppen en dorst hij te kijken wat er aan de hand was. Je weet het immers nooit. Om een kleinigheid kunnen soldaten zich kwaad maken en een degen heb je dan al gauw tussen je ribben zitten.
Deze stoet moest de rouwstoet voor Aleid van Poelgeest zijn, het liefje van Heer Albrecht die in den Haag was vermoord. Een detachement cavalleristen met het wapen van Holland op de kurassen vormde het escorte. De lijkwagen was afgedekt met groen en bloemen. Merkwaardig was dat er geen karos meereed. Er waren slechts twee open wagens met banken waarop alleen vrouwen zaten.
Willibald zag de stoet na, toen deze langs de Rijndijk op de stad af ging. Zelf zette hij de reis voort in de richting van Katwijk. Daar woonde op kasteel 't Sand Philips van Wassenaar, burchtheer van Leiden. Het gerucht ging dat deze Philips een hand in de moord had gehad.
Nog voor onze ruiter in Valkenburg was rook hij een sterke brandlucht. Al gauw was er aan de horizon een rode vuurgloed te zien.Het zou best kunnen dat soldaten van de landsheer met een wraakactie bezig waren. Maar natuurlijk kon er ook gewoon een hooiberg in de brand staan.


Bij het Valkenburgse veerhuis was een man in de tuin aan het werk. "Kunt U me overzetten" vroeg Willibald," want ik geloof niet dat het slim is om naar Katwijk te rijden". De man liet zijn planten voor wat ze waren en slofte naar de boot. De ruiter sprong van zijn paard en liet het dier instappen . Even leek het een hachelijk avontuur, want de boot schommelde vervaarlijk, maar het liep goed af. De veerman roeide naar de overkant." Het brand lekker he?" Hij zei dat het best mogelijk was dat de brand een wraakactie van Albrecht was. Sinds die verliefd werd op mooi Aeltje waren de Hoeken niet meer in tel. De Wassenaers, Polanens van Duyvenvoordes en nog anderen raakten zo gaandeweg hun mooie baantjes kwijt. Iedereen denkt dat zij de hand in de moord hebben gehad ."Dat is dan twee stuivers" was het slot van zijn monoloog.
Willibald besloot maar weer terug te rijden naar Leiden. Op een dag dat er een begrafenisstoet door het land trekt en de landsheer mogelijk met wraakplannen rond loopt kan een vrije vogel zich maar beter gedeisd houden.
"Halt, van welke partij bent U Heer? Zijt gij een Hoek of...." Uit het struikgewas waren een paar mannen gewapend met stokken op de weg gesprongen. De ruiter reageerde onmiddellijk. Hij gaf het paard de sporen. Het dier sprong vooruit. Een van de schelmen kreeg zelfs een stevige trap en rolde in het groen. " "De groeten van een vrije burger" riep Willibald nog en zette zijn reis met spoed voort.

De Blauwpoort was open. De ruiter reed het binnenplein op.
"Nee, wie we daar hebben, Heer Willibald, onze vrije vogel. Nog steeds niet in de kerker?" Het was de cynische begroeting door schout Jacob van Oudelant die daar toevallig met zijn rakkers aanwezig was. " Wacht maar mannetje, ik krijg je nog wel ". De schout leek het verder bij woorden te willen laten. Onze ruiter zwaaide daarom maar met zijn muts ten afscheid en reed door. Hij dacht: " mij zul je niet veel meer maken. Het is uitgelekt dat je het schoutambt hebt gekocht. En nu is
je broodheer ook in ongenade gevallen".
Hij gaf zijn paard de sporen. In galop ging het via de Kleiweg, de Hooglandse kerkgracht op. Bij de Pancras hield de ruiter in. Er werd hard gewerkt. De muren van het schip waren gesloopt. Hoge pilaren kwamen er voor in de plaats. De nieuwe buitenmuren begonnen al zichtbaar te worden. Bouwgezellen met kruiwagens liepen op en neer door de Beschuitsteeg om bouwmaterialen te halen uit schuiten die in de Nieuwe Rijn lagen.
Naast de Karnemelksbrug lagen Delftse schuiten met bier. De cijnsmeester was met zijn assistenten druk in de weer om de invoerbelasting vast te stellen. Willibald kende hem goed. Lachend riep hij: " Arendt hou je het voor ons nog een beetje betaalbaar?" Weer zwaaide hij met zijn muts en reed langs het Gangetje de stad uit.



De herberg "de Zwarte Zwaan" stond buiten de Rode Poort op de Hogewoerd. Het was een fraai vakwerkgebouw met zwarte binten en witte muurvlakken. Voor de ramen hingen dikke donkerbruine luiken. Achter het huis was een grote stal, waar een hoge tas met hooi stond. Willibald bond zijn paard vast aan een van de muurringen bij de stal en liep via de zijdeur de gelagkamer in. Het was een grote ruimte waar maar weinig licht van buiten doordrong. Er stonden lange rijen tafels en banken. Hier en daar flakkerde een kaars. Willibald installeerde zich achter de tafel die het dichtst bij de keuken stond. "Welkom Heer", begroette de waard zijn gast. "Wat drinken?". Zonder het antwoord af te wachten zette hij een stenen beker en een kan bier op tafel. " Delfts bier, binnen de poorten is dat niet meer te betalen".
De waard ging tegenover zijn gast zitten en keek hem langdurig aan. " De begrafenisstoet gezien?, Ik vrees dat het voor ons weinig goeds brengt". Willibald bleef zwijgen. " Ja eerst was ze hofdame aan het hof van Albrecht, maar toen zijn vrouw overleed heeft hij ze als liefje genomen.
De gasten in de herberg hadden kennelijk veel verhalen over het Haagse hof verteld en de waard wist ze vlot na te vertellen.
Aleid zou de landsheer aardig ingepalmd hebben. De cadeautjes waren niet van de lucht. Een villaatje op het Haagse buitenhof, een leuk optrekje voor haar Pa, een schenking voor broertje die op zwart zaad zat, en vooral veel leuke feestjes. En die feestjes waren het probleem, want alleen Kabeljauwse families mochten langskomen. De Wassenaars, Duivenvoordes, Polanens om maar wat te noemen hadden het nakijken. "Maar", en de waard ging nu fluisteren:" ze namen het niet, op 21 september is ze doodgestoken op het Buitenhof. En dat was gewoon een afrekening".
" Wat je zegt" sprak de stilletjes binnengekomen bezoeker die ze niet hadden opgemerkt. Het was de bakker die vers brood kwam brengen.
" Kijk eens, heerlijk vers brood, nu blijft U toch wel eten Heer Willibald ?" "Vooruit maar", was het antwoord," en nog wat bier, ook voor de bakker". Terwijl de waard zich terugtrok in de keuken schoof de bakker aan tafel dichter naar onze ruiter toe. "Het meel begint onbetaalbaar te worden. Van Wassenaar heeft de maalrechten weer verdubbeld." De bakker vroeg zich af of Willibald geen oplossing wist om flink wat gemalen graan belastingvrij de stad in te krijgen. Deze dacht dat er wel wat te versieren was, maar kon nog geen toezeggingen doen. De waard zette een stevige bonenschotel op tafel,die na de lange rit goed smaakte.
Goed doorvoed verliet Willibald de "Zwarte Zwaan". Hij besloot zijn huis op de Voldersgracht maar op te zoeken. Voor het zover kwqm moest hij eerst nog wachten op de uitrukkende schutterij. Een groep van vijftig man met hun zware bogen over de schouders marcheerde van de Sint Jorisdoelen naar de Breestraat. De schutters, zo werd verteld, waren op weg naar den Haag, want Albrecht had het recht om van de steden militaire steun te eisen.
" He, Heer Willibald" riep een van de kijkers: "heb je het gehoord van manke Nelis vanmiddag? Toen de lijkstoet voorbij trok riep hij Ael je hebt je verdiende loon". Een rakker heeft hem meegenomen. "Als hij ooit nog loskomt" profeteerde de toeschouwer," heeft hij twee manke beentjes".
Willibald keek hem aan en dacht : "Het is genoeg voor vandaag"

kaart