Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: De leeuw met het wapen van Leiden

  • Leiden
  • Geschiedenis 1601-1700
  • Gebouwen

Gevelteken aan de Wittepoortkazerne, Noordeinde 2d

...
GT_2117 - foto links F. Beerenfenger

Wie vanaf de Haagweg over de Haagbrug, het Noordeindeplein en de Wittepoortsbrug de binnenstad nadert, ziet aan de westelijke muur van de voormalige Wittepoortkazerne (thans architectenbureau) een groot wit vlak met daarbinnen een wel heel apart gevelteken: een beeldhouwwerk, voorstellende een leeuw die het wapen van de stad Leiden vasthoudt. Om dit stuk fraaie beeldhouwwerk te zien is het zelfs wenselijk om het trottoir te verlaten, waar een bloemenkiosk het zicht ietwat belemmert, maar door het hek naar de parkeerplaats voor de Kweekschool voor Zeevaart te gaan, waar een onbelemmerd gezicht erop bestaat. Dan is ook te zien dat onder dat vlak nog een stuk stadsmuur te zien is, met nog net de aanzet van een paar schietsleuven van natuursteen. Waarom zit die leeuw met het wapen daar?

Het stuk beeldhouwwerk is fraai en dateert zo te zien uit de zeventiende eeuw, maar gezien de sierlijst aan de rechterkant moet het veel groter geweest zijn en aan de linkerkant, waar het wapen beschadigd is, hoort nog een tweede leeuw te zijn, die het wapen van zijn kant vasthield. Of er bovenaan en onderaan stukken weggezaagd zijn, bijvoorbeeld bij het uitbreken, of dat het indertijd uit meerdere stukken bestond, is nu wel niet meer vast te stellen. Als het een ongeveer vierkant geheel geweest is, moet het flinke afmetingen gehad hebben, bijna zo groot als het witte vlak.


Foto ELO

Het in 1985 verschenen Bodemonderzoek in Leiden. Jaarverslag 1984 van de Archeologische Begeleidings Commissie meldt (p. 23): “Tijdens de grondwerkzaamheden [tussen de Weddesteeg en het Galgewater] werd ook nog een aantal bouwfragmenten gevonden, o.a. een deel van een gevelversiering voorstellende een klimmende leeuw met de voorpoot rustend op de Leidse Sleutels. Het gevonden fragment zal worden ingemetseld in de westelijke muur van de Wittepoortskazerne, dus in de directe omgeving van de vindplaats.” En in het Archeologisch Jaarverslag 1988/1989 p. 25 wordt dit gemeld als gerealiseerd. De exacte vindplaats (ergens op de plek die nu Rembrandtpark heet) wordt dus helaas niet vermeld en ook op de vondstomstandigheden wordt niet ingegaan. Maar de hamvraag is natuurlijk: waar komt die steen vandaan en waarom is hij ooit op deze plek ‘gedumpt’?

...
Reconstructietekening uit 1987 (links, foto ELO) en compilatie (rechts) van het gehele beeldhouwwerk

Oude afbeeldingen van gebouwen in deze buurt waarop het gehele beeldhouwwerk te zien is, zijn niet bekend. Eerder kan afgestreept worden aan welke stedelijke gebouwen niet. Wel is bekend dat aan de (binnen) Witte Poort aan de stadszijde een fronton zat met daarop het wapen van Leiden, gehouden door twee leeuwen. Foto’s genomen kort voor de sloop van de poort laten zien dat het andere leeuwen waren, het jaartal 1650 zeer prominent aanwezig was en er geen ruimte voor de sierlijst was.


Fronton van de Witte poort (gesloopt 1865)

Het zal eerder een vrijstaand min of meer vierkant met sierlijst geweest zijn, en gezien de geschatte omvang alleen geschikt voor een heel groot muurvlak. Hoewel er behalve de stadspoort nog genoeg openbare gebouwen waren (de stadstalling uit 1665/8, de Pelicaanstoren, zelfs de Wittepoortsbrug) waarin het ingemetseld gezeten kan hebben, zou de poort toch wel het meest voor de hand liggen. De zware middeleeuwse poort is in 1650 gesloopt en vervangen door een redelijk eenvoudige classicistische poort, waar stadsarchitect Arent van ’s Gravesande dus in het fronton het stadswapen met leeuwen liet aanbrengen. Een plan om er een toren op te bouwen, zoals bij een visitekaartje van de stad toch wel hoorde, werd toen niet gerealiseerd, en ook niet in 1662, toen men die toren graag zag omdat daarin een klok gehangen zou kunnen worden, die even voordat de trekschuit naar Den Haag en Delft zou vertrekken, geluid kon worden voor late passagiers. Pas in 1735 werd de bovenbouw van de net afgebroken Blauwe Poort hier weer gebruikt, al zag het er wel een beetje anders uit. Wel werden de fraaie gebeeldhouwde friezen van die poort hier weer ingemetseld. Toen op 23 januari 1865 voor f 2531,-- de binnen-Witte Poort verkocht werd aan H. Jongenburger uit Noord-Waddinxveen, gebeurde dat onder voorwaarde dat die hem binnen 2½ maand gesloopt moest hebben en hij het uurwerk, de klokken, wijzerborden, windvaan en “al hetgeen waaraan door de gemeente oudheidkundige waarde mocht toegekend worden”, bij de gemeente inleveren. Zo zitten de friezen nog netjes ingemetseld in De Lakenhal. Zou de leeuw in die poort gezeten hebben, dan is het verklaarbaar waarom hij niet netjes ingeleverd is, maar ergens op het terrein begraven: het uitbreken is kennelijk niet zonder schade geslaagd. En wat doe je dan als de gemeente de beschadigingen kennelijk te groot acht: dumpen zo dicht mogelijk bij de plek waar hij vandaan komt. Dat geldt voor onverschillig op welke plaats het beeldhouwwerk gezeten heeft: waarom zou je eindeloos gaan slepen met zo’n enorme plaat loodzwaar natuursteen? Als je gedwongen werd het echt af te voeren, kon je het nog beter in duizend stukken slaan; natuursteen was vaak nog geschikt om er schuurpoeder van te maken, en grotere stukken konden nog gehakt en geslepen worden voor een tweede leven. Het zal dus wel gemakzucht zijn geweest.

Het beeldhouwwerk is heel fijn en doet sterk denken aan het Penshalpoortje aan de Breestraat uit 1607. Tal van details zijn (haast) overeenstemmend. Beide beeldhouwwerken spreken helemaal de vormentaal van Hans Vredeman de Vries, zoals die in zijn ornamentprenten gepubliceerd werd. In de tijd tussen zeg 1600 en 1610 woonden er heel wat beeldhouwers in Leiden, die die moderne vormentaal zeker gekend hebben. Overigens waren hier toen ook beeldhouwers van buiten Leiden wel eens werkzaam, zoals de familie Van Neurdenburch uit Dordrecht voor de Blauwe Poort.

In 1592 werd een nieuwe buiten-Witte Poort gebouwd, rijk versierd met beeldhouwwerk, vernieuwd in 1723 en gesloopt 1863. Dit was duidelijk een visitekaartje voor de stad, waar de reiziger van buiten allereerst kennis kon nemen van een dichtwerk van ontwijfelbaar Jan van Hout (Tot bidden u bevliit, weest naersteliicken waeckende, want gii weet uiir noch tiit, wanneer u t quaet es naeckende). Zou nu de middeleeuwse Witte Poort alleen maar ongenaakbaar moeten lijken, of was daar toch ook ruimte voor een stuk beeldhouwwerk, bestaande uit twee leeuwen die het stadswapen houden? De meest waarschijnlijke plek is toch wel deze poort, en bij het uitslopen van het beeldhouwwerk in 1650 is het vermoedelijk beschadigd geraakt, dusdanig dat het gedumpt werd, ongeveer op de plek waar tot 1645 de stadswal gelegen had waarop de molen van Adriaen Harmensz. van Rijn, de broer van Rembrandt, gestaan had, voordat die verhuisd was naar het bolwerk vóór de poort, waar hij als stenen molen De Lely voort zou leven.

Hopelijk kan ooit een kunsthistoricus nog eens heel nauwkeurig vaststellen wanneer en door wie het beeldhouwwerk gemaakt is, zodat een meer gericht onderzoek in archivalia van de stad wellicht nog eens tot een definitieve conclusie leidt.

Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. Auteur: Piet de Baar. Lees voor meer informatie ons colofon.
kaart