Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: En Salicht Leiiden

  • Leiden
  • Geschiedenis voor 1500
  • Geschiedenis 1500-1600
  • Gebouwen

Gevelteken Vrouwenkerkhof


GT_1070


Foto W. Devilee

Deze steen is afkomstig van de gevel het stadhuis van Leiden welke tijdens een grote brand in 1929 grotendeels werd verwoest.
In 1982-83, tijdens de restauratie van de muren van de ruïne van de Vrouwenkerk op het Vrouwenkerkhof, werd de steen, in het oostelijke gedeelte van de muren, herplaatst.

'En Salicht Leyden' is het tweede gedeelte van een bede die waarschijnlijk door toedoen van Jan van Hout op de gevel van het stadhuis terecht is gekomen;

'Bewaert Heer Hollandt' (Behoud, Heer, Holland)
'En Salicht Leiiden' (En zegent Leiden).

De tekst is verdeeld in twee cartouches die omlijst worden door rolwerkmotieven.
De woorden waren ‘geschreven, geteyckent ende vergult’ door Pieter Bailly; dit blijkt uit zijn eigen aantekening van 17 augustus 1597. Kopieën van de catouches zijn te zien onder de topgevel van het stadhuis aan de Breestraatzijde.

Al in de 15e eeuw stond er een klein stadhuis in aan de Breestraat. De gevel was met kantelen, weergangen en spietorens in witte Gobertange steen opgebouwd zoals blijkt uit een afbeelding in het 'Chaertbouck' van v. Dulmenhorst (1588).
Na het beleg van Leiden raakte de gevel meer en meer in verval tot in 1595 aan Lieven de Key, stadssteenhouwer van Haarlem, de opdracht werd gegeven een nieuw ontwerp te maken. Jan van Hout heeft zich zeer waarschijnlijk met de vormgeving van de nieuwe gevel bemoeid en het is misschien aan hem te danken dat deze bede in de decoraties werden gepast.
De uitvoering van het werk werd opgedragen aan Lüder (Lothar) von Benthem te Bremen. Hij was niet alleen de leverancier van het materiaal ( Bremer- of Oberkirchner zandsteen) maar ook de steenhouwer en bouwmeester.

Cornelis Schuyt (1557-1616), de Leidse componist en organist componeerde rond 1600 een 4-stemmige canon met deze twee zinnen; 'Bewaert Heer Hollandt' / 'En Salicht Leýden' ter ere van de stad Leiden.
Cornelis was de zoon van Floris Schuyt, organist van de Pieterskerk en de Hooglandse Kerk in Leiden. Hij maakte een studiereis naar Italië, waarschijnlijk met financiële steun van de stad Leiden. Bij zijn terugkeer in 1593, kreeg hij een aanstelling, naast zijn vader, in de beide Leidse kerken.
Zijn reiservaringen legde hij vast in zijn Primo libro de madrigali (Eerste madrigaalboek; uitgegeven in 1600) tevens schreef hij blij te zijn dat hij weer in Leiden was teruggekeerd. Dit zette Schuyt kracht bij met twee speciale composities: het openingsmadrigaal O Leyda gratiosa (O bevallig Leiden) en een canon met de tekst ‘Bewaert Heer Hollandt, 'En salicht Leyden’. Na de dood van vader Floris in 1601 werd Cornelis hoofdorganist. Hij stond tijdens zijn werkzame leven in hoog aanzien; hij werd begraven in de Pieterskerk.

In februari 1929, toen het zo koud was dat de Elfstedentocht werd vereden, werd het stadhuis verwoest door een grote brand.
'In den vroegen morgen van den 12den Februari 1929 te 4.25 u., werd aan den Hoofdpost van de Brandweer brand gealarmeerd in het Stadhuis aan de Vischmarktzijde. Met het oog op den strengen vorst, dien nacht ongeveer 18” C., en den opstekenden wind, waren met het oog op hieruit voortvloeiende moeilijkheden bij eventueel blusschingswerk voorzorgen genomen,
teneinde met de twee motorspuiten tegelijk te kunnen uitrijden.'

'Al spoedig kwam het bericht, dat het vuur reeds in den toren zat en vertoonden zich de
vlammen boven uit het dak van het Stadhuis. Het vuur verspreidde zich door het gebouw met ontzaggelijke snelheid.'

'Van het Stadhuis was niet veel meer over dan enkele kale muren en de geschonden voorgevel. In den namiddag en avond van 12 Februari werden, met het oog op gevaar van omvallen als het tram- en rijverkeer weder werd toegelaten, de drie nog aanwezige topgevels omvergehaald. Het restant van den voorgevel werd geschoord op de zwakkeplaatsen, terwijl een dubbele steiger voor een nauwkeurig onderzoek van den toestand over de geheele lengte
werd opgericht. De toren was geheel uitgebrand; slechts het muurwerk tot de eerste balustrade stond nog overeind.'

Het gehele verslag van de brand is te lezen in het Leids Jaarboekje 1930 blz. 41 ev., klik daarvoor hier.

De Leidse architect Van Heeswijk heeft honderden bouwfragmenten gered uit de puinhopen en uitgelegd in de Hooglandse Kerk. Daarbij werd duidelijk dat een reconstructie van de voorgevel eventueel mogelijk zou zijn. Later werden de bruikbare restanten van de gevel verzameld op het Pieterskerkhof.
Tegenwoordig is aan de kant van de Breestraat de reconstructie te zien van de oude renaissancegevel uit 1600 die ontworpen was door Lieven de Key.
Aan de achterkant, aan de Vismarkt, is te zien dat er van het oude stadhuis niet veel meer rest dan de gevel. In 1932 werd de nieuwbouw ontworpen door de architect C.J. Blaauw.
De brand had veel huizen aan de kant van de Vismarkt verwoest; men koos ervoor deze niet te herbouwen. De zo verkregen ruimte werd gebruikt voor een plein.
Wie een indruk wil krijgen hoe het stadhuis er voor de brand heeft uitgezien klikt hier om een artikel van de architect Jesse te lezen in het Leids Jaarboekje van 1936, blz. 33.
Een nog oudere beschrijving, uit de jaren '80 van de 19e eeuw, vindt u in het Leids Jaarboekje van 1945, blz. 167, klik hier.

De ruïne van de Vrouwekerk staat aan het Vrouwenkerkhof. Dit plein ligt tussen de Haarlemmerstraat en het Museum Boerhaave.
De Onze Lieve Vrouwekerk (voor de Reformatie zo geheten) was een 14e eeuwse gotische kerk die met de ingang aan de Haarlemmerstraat lag. In de Vrouwekerk lagen onder meer de Leidse hoogleraren Clusius en Scaliger begraven.
De kapel die ten oorsprong lag aan deze kerk dateerde uit ca. 1300 en lag in een gebied (Maredorp) dat onder de parochie van Oegstgeest viel. In het midden van de 14e eeuw werd de kapel vergroot tot een eenbeukige kerk.
In 1365 kreeg de kerk de status van parochiekerk en in 1406 werd hij verder uitgebreid tot een driebeukige kruiskerk. Hiermee was het de op twee na grootste parochiekerk van Leiden geworden.
Tijdens het beleg van Leiden raakte de kerk ernstig beschadigd door kanonskogels.
In 1584 werd het gebouw in gebruik genomen door de Hugenoten als Waalse kerk; erediensten werden door hen in het Frans gehouden. Ook de Pilgrimfathers maakten gebruik van deze kerk. Doordat veel Walen de stad weer verlieten in de loop van de 18e eeuw werd de Vrouwekerk steeds minder gebruikt. Het gebouw raakte in verval en de Walen gebruikten uiteindelijk alleen nog maar de kerk van het voormalige Catharinagasthuis aan de Breestraat als hun kerk.
Het waardevolle kerkorgel verhuisde in die tijd eveneens naar deze kerk. (G. Steevens- 1748, bouw van het orgel, P. Assendelft-1750, uitbreiding met 2e manuaal, R. van Arkel- 1819 overplaatsing)
De Vrouwekerk was zo bouwvallig geworden dat er geen diensten meer in gehouden konden worden. De kerk werd verkocht en grotendeels gesloopt; in 1837 stond alleen nog de kerktoren en wat resten van de muren overeind. In 1840 werd ook de toren gesloopt. Alleen de dakspannen werden hergebruikt voor de rooms-katholieke kerk aan de Langebrug.
Van de kerk zelf zijn alleen nog muurresten blijven staan.
De overblijfselen van de kerk hebben de status van rijksmonument.
Uit archeologisch onderzoek in 1979-1980, bleek dat de kerkfundamenten op houten palen nog intact waren. Er werden zelfs resten van de oorspronkelijke 14e-eeuwse kapel en de fundering van een altaar ontdekt.
In 1982-1983 werden de muurresten van de kerk gerestaureerd.
Ook werd de cartouche met de tekst "En Salicht Leiiden", afkomstig van de Leidse stadhuisgevel, ingemetseld in de oostgevel.

Bronnen:
Leids Jaarboekje 1930, De stadhuisbrand van 12 Februari 1929, blz. 41
Leids Jaarboekje 1937, Van zoeken en vinden (Restauratie stadhuisgevel), blz. 66
Leids Jaarboekje 1936, In Memoriam het Leidsche Stadhuis ..., blz. 33
Leids Jaarboekje 1937, In Memoriam het Leidsche Stadhuis. Aanvulling, blz. 102
Leids Jaarboekje 1940, De stadhuisgevel 1929-1939, blz. 97
Leids Jaarboekje 1945, Het Leidse Stadhuis omstreeks 1881, blz. 167
Leids Jaarboekje 1961, Over twee merkwaardige gevelstenen in het Leidse Stadhuis, blz. 60
Peter Gerritsen, De Waalse Kerk in Leiden, De geschiedenis van gebouw, gemeente en orgel, Delft 1992.

Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. Auteur: A. van Leeuwen. Zie verder colofon
kaart