Verhaal: H. Geest of Arme Wees- en Kinderhuis, Jongenspoort en Meisjespoort .
- Leiden
- Geschiedenis 1500-1600
- Geschiedenis 1601-1700
- Geschiedenis 1701-1800
- Geschiedenis 1951- heden
- Gebouwen
Gevelteken Hooglandse Kerkgracht 17 en Oude Rijn 33
1) INLEIDING EN GESCHIEDENIS
De gebouwen van het vroegere weeshuis bevinden zich vooral aan de Hooglandse kerkgracht. Ook is nog een enkele poort aan de Oude Rijn aanwezig.
De geschiedenis gaat terug tot de late middeleeuwen. In de vijftiende eeuw werd het 'Heilige Geest Weeshuis' (naast de Harmonie) aan de Breestraat gesticht. Wegens ruimtegebrek verhuisde dit in 1583 naar het veel ruimere pand van het voormalige Onze Lieve Vrouwegasthuis aan de Hooglandse Kerkgracht. Het voormalige gasthuis werd ingrijpend verbouwd toen ook dit pand te klein werd. Dit vond plaats in de jaren 1604 tot en met 1607. Het jaartal 1607 op het poortje, geeft aan dat de verbouwing toen was voltooid. Aanvankelijk bestond het nieuwe Weeshuis uit één vleugel aan de Hooglandse Kerkgracht. Weer later bouwde men een nieuwe vleugel langs de Burchtgracht, waar nu het Van der Sterrepad loopt. De Burchtgracht mondde toen nog uit in de Oude Rijn. In 1768 legde een felle brand de nieuwe vleugel aan de Oude Rijn nagenoeg in de as. Toen ook nog een fusie volgde met het Armekinderhuis, en alle bewoners hiervan in het complex ondergebracht moesten worden, was uitbreiding zeer noodzakelijk. In mei 1774 werd de eerste steen gelegd voor een grote verbouwing waarbij het Weeshuis werd opgeknapt en uitgebreid.
Aan het eind van 1776 konden de jongens en de meisjes in het vernieuwde Weeshuis gaan wonen. De kinderen tot twaalf jaar bezochten overdag de school van het Weeshuis: ze leerden lezen, schrijven en rekenen. Jongens ouder dan twaalf jaar leerden buitenshuis bij een werkbaas een vak. Meisjes leerden in het Weeshuis voor dienstbode of naaister. Tot diep in de twintigste eeuw werden in dit “Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis” de wezen van zowel arme als welvarende ouders, vondelingen, maar ook halfwezen, waarvan één van de ouders nog leefde of in de gevangenis zat, zo goed als kwaad mogelijk door 'binnenvaders', 'binnenmoeders' en 'ommegaand(st)ers' (opzichters) verzorgd en opgevoed. Het weeshuis- met gescheiden afdelingen voor jongens en meisjes- was met een bakkerij, schoenmakerij, wasserij en zeer veel regels en voorschriften een kleine maatschappij op zich. De laatste kinderen verlieten het Weeshuis in 1961. Zij vertrokken naar de Lijsterhof aan de Rijnsburgerweg.
In 1990 ruilden, na het vertrek van het Nationaal Natuurhistorisch Museum uit het Weeshuis, het Rijk en de gemeente Leiden het eigendom van het Pesthuis (van gemeente naar Rijk, nu Museum Naturalis) en het weeshuis (van Rijk naar gemeente). Het Weeshuis had geen vaste bestemming totdat er, na een restauratie door de Stichting Utopa, op 28 mei 2010 het Kinderrechtenhuis Nederland en het gemeentelijk Archeologisch Centrum werden geopend.
2) DE ORGANISATIE VAN HET WEESHUIS
Zoals eerder vermeld, was het weeshuis een maatschappij op zichzelf. Er waren veel weeskinderen, dus er moest onderwijs gegeven worden, discipline gehandhaafd, reinheid in acht genomen worden en de zieken verzorgd worden. Daarnaast was er ook een bakkerij, een schoenmaker, een kleermaker en een linnennaaierij. Er was dan ook veel personeel. De volgende categorieën kan men daarbij onderscheiden:
1) De regenten en regentessen. Zij hadden de eindverantwoordelijkheid. Zie verder hieronder
2) Binnenvaders en –moeders (in tegenstelling tot de regenten, die vaak buitenvaders en –moeders genoemd werden). Naar deze baan moest gesolliciteerd worden. Meestal was er één binnenvader en één binnenmoeder. De binnenvader stond boven al het andere personeel. Zijn taken zijn
- Een goed verloop in het huis handhaven, zoals leveranciers afhandelen, zorgen, dat er voldoende provisie is, bezoekers rondleiden
- Toezicht houden op het schoonhouden van de vertrekken
- Toezicht houden op de kinderen, wanneer ze ’s avonds weggingen en terugkwamen en of ze wel ter kerke gingen
De binnenmoeder had vooral zorgende taken: als huisvrouw de binnenvader ter zijde staan, zorgen voor zieken en voor zindelijkheid van slaapkamers en ziekenkamers
3) Ommegaanders en ommegaandsters (niet tussen 1774 en 1789). Dit was een baantje voor geschikte weeskinderen, ouder dan 16 jaar. Ze moesten hulp verlenen aan de binnenvader en –moeder, discipline handhaven, toezien op de hygiëne van de kinderen en uit de bijbel voorlezen. Ze kregen een klein salaris en meer recht op eten en drinken. De meisjes moesten aantekening maken van het gedrag van kinderen, wat door de regentessen werd gelezen
4) Zaalmoeders: deze moesten zorgen voor de jongste kinderen
5) Dan was er nog het overige personeel: 2 à 3 portiers, een linnennaaivrouw, een bakker, een schoenmaker en een kleermaker. Een zeer opmerkelijk baantje was een zg. stukkensnijder: dit was een weeskind, dat moest zorgen voor het snijden en beleggen van het brood
3) DE REGENTEN EN REGENTESSEN
De organisatie zelf van het weeshuis was in handen van een college van regenten en regentessen. Ze kwamen uit de bovenste lagen van de bevolking, waren gereformeerd en werden ook wel buitenvaders en buitenmoeders genoemd. De meesten waren vrij kort regent, 3 à 5 jaar, enkelen langer (bijv Mr J.P.Sandra). Er waren meestal ongeveer 5 regenten (ten tijde van de fusie en nieuwbouw van 1774 iets meer) en werden benoemd door het stadsbestuur van Leiden. Het was liefdewerk, onbetaald naast het normale beroep, dat de regenten hadden. De taken van de regenten waren:
- financiële verantwoordelijkheid voor inkomsten, uitgaven en onderhoud gebouwen
- Aanstellen andere functionarissen, bijv onderwijzers, binnenvaders/moeders bakkers, schoenmakers enz
- Toezien op het onderwijs en dat jongens een nuttig ambacht leerden, voordat ze uit het weeshuis werden ontslagen
De taken van de regentessen waren vooral toezicht houden op de binnenmoeder, de zorg voor de kleding van de wezen (zowel jongens als meisjes), de vorming van de meisjeswezen, welke leveranciers producten aan het weeshuis kunnen leveren, uitgeven van nieuw linnen bij slijtage van het oude, enz.
4) GEVELTEKENS IN DE TOEGANGSSPOORT, HOOGLANDSE KERKGRACHT
Gevelteken Hooglandse Kerkgracht 17 en Oude Rijn 33
...
GT_1073 en GT_1075
De poort van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis, dateert uit 1607.
GT_1111 Foto Mart Hagenbeek, 2006.
Foto Stiel
Gezicht op de toegangspoort van het Heiligen Geest Weeshuis. Hooglandsekerkgracht 17. Beeldmateriaal Erfgoed Leiden
Prentbriefkaart uit ca. 1910
Boven de toegangspoort tot de jongensplaats, bevindt zich een spitsboog met in het veld een beeldengroep van kinderen die de Heilige Geest, in de gedaante van een duif, aanroepen. De duif herinnert nog aan de tijd dat de weeskinderen door de Heilige Geestmeesters werden verzorgd. Op een oudere afbeelding , uit ca. 1900, is te zien dat er een traliewerk voor dit beeldhouwwerk heeft gezeten om beschadiging te voorkomen. In het Leidsch Courant van 26 september 1940 werd gesuggereerd dat dit beeldhouwwerk wel eens van het oorspronkelijke weeshuis aan de Breestraat afkomstig zou kunnen zijn. Als maker ervan wordt ene meester Jacob genoemd.
Het poortgebouw is aan de bovenzijde afgesloten door een hoog fries met in het midden het symbool van de Heilige Geest en links en rechts daarvan de volgende teksten:
Links:
GT_1925 foto J. Gijsman
Psalm XLI
DIE OP DER ARMEN NOOT VERSTAET
HEM GOD VERLOST VAN ALLE QUAET
rechts:
GT_1808 Foto W. Devilee
Matth. XIX
DIE DEN ARMEN MILDLYC GEEFT
SYN SCHAT IN DEN HEMEL HEEFT
Op de daklijst bevindt zich een steen met fronton geflankeerd door een weesjongen en een weesmeisje, in de wandeling Kootje en Kaatje, twee van die weeskinderen in hun uniform,
GT_1073 kootje niet gepolychromeerd.
....
GT_1809 foto W. Devilee
Bovenop de muur bevindt zich de figuur van de Barmhartigheid met daaronder de tekst op het fronton;
PSALM X VER. XIIII
GOD IS DER WEESEN HELPER
Deze foto is in 1983 gemaakt door Stiel. we zien hier een slechte plek in de steen die in de volgende foto niet meer zichtbaar is.
GT_1073 foto Devilee
...
GT_1073 foto links: H. de Sterke 2014 rechterfoto: W.Devilee 2012
...
GT_1074 foto links: H. de sterke 2014 rechterfoto W. Devilee 2012
Het gehele poortgebouw was oorspronkelijk gepolychromeerd. Het baksteen was rood en de uit de gevel springende speklagen, okerkleurig. Het fries waarop de twee Bijbelteksten zijn vermeld was weer geschilderd in een helderblauwe kleur. De beelden van Kootje en Kaatje zijn in 2012 opnieuw gepolychromeerd. De oorspronkelijke kleuren van de uniformen zijn nog te zien op een prent uit 1606 die zich in het Regionaal Archief Leiden bevindt.
GT_1127 foto W. Devilee
Aan de achterzijde van de poort, in de muur boven de boog, bevindt zich een gevelsteen met een afbeelding van de duif, symbool van de Heilige Geest. Daaronder de tekst: T WEESHUYS.
In de gebouwen achter de poort was tot 1961 het Weeshuis gevestigd.
5) DE MEISJESPOORT AAN DE OUDE RIJN
GT_1165
Zoals al in hoofdstuk 1 van dit verhaal (Inleiding en geschiedenis) beschreven is, vond in 1768 een felle brand plaats in een toen nieuw gebouwde vleugel van het weeshuis aan de Oude Rijn. Omdat ook nog een uitbreiding plaats vond met het Armekinderhuis ontstond een enorm plaatsgebrek en was uitbreiding dringend gewenst. Dit leidde, tussen 1774 en 1776 tot een fors nieuwbouwgedeelte met onder andere de meisjesafdeling aan de Oude Rijn 33A.
In de linkerzijde van de gevel van dit pand bevindt zich de uit 1774 daterende zogenaamde 'Meisjespoort' die toegang gaf tot de meisjes- en kindervertrekken van het 'Heilige Geest of Arme Kinderen Weeshuis'.
De steenhouwer van deze poort was Gijsbert van Royen. Hij wordt als zodanig genoemd door Frans van Mieris in zijn 'Beschryving der stad Leyden', derde deel, uit 1784. Van Mieris noemt hem daar een ‘kundigen steenhouwer’.
Ook noemt Van Mieris hem als maker van de stenen decoraties aan de gevel van het 'Heilige Geest of Arme Kinderen Weeshuis' aan de Hooglandse Kerkgracht.
In de latei van de poort aan de Oude Rijn is het jaartal 1774 in Romeinse cijfers aangebracht.
Eronder, links en rechts naast de ingang, zijn respectievelijk het wapen van Leiden en de duif van de 'Heilige Geest' aangebracht in laag reliëf.
GT_1165
. .
Boven de kroonlijst van de poort, links en rechts, staan de figuren van een weesjongen en weesmeisje (net zoals op de poort aan de Hooglandse Kerkgracht).
. .
Zij houden een doek vast alsof het een toneelgordijn is. Het doek onthult 6 wapenschilden in vol ornaat.
Elke wapenschild wordt bekroond door een dierlijk motief; v.l.n.r. een pauw, een leeuw, een gevleugeld paard, een zwaan, een motief dat lijkt op omwikkelde vleugels en weer een pauw.
Onder iedere helm bevindt zich een familiewapen, hieronder banderollen met de daarbij behorende namen van de regenten van het weeshuis. Achter de vier middelste motieven bevinden zich wapen trofeeën waarin gekruiste hellebaarden te zien zijn.
Van Mieris (eigenlijk zijn opvolger Daniël van Alphen) beschrijft in 1784 de bekroning van de poort als volgt: 'de wapenschilden van de burgemeesters en twee eerste ministers van de stad op een geopend kleed, welks slippen aan de beide einden worden vastgehouden door twee Weeskinderen, waaronder zich de wapens van de stad en dat van het weeshuis bevinden alles zeer konstig van witte Breemer hartsteen’.
Bij een nadere beschouwing van wie de familiewapens precies zijn, blijken de vier middelste wapens van diegenen te zijn, die in 1774 burgemeester van de stad waren, terwijl het eerste en zesde wapen van de twee eerste ministers van de stad waren, d.w.z. de voornaamste ambtenaren, te weten de stadspensionaris en de stadssecretaris. Van links naar rechts gaat het om de wapens van de volgende zes personen (gefotografeerd door Dik Kompier):
1) Mr. Jan van Royen (1726-1783). Hij werd op 20 augustus 1753 stadspensionaris, als opvolger van zijn vader David van Royen (van 1749 tot 1753) en bleef dit tot 25 september 1780. Daarnaast was hij secretaris van het college van Curatoren van de Universiteit van 1753 tot zijn dood. Hij trouwde in 1761 met Johanna Elizabeth de Lille, maar dit huwelijk werd in 1771 door echtscheiding ontbonden.
2) Mr. Simon Drolenvaux (1722-1792). Deze was feitelijk en soort beroepspoliticus. Hij was één van de vier burgemeesters, die op Sint Maarten (11 november) 1773 gekozen was, om een jaar te dienen. In 1771 vervulde hij ook het burgemeesterschap en later zou hij dit nog een aantal keer doen, namelijk in 1777, 1780, 1783, 1786 en 1790 tot aan zijn dood in 1792. Hij begon zijn politieke carrière in 1752 als lid van de Veertigraad, ook wel Vroedschap genaamd (dit was het centrum van bestuur van de stad), wat hij bleef tot zijn overlijden in1792. Daarbij werd hij eerst actief als regent van het Elisabethgasthuis, de bank van Leening (1760) en weesmeester (drie keer een jaar). Later klom hij op tot het Schepenambt (1761/1762 en 1764/1765) en eervolle functies in gewestelijke organen, zoals lid van de Rekenkamer van Holland (1766/1768) en toen ook, zoals gesteld het hoogst bereikbare: het Burgemeesterschap. Hij trouwde in 1754 met Catharina Maria Wierman (1731-1797), maar dit huwelijk bleef kinderloos.
3) Mr. Hendrik van Buren (1711-1789): Ook hij was lid van de Vroedschap, namelijk van 1741 tot aan zijn overlijden in 1789. Hij bekleedde eveneens bijzonder veel functies, zoals weesmeester, regent van de Bank van Leening en kerkmeester. Later werd hij schepen en zelfs schout (1751-1753) en, namens de stad Leiden, hoogheemraad van Rijnland. Ook hij werd verschillende keren tot burgemeester verkozen, waaronder in 1773 waarbij hij in het vervolgjaar 1774 als enige van de vier werd gehandhaafd en toen presiderend burgemeester werd, d.w.z. dat hij toen optrad als voorzitter van het college. In 1731 trouwde hij met Anthonia Marcus (1711-1780)
4) Mr. Jacob Heyns (1717-1784) was ook lid van de Vroedschap, namelijk van 1747 tot zijn overlijden in 1784 (als men lid was, was het meestal gebruikelijk tot de dood lid te blijven). Evenals eerdergenoemde burgemeesters had hij talloze functies in en buiten het stadsbestuur. Hij was meerdere malen burgemeester, onder andere ook in 1774. Hij was ongehuwd
5) Mr. Nicolaas van Banchem (1726-1781) (zijn wapen is zeer slecht leesbaar) was lid van de Vroedschap sinds 1756 en ook hij bekleedde tal van functies. Hij is slechts één keer burgemeester geweest namelijk in 1774. Hij is tweemaal getrouwd geweest; in 1748 met Catharina Jongerius, maar zij stierf in 1751. In 1754 hertrouwde hij met Johanna Catharina à Marck (1730-1801). Beide huwelijken bleven kinderloos
6) Mr. Ysbrand van Dam (1715-1790) werd stadssecretaris op 18 juni 1749 als opvolger van David van Royen (die toen pensionaris werd en de vader was van de ad1) genoemde Jan van Royen) en bleef dat tot 19 oktober 1784. Hij trouwde in 1756 met Maria Francoise Drolenvaux en werd daarmee een zwager van de ad 2) genoemde Simon Drolenvaux
Opmerkelijk is dat de hele financiële administratie rond de bouw van de meisjesvleugel bewaard is gebleven. Deze administratie was in beheer bij de reeds eerder genoemde regenten van der Goes en Sandra. De belangrijkste rekening bevatte inkomsten als 30.000 gulden subsidie van de stad en 98.000 gulden uit de kas van het weeshuis. Maar ook over kleinere kosten (bijvoorbeeld bovengenoemde wapens) kunnen we veel terugvinden: zo is er een post van 105 gulden op 16 november 1777 (dus pas na de voltooiing van de bouw) van de regenten “tot goedmakinge der kosten van het hakken der wapenen”. Kennelijk betaalden de regenten zelf voor het aanbrengen van hun wapens aan de gevel aan de binnenplaats. Het totale bedrag wat betaald werd aan steen- en beeldhouwwerk was 6618 gulden, maar daarbij horen ook de schoorsteenlijsten, het stucwerk en het houtsnijwerk. De totale kosten van de nieuwbouw bedroeg 130.468 gulden. Dit was een veelvoud van wat aanvankelijk was begroot. We kunnen tegenwoordig wellicht mopperen over uit de hand gelopen kosten bij projecten, maar in feite is er niets nieuws onder de zon, zoals de overschrijding van de kosten van de nieuwbouw van het weeshuis laten zien.
Het scheelde niet veel, of het beeldhouwwerk van de wapenschilden zou in 1795 vernietigd worden. Na de vlucht van stadhouder Willem V, het ineenstorten van het bewind van de Prinsgezinden en aan de macht komen van de Patriotten kwam het besluit, dat alle wapenschilden en andere “ornamenten van heraldie” van de voorgevels van alle huizen, andere gebouwen, koetsen, jachten en andere rij- of vaartuigen, moesten worden weggenomen of worden uitgehakt. Ook het weeshuis kreeg hiertoe, middels een brief opdracht. De regenten legden het bevel echter naast zich neer, wellicht, omdat er geen geld was en men het als onnodige kosten zag. In de notulen is hierover niets te vinden. Ook het stadsbestuur (dat van stedelijke gebouwen, bruggen enzovoort wel familiewapens liet weghakken) trad niet op, waar het nalatige instellingen betrof. Daardoor bleef het beeldhouwwerk gespaard en kunnen we het tot op de dag van vandaag bekijken.
In 1882 werd de meisjesvleugel van het Weeshuis aan de Oude Rijn verhuurd aan de Drukkerij van de firma E.J. Brill. Alleen het poortje dat toegang gaf tot de meisjesafdeling staat er nog.
Het weeshuis heeft in de loop der tijd dus meerdere toegangen gehad. Onderdelen van een verdwenen poortje aan de zijde van het Burchtgrachtje zijn ingemetseld in de muren van de entreehal van de Lakenhal.
6) REGENTEN TIJDENS DE VERBOUWING VAN 1774
Op de binnenplaats, vrijwel recht tegenover het poortgebouw, zijn in de uitbreiding van 1774 de wapens te zien van de regenten die bij de verbouwing betrokken waren. Boven de deur zit een fraai snijraam.
Dit raam is gesneden in de stijl van Lodewijk XVI. Dit is o.a. af te leiden uit de (groene) guirlande bovenin, waarbij het lijkt of ze in de ringen hangen; de strikken bovenin en onder in, plus de gekruiste acanthustakken.
We zien een monogram met de letters WH. Ongetwijfeld verwijzend naar de belangrijkste weldoener. Het houten deurkalf met daarin een centraal geplaatst ornament met hangend roosje is nog in de Rococostijl gesneden. Het snijwerk klopt en zou origineel uit 1774 of kort daarna kunnen stammen.
..
..
.....
J.Sandra. . . . . . . . . .D.A. Le Pla
.....
H.A. Dibbetz ....................................A. Kleynenbergh
.....
M.W.J. van der Goes......................W. van Noort
.....
M.C.P. Chastelein...........................P.F. Clignett
.....
M.A. van Peene...............................M.J.P. Sandra
GT_1957 foto's H. de Sterke
De bovengenoemde wapens, die men hier ziet behoren tot een fraai gevelteken voor de regenten, die in 1774 bij de verbouwing van het weeshuis betrokken waren. Het werd vervaardigd door steenhouwer Gijsbert van Rooyen ( N.B. Hij was ook de maker van het steenhouwwerk van de Meisjespoort)
Opgemerkt mag worden dat zich in het weeshuis een schilderstuk bevindt, waarop de zelfde regenten zijn uitgebeeld, als waarvan hier de wapens te zien zijn. Het is geschilderd door Jan Baptist Coclers en het doek meet 142 bij 220 cm
Het gaat hier om de volgende regenten:
1) Joachim Sandra (25/06 1720 – voor 02/02/1782). Hij was de zoon van Jan Sandra (1695 – 1758) en Catharina van Aken (1693 – 1738). Joachim was lakenhandelaar. Hij trouwt in 1741 met Catharina Johanna Bentle. Ze krijgen 8 kinderen, waaronder ook de latere regent Jan Pieter Sandra (zie aldaar). Hij overleed in 1782, waarna hij als regent werd opgevolgd door C van der Moer
2) Mr Willem Jan van der Goes. Hij werd gedoopt op 23/06/1741 in de Hooglandse Kerk. Hij was een zoon van Adriaan van der Goes en Magdalena Hester van Eys. Hij was commies bij de ontvanger van de Gemeene Landsmiddelen over Leyden en Rhijnland. Daarnaast was hij sinds 04/02/1763 practiserend advocaat. Behalve bij hetweeshuis was hij sinds 1759 ook nog regent bij het Meermansburghof (hofje gesticht in 1681). Hij woonde op de Nieuwe Steeg, maar in Mei op de Hooglandse Kerkgracht. In 1782 wordt zijn naam niet meer als regent van het weeshuis genoemd. Opgemerkt kan worden, dat een zoon van Willem Jan van der Goes, namelijk Adriaan Willem van der Goes, tesamen met een zoon van Jan Pieter Sandra op 19 mei 1774 de eerste steen voor de uitbreiding van het weeshuis aan het Burchtgrachtje heeft gelegd
3) Henricus Albertus Dibbetz, geboren op 7 april 1731 (gedoopt op 8 april). Nog geen 10 jaar oud vertrekt hij met zijn ouders naar Oost Indie, maar bij het Kaapverdische Eiland Sint Jago sterft eerst zijn vader en kort daarop zijn moeder. Hij keerde terug naar Nederland maar leed voor de Nederlandse kust schipbreuk. Een tafelbel, in 1730 door Cypryaen Crans te Enkhuizen gegoten en versierd met zijn wapen, werd door hem gered en is nog steeds in bezit van zijn familie. Hij werd in 1746 vaandrig en later, tot 1752 luit in statendienst. Vanaf 3 febr 1747 is hij poorter van Leiden. Van 1752 tot 1784 is hij hoofdcommies aan het generaal hoofdpostkantoor te Leiden. Vanaf 1760 is hij regent van het weeshuis, waar hij ook actief geweest is bij de nieuwbouw. Daarnaast was hij ook een beroemd penningkundige,met ook een verzameling edelstenen ed. Een aanbod, gedaan door prof Allemand, namens Keizerin Catharina II van Rusland sloeg hij af. Als historicus had hij ook een bibliotheek en zelfs een rariteitenkabinet. Na zijn eervol ontslag bij het hoofdpostkantoor in 1784 verhuist hij naar zijn buitenhuis zijlzicht te Warmond, maar zijn huis in de Breestraat houdt hij tot 1802 aan. Hij sterft in nov 1805 en wordt begraven in de Pieterskerk. Wat er van zijn verzamilingen tercht gekomen is is onbekend
4) Mr Cornelis Pieter Chastelein: Hij was rentmeester van het Capittel ten Hooglande en hij was vurig patriot. Hij richtte een vrijcorps op: dit waren wapens of acties van patriotten in de strijd tegen de prinsgezinden. Rond 1789 kwam hij in financiele moeilijkheden. Achterstallige schulden werden door uit Cautie door Burgemeester Chastelein voldaan. Cornelis Pieter was getrouwd met Elisabeth Anna Roëll en had 2 kinderen
5) Michiel Abraham van Peene. Is zeer lang regent geweest.Ook in 1782 wordt zijn naam nog genoemd. Hij was getrouwd met Maria Elisabeth Lulofs en begraven in de Pieterskerk
6) Dr Adriaan Pla. Hij wordt in 1782 niet meer als regent genoemd
7) Albertus Kleynenbergh. Zijn naam wordt genoemd voor een onderzoekscommissie in 1795 over d bank van Beleening. Korte tijd later wordt hem gevraagd het bestuur van de bank op zich te nemen. Opgemerkt kan worden, dat Albert Kleynenbergh in 1782 geen regent van het weeshuis meer is.
8) Willem van Noort:: Zijn naam komt in 1747 voor als regent van het Jan Pesijn’shof op het Pieterskerkhof, gesticht 1656. Ook Willem van Noort is in 1782 geen regent van het weeshuis meer.
9) Pieter Francois Clignett: vermeld wordt, dat hij in 1807 een request heeft gestuurd aan zijne majesteit de Koning van Holland met het verzoek, om met aangevoerde redenen te worden bevorderd van 2e commissaris op het zegelkantoor tot eerste commissaris. In de algemeene begroting van Staatsbehoeften van 1810 wordt het overlijden van Clignett genoemd
10) Mr Jan Pieter Sandra, 1742 – 1790 Is oudste zoon van weeshuisregent Joachim Sandra en Catharina Johanna Bentle. In 1756 ging hij op 14 jarige leeftijd aan de universiteit studeren. Hij was onafgebroken regent van het arme-weeskinderhuis van 1763 tot 1788. Omdat zowel de vader, Joachim Sandra, als de zoon Jan Pieter Sandra ten tijde van de verbouw/nieuwbouw weeshuisregent waren en zij (uiteraard) het zelfde familiewapen hadden, is het laatste wapen in het gevelteken van Gijsbert van Rooyen (ongeveer) gelijk aan het eerste wapen. Naast weeshuisregent was Jan Pieter Sandra fabrikant. In 1774 was hij ook nog gouverneur van de Lakenhal. Ook was hij ouderling in de Kerkendienst op de Hooigracht. Hij is in 1762 op 19jarige leftijd getrouwd met Maria Elisabeth Sandra (1743 – 1787) en kregen 5 kinderen, waarvan Joachim Sandra (junior)(1763 – 1795) en Sara Jacoba Sandra de bekendste zijn. Deze Joachim Sandra heeft op 19 mei 1774, 11 jaar oud, tesamen met regentenzoon Adriaan Willem van der Goes de eerste steen van de nieuwe vleugel van het weeshuis aan het burchtgrachtje. Joachim deed dit met een prachtige zilveren troffel, vervaardigd door de Leidse Zilversmid Cornelis Lamotte. De naam Joachim Sandra is in de troffel gegrafeerd; de troffel bestaat nog steeds en bevindt zich nu in de Lakenhal. Deze Joachim Sandra is dus de zoon van Jan Pieter Sandra en een kleinzoon van de regent Joachim Sandra (In Leiden, geschiedenis van een Hollandse stad deel 2 wordt Joachim ten onrechte de zoon van de oude regent genoemd). Zeer jong, reeds op 12 jarige leeftijd ging Joachim naar de universiteit, medicijnen studeren. Hij is 2 maal getrouwd geweest, in 1789 met Petronella Aletta Columba en in 1792 met Catharina Jacoba van Nes. Van die laatste had hij 2 kinderen. Joachim overled in 1795, slechts 31 jaar oud
Links, boven een poortje, staat een 17e eeuws rijm dat bezoekers er toe moest aansporen een kleine donatie ten gunste van het weeshuis in het offerblok te gooien.
7) TEN SLOTTE
Een klein, maar interessant aspect bij het weeshuis is nog het volgende: Links, boven een poortje, staat een 17e eeuws rijm dat bezoekers er toe moest aansporen een kleine donatie ten gunste van het weeshuis in het offerblok te gooien. De woorden 'Weeskens bloot' in deze rijm, moeten we lezen als 'de armzalige wezen'.
...
GT_1813 foto W. Devilee
Bronnen:
Leids Fabrikaat: Een stadswandeling langs het industrieel erfgoed van Leiden. C.B.A. Smit en H.D. Tjalsma (red.), Utrecht: Matrijs-III- Historische Reeks Leiden. Blz.22-30.
Frans van Mieris, Beschryving der stad Leyden, Derde deel, Leiden, 1784.
Pancras van der Vlist, Leidse Geveltekens, 2009
Het moeilijke leven; het leven van hervormde Leidsche wezen in de periode 1775-1812 (Google)
E.H. ter Kuile: Leiden en het westelijk Rijnland (voor de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1944 (Google)
w.w.w.genealogieonline.nl – de Rooy genealogie (Google)
Leiden, de geschiedenis van een Hollandse stad, deel 2
De Nederlandsche Leeuw, tijdschrift van het Koninklijk Nederlands genootschap voor geslacht- en wapenkunde, jaargang 35, 1917 (Google)
Het Heilige Geest- of arme Wees- en Kinderhuis, Leidsch Dagblad serie “de tijd van toen, Leidse kroniek over mensen en gedane zaken, 3 december 1990”
Index op de notulen ter burgemeesterskamer, 1776-1795
Voorbericht op het Historisch bericht en staat van de stadsbank van Leeninge binnen Leiden, volume 1
Decreten en Besluiten van Z Majesteit den koning van Holland van Dingsdag den 1 september 1807
Algemeene Begrooting van Staatsbehoeften over den jare 1810
Naamwijzer van de Heeren Regenten der stad Leyden en andere collegiën en beambten uit 1782 door C van Hoogeveen
Doopregisters
Grafboeken
De Meisjespoort; beschrijving door Piet de Baar van deze poort met onder andere achtergronden van daar aanwezige familiewapens.
Beeldmateriaal en tekst zijn opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. AuteurJ. Hartstra. Voor contact met de commissie, zie colofon
De gebouwen van het vroegere weeshuis bevinden zich vooral aan de Hooglandse kerkgracht. Ook is nog een enkele poort aan de Oude Rijn aanwezig.
De geschiedenis gaat terug tot de late middeleeuwen. In de vijftiende eeuw werd het 'Heilige Geest Weeshuis' (naast de Harmonie) aan de Breestraat gesticht. Wegens ruimtegebrek verhuisde dit in 1583 naar het veel ruimere pand van het voormalige Onze Lieve Vrouwegasthuis aan de Hooglandse Kerkgracht. Het voormalige gasthuis werd ingrijpend verbouwd toen ook dit pand te klein werd. Dit vond plaats in de jaren 1604 tot en met 1607. Het jaartal 1607 op het poortje, geeft aan dat de verbouwing toen was voltooid. Aanvankelijk bestond het nieuwe Weeshuis uit één vleugel aan de Hooglandse Kerkgracht. Weer later bouwde men een nieuwe vleugel langs de Burchtgracht, waar nu het Van der Sterrepad loopt. De Burchtgracht mondde toen nog uit in de Oude Rijn. In 1768 legde een felle brand de nieuwe vleugel aan de Oude Rijn nagenoeg in de as. Toen ook nog een fusie volgde met het Armekinderhuis, en alle bewoners hiervan in het complex ondergebracht moesten worden, was uitbreiding zeer noodzakelijk. In mei 1774 werd de eerste steen gelegd voor een grote verbouwing waarbij het Weeshuis werd opgeknapt en uitgebreid.
Aan het eind van 1776 konden de jongens en de meisjes in het vernieuwde Weeshuis gaan wonen. De kinderen tot twaalf jaar bezochten overdag de school van het Weeshuis: ze leerden lezen, schrijven en rekenen. Jongens ouder dan twaalf jaar leerden buitenshuis bij een werkbaas een vak. Meisjes leerden in het Weeshuis voor dienstbode of naaister. Tot diep in de twintigste eeuw werden in dit “Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis” de wezen van zowel arme als welvarende ouders, vondelingen, maar ook halfwezen, waarvan één van de ouders nog leefde of in de gevangenis zat, zo goed als kwaad mogelijk door 'binnenvaders', 'binnenmoeders' en 'ommegaand(st)ers' (opzichters) verzorgd en opgevoed. Het weeshuis- met gescheiden afdelingen voor jongens en meisjes- was met een bakkerij, schoenmakerij, wasserij en zeer veel regels en voorschriften een kleine maatschappij op zich. De laatste kinderen verlieten het Weeshuis in 1961. Zij vertrokken naar de Lijsterhof aan de Rijnsburgerweg.
In 1990 ruilden, na het vertrek van het Nationaal Natuurhistorisch Museum uit het Weeshuis, het Rijk en de gemeente Leiden het eigendom van het Pesthuis (van gemeente naar Rijk, nu Museum Naturalis) en het weeshuis (van Rijk naar gemeente). Het Weeshuis had geen vaste bestemming totdat er, na een restauratie door de Stichting Utopa, op 28 mei 2010 het Kinderrechtenhuis Nederland en het gemeentelijk Archeologisch Centrum werden geopend.
2) DE ORGANISATIE VAN HET WEESHUIS
Zoals eerder vermeld, was het weeshuis een maatschappij op zichzelf. Er waren veel weeskinderen, dus er moest onderwijs gegeven worden, discipline gehandhaafd, reinheid in acht genomen worden en de zieken verzorgd worden. Daarnaast was er ook een bakkerij, een schoenmaker, een kleermaker en een linnennaaierij. Er was dan ook veel personeel. De volgende categorieën kan men daarbij onderscheiden:
1) De regenten en regentessen. Zij hadden de eindverantwoordelijkheid. Zie verder hieronder
2) Binnenvaders en –moeders (in tegenstelling tot de regenten, die vaak buitenvaders en –moeders genoemd werden). Naar deze baan moest gesolliciteerd worden. Meestal was er één binnenvader en één binnenmoeder. De binnenvader stond boven al het andere personeel. Zijn taken zijn
- Een goed verloop in het huis handhaven, zoals leveranciers afhandelen, zorgen, dat er voldoende provisie is, bezoekers rondleiden
- Toezicht houden op het schoonhouden van de vertrekken
- Toezicht houden op de kinderen, wanneer ze ’s avonds weggingen en terugkwamen en of ze wel ter kerke gingen
De binnenmoeder had vooral zorgende taken: als huisvrouw de binnenvader ter zijde staan, zorgen voor zieken en voor zindelijkheid van slaapkamers en ziekenkamers
3) Ommegaanders en ommegaandsters (niet tussen 1774 en 1789). Dit was een baantje voor geschikte weeskinderen, ouder dan 16 jaar. Ze moesten hulp verlenen aan de binnenvader en –moeder, discipline handhaven, toezien op de hygiëne van de kinderen en uit de bijbel voorlezen. Ze kregen een klein salaris en meer recht op eten en drinken. De meisjes moesten aantekening maken van het gedrag van kinderen, wat door de regentessen werd gelezen
4) Zaalmoeders: deze moesten zorgen voor de jongste kinderen
5) Dan was er nog het overige personeel: 2 à 3 portiers, een linnennaaivrouw, een bakker, een schoenmaker en een kleermaker. Een zeer opmerkelijk baantje was een zg. stukkensnijder: dit was een weeskind, dat moest zorgen voor het snijden en beleggen van het brood
3) DE REGENTEN EN REGENTESSEN
De organisatie zelf van het weeshuis was in handen van een college van regenten en regentessen. Ze kwamen uit de bovenste lagen van de bevolking, waren gereformeerd en werden ook wel buitenvaders en buitenmoeders genoemd. De meesten waren vrij kort regent, 3 à 5 jaar, enkelen langer (bijv Mr J.P.Sandra). Er waren meestal ongeveer 5 regenten (ten tijde van de fusie en nieuwbouw van 1774 iets meer) en werden benoemd door het stadsbestuur van Leiden. Het was liefdewerk, onbetaald naast het normale beroep, dat de regenten hadden. De taken van de regenten waren:
- financiële verantwoordelijkheid voor inkomsten, uitgaven en onderhoud gebouwen
- Aanstellen andere functionarissen, bijv onderwijzers, binnenvaders/moeders bakkers, schoenmakers enz
- Toezien op het onderwijs en dat jongens een nuttig ambacht leerden, voordat ze uit het weeshuis werden ontslagen
De taken van de regentessen waren vooral toezicht houden op de binnenmoeder, de zorg voor de kleding van de wezen (zowel jongens als meisjes), de vorming van de meisjeswezen, welke leveranciers producten aan het weeshuis kunnen leveren, uitgeven van nieuw linnen bij slijtage van het oude, enz.
4) GEVELTEKENS IN DE TOEGANGSSPOORT, HOOGLANDSE KERKGRACHT
Gevelteken Hooglandse Kerkgracht 17 en Oude Rijn 33
...
GT_1073 en GT_1075
De poort van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis, dateert uit 1607.
GT_1111 Foto Mart Hagenbeek, 2006.
Foto Stiel
Gezicht op de toegangspoort van het Heiligen Geest Weeshuis. Hooglandsekerkgracht 17. Beeldmateriaal Erfgoed Leiden
Prentbriefkaart uit ca. 1910
Boven de toegangspoort tot de jongensplaats, bevindt zich een spitsboog met in het veld een beeldengroep van kinderen die de Heilige Geest, in de gedaante van een duif, aanroepen. De duif herinnert nog aan de tijd dat de weeskinderen door de Heilige Geestmeesters werden verzorgd. Op een oudere afbeelding , uit ca. 1900, is te zien dat er een traliewerk voor dit beeldhouwwerk heeft gezeten om beschadiging te voorkomen. In het Leidsch Courant van 26 september 1940 werd gesuggereerd dat dit beeldhouwwerk wel eens van het oorspronkelijke weeshuis aan de Breestraat afkomstig zou kunnen zijn. Als maker ervan wordt ene meester Jacob genoemd.
Het poortgebouw is aan de bovenzijde afgesloten door een hoog fries met in het midden het symbool van de Heilige Geest en links en rechts daarvan de volgende teksten:
Links:
GT_1925 foto J. Gijsman
Psalm XLI
DIE OP DER ARMEN NOOT VERSTAET
HEM GOD VERLOST VAN ALLE QUAET
rechts:
GT_1808 Foto W. Devilee
Matth. XIX
DIE DEN ARMEN MILDLYC GEEFT
SYN SCHAT IN DEN HEMEL HEEFT
Op de daklijst bevindt zich een steen met fronton geflankeerd door een weesjongen en een weesmeisje, in de wandeling Kootje en Kaatje, twee van die weeskinderen in hun uniform,
GT_1073 kootje niet gepolychromeerd.
....
GT_1809 foto W. Devilee
Bovenop de muur bevindt zich de figuur van de Barmhartigheid met daaronder de tekst op het fronton;
PSALM X VER. XIIII
GOD IS DER WEESEN HELPER
Deze foto is in 1983 gemaakt door Stiel. we zien hier een slechte plek in de steen die in de volgende foto niet meer zichtbaar is.
GT_1073 foto Devilee
...
GT_1073 foto links: H. de Sterke 2014 rechterfoto: W.Devilee 2012
...
GT_1074 foto links: H. de sterke 2014 rechterfoto W. Devilee 2012
Het gehele poortgebouw was oorspronkelijk gepolychromeerd. Het baksteen was rood en de uit de gevel springende speklagen, okerkleurig. Het fries waarop de twee Bijbelteksten zijn vermeld was weer geschilderd in een helderblauwe kleur. De beelden van Kootje en Kaatje zijn in 2012 opnieuw gepolychromeerd. De oorspronkelijke kleuren van de uniformen zijn nog te zien op een prent uit 1606 die zich in het Regionaal Archief Leiden bevindt.
GT_1127 foto W. Devilee
Aan de achterzijde van de poort, in de muur boven de boog, bevindt zich een gevelsteen met een afbeelding van de duif, symbool van de Heilige Geest. Daaronder de tekst: T WEESHUYS.
In de gebouwen achter de poort was tot 1961 het Weeshuis gevestigd.
5) DE MEISJESPOORT AAN DE OUDE RIJN
GT_1165
Zoals al in hoofdstuk 1 van dit verhaal (Inleiding en geschiedenis) beschreven is, vond in 1768 een felle brand plaats in een toen nieuw gebouwde vleugel van het weeshuis aan de Oude Rijn. Omdat ook nog een uitbreiding plaats vond met het Armekinderhuis ontstond een enorm plaatsgebrek en was uitbreiding dringend gewenst. Dit leidde, tussen 1774 en 1776 tot een fors nieuwbouwgedeelte met onder andere de meisjesafdeling aan de Oude Rijn 33A.
In de linkerzijde van de gevel van dit pand bevindt zich de uit 1774 daterende zogenaamde 'Meisjespoort' die toegang gaf tot de meisjes- en kindervertrekken van het 'Heilige Geest of Arme Kinderen Weeshuis'.
De steenhouwer van deze poort was Gijsbert van Royen. Hij wordt als zodanig genoemd door Frans van Mieris in zijn 'Beschryving der stad Leyden', derde deel, uit 1784. Van Mieris noemt hem daar een ‘kundigen steenhouwer’.
Ook noemt Van Mieris hem als maker van de stenen decoraties aan de gevel van het 'Heilige Geest of Arme Kinderen Weeshuis' aan de Hooglandse Kerkgracht.
In de latei van de poort aan de Oude Rijn is het jaartal 1774 in Romeinse cijfers aangebracht.
Eronder, links en rechts naast de ingang, zijn respectievelijk het wapen van Leiden en de duif van de 'Heilige Geest' aangebracht in laag reliëf.
GT_1165
. .
Boven de kroonlijst van de poort, links en rechts, staan de figuren van een weesjongen en weesmeisje (net zoals op de poort aan de Hooglandse Kerkgracht).
. .
Zij houden een doek vast alsof het een toneelgordijn is. Het doek onthult 6 wapenschilden in vol ornaat.
Elke wapenschild wordt bekroond door een dierlijk motief; v.l.n.r. een pauw, een leeuw, een gevleugeld paard, een zwaan, een motief dat lijkt op omwikkelde vleugels en weer een pauw.
Onder iedere helm bevindt zich een familiewapen, hieronder banderollen met de daarbij behorende namen van de regenten van het weeshuis. Achter de vier middelste motieven bevinden zich wapen trofeeën waarin gekruiste hellebaarden te zien zijn.
Van Mieris (eigenlijk zijn opvolger Daniël van Alphen) beschrijft in 1784 de bekroning van de poort als volgt: 'de wapenschilden van de burgemeesters en twee eerste ministers van de stad op een geopend kleed, welks slippen aan de beide einden worden vastgehouden door twee Weeskinderen, waaronder zich de wapens van de stad en dat van het weeshuis bevinden alles zeer konstig van witte Breemer hartsteen’.
Bij een nadere beschouwing van wie de familiewapens precies zijn, blijken de vier middelste wapens van diegenen te zijn, die in 1774 burgemeester van de stad waren, terwijl het eerste en zesde wapen van de twee eerste ministers van de stad waren, d.w.z. de voornaamste ambtenaren, te weten de stadspensionaris en de stadssecretaris. Van links naar rechts gaat het om de wapens van de volgende zes personen (gefotografeerd door Dik Kompier):
1) Mr. Jan van Royen (1726-1783). Hij werd op 20 augustus 1753 stadspensionaris, als opvolger van zijn vader David van Royen (van 1749 tot 1753) en bleef dit tot 25 september 1780. Daarnaast was hij secretaris van het college van Curatoren van de Universiteit van 1753 tot zijn dood. Hij trouwde in 1761 met Johanna Elizabeth de Lille, maar dit huwelijk werd in 1771 door echtscheiding ontbonden.
2) Mr. Simon Drolenvaux (1722-1792). Deze was feitelijk en soort beroepspoliticus. Hij was één van de vier burgemeesters, die op Sint Maarten (11 november) 1773 gekozen was, om een jaar te dienen. In 1771 vervulde hij ook het burgemeesterschap en later zou hij dit nog een aantal keer doen, namelijk in 1777, 1780, 1783, 1786 en 1790 tot aan zijn dood in 1792. Hij begon zijn politieke carrière in 1752 als lid van de Veertigraad, ook wel Vroedschap genaamd (dit was het centrum van bestuur van de stad), wat hij bleef tot zijn overlijden in1792. Daarbij werd hij eerst actief als regent van het Elisabethgasthuis, de bank van Leening (1760) en weesmeester (drie keer een jaar). Later klom hij op tot het Schepenambt (1761/1762 en 1764/1765) en eervolle functies in gewestelijke organen, zoals lid van de Rekenkamer van Holland (1766/1768) en toen ook, zoals gesteld het hoogst bereikbare: het Burgemeesterschap. Hij trouwde in 1754 met Catharina Maria Wierman (1731-1797), maar dit huwelijk bleef kinderloos.
3) Mr. Hendrik van Buren (1711-1789): Ook hij was lid van de Vroedschap, namelijk van 1741 tot aan zijn overlijden in 1789. Hij bekleedde eveneens bijzonder veel functies, zoals weesmeester, regent van de Bank van Leening en kerkmeester. Later werd hij schepen en zelfs schout (1751-1753) en, namens de stad Leiden, hoogheemraad van Rijnland. Ook hij werd verschillende keren tot burgemeester verkozen, waaronder in 1773 waarbij hij in het vervolgjaar 1774 als enige van de vier werd gehandhaafd en toen presiderend burgemeester werd, d.w.z. dat hij toen optrad als voorzitter van het college. In 1731 trouwde hij met Anthonia Marcus (1711-1780)
4) Mr. Jacob Heyns (1717-1784) was ook lid van de Vroedschap, namelijk van 1747 tot zijn overlijden in 1784 (als men lid was, was het meestal gebruikelijk tot de dood lid te blijven). Evenals eerdergenoemde burgemeesters had hij talloze functies in en buiten het stadsbestuur. Hij was meerdere malen burgemeester, onder andere ook in 1774. Hij was ongehuwd
5) Mr. Nicolaas van Banchem (1726-1781) (zijn wapen is zeer slecht leesbaar) was lid van de Vroedschap sinds 1756 en ook hij bekleedde tal van functies. Hij is slechts één keer burgemeester geweest namelijk in 1774. Hij is tweemaal getrouwd geweest; in 1748 met Catharina Jongerius, maar zij stierf in 1751. In 1754 hertrouwde hij met Johanna Catharina à Marck (1730-1801). Beide huwelijken bleven kinderloos
6) Mr. Ysbrand van Dam (1715-1790) werd stadssecretaris op 18 juni 1749 als opvolger van David van Royen (die toen pensionaris werd en de vader was van de ad1) genoemde Jan van Royen) en bleef dat tot 19 oktober 1784. Hij trouwde in 1756 met Maria Francoise Drolenvaux en werd daarmee een zwager van de ad 2) genoemde Simon Drolenvaux
Opmerkelijk is dat de hele financiële administratie rond de bouw van de meisjesvleugel bewaard is gebleven. Deze administratie was in beheer bij de reeds eerder genoemde regenten van der Goes en Sandra. De belangrijkste rekening bevatte inkomsten als 30.000 gulden subsidie van de stad en 98.000 gulden uit de kas van het weeshuis. Maar ook over kleinere kosten (bijvoorbeeld bovengenoemde wapens) kunnen we veel terugvinden: zo is er een post van 105 gulden op 16 november 1777 (dus pas na de voltooiing van de bouw) van de regenten “tot goedmakinge der kosten van het hakken der wapenen”. Kennelijk betaalden de regenten zelf voor het aanbrengen van hun wapens aan de gevel aan de binnenplaats. Het totale bedrag wat betaald werd aan steen- en beeldhouwwerk was 6618 gulden, maar daarbij horen ook de schoorsteenlijsten, het stucwerk en het houtsnijwerk. De totale kosten van de nieuwbouw bedroeg 130.468 gulden. Dit was een veelvoud van wat aanvankelijk was begroot. We kunnen tegenwoordig wellicht mopperen over uit de hand gelopen kosten bij projecten, maar in feite is er niets nieuws onder de zon, zoals de overschrijding van de kosten van de nieuwbouw van het weeshuis laten zien.
Het scheelde niet veel, of het beeldhouwwerk van de wapenschilden zou in 1795 vernietigd worden. Na de vlucht van stadhouder Willem V, het ineenstorten van het bewind van de Prinsgezinden en aan de macht komen van de Patriotten kwam het besluit, dat alle wapenschilden en andere “ornamenten van heraldie” van de voorgevels van alle huizen, andere gebouwen, koetsen, jachten en andere rij- of vaartuigen, moesten worden weggenomen of worden uitgehakt. Ook het weeshuis kreeg hiertoe, middels een brief opdracht. De regenten legden het bevel echter naast zich neer, wellicht, omdat er geen geld was en men het als onnodige kosten zag. In de notulen is hierover niets te vinden. Ook het stadsbestuur (dat van stedelijke gebouwen, bruggen enzovoort wel familiewapens liet weghakken) trad niet op, waar het nalatige instellingen betrof. Daardoor bleef het beeldhouwwerk gespaard en kunnen we het tot op de dag van vandaag bekijken.
In 1882 werd de meisjesvleugel van het Weeshuis aan de Oude Rijn verhuurd aan de Drukkerij van de firma E.J. Brill. Alleen het poortje dat toegang gaf tot de meisjesafdeling staat er nog.
Het weeshuis heeft in de loop der tijd dus meerdere toegangen gehad. Onderdelen van een verdwenen poortje aan de zijde van het Burchtgrachtje zijn ingemetseld in de muren van de entreehal van de Lakenhal.
6) REGENTEN TIJDENS DE VERBOUWING VAN 1774
Op de binnenplaats, vrijwel recht tegenover het poortgebouw, zijn in de uitbreiding van 1774 de wapens te zien van de regenten die bij de verbouwing betrokken waren. Boven de deur zit een fraai snijraam.
Dit raam is gesneden in de stijl van Lodewijk XVI. Dit is o.a. af te leiden uit de (groene) guirlande bovenin, waarbij het lijkt of ze in de ringen hangen; de strikken bovenin en onder in, plus de gekruiste acanthustakken.
We zien een monogram met de letters WH. Ongetwijfeld verwijzend naar de belangrijkste weldoener. Het houten deurkalf met daarin een centraal geplaatst ornament met hangend roosje is nog in de Rococostijl gesneden. Het snijwerk klopt en zou origineel uit 1774 of kort daarna kunnen stammen.
..
..
.....
J.Sandra. . . . . . . . . .D.A. Le Pla
.....
H.A. Dibbetz ....................................A. Kleynenbergh
.....
M.W.J. van der Goes......................W. van Noort
.....
M.C.P. Chastelein...........................P.F. Clignett
.....
M.A. van Peene...............................M.J.P. Sandra
GT_1957 foto's H. de Sterke
De bovengenoemde wapens, die men hier ziet behoren tot een fraai gevelteken voor de regenten, die in 1774 bij de verbouwing van het weeshuis betrokken waren. Het werd vervaardigd door steenhouwer Gijsbert van Rooyen ( N.B. Hij was ook de maker van het steenhouwwerk van de Meisjespoort)
Opgemerkt mag worden dat zich in het weeshuis een schilderstuk bevindt, waarop de zelfde regenten zijn uitgebeeld, als waarvan hier de wapens te zien zijn. Het is geschilderd door Jan Baptist Coclers en het doek meet 142 bij 220 cm
Het gaat hier om de volgende regenten:
1) Joachim Sandra (25/06 1720 – voor 02/02/1782). Hij was de zoon van Jan Sandra (1695 – 1758) en Catharina van Aken (1693 – 1738). Joachim was lakenhandelaar. Hij trouwt in 1741 met Catharina Johanna Bentle. Ze krijgen 8 kinderen, waaronder ook de latere regent Jan Pieter Sandra (zie aldaar). Hij overleed in 1782, waarna hij als regent werd opgevolgd door C van der Moer
2) Mr Willem Jan van der Goes. Hij werd gedoopt op 23/06/1741 in de Hooglandse Kerk. Hij was een zoon van Adriaan van der Goes en Magdalena Hester van Eys. Hij was commies bij de ontvanger van de Gemeene Landsmiddelen over Leyden en Rhijnland. Daarnaast was hij sinds 04/02/1763 practiserend advocaat. Behalve bij hetweeshuis was hij sinds 1759 ook nog regent bij het Meermansburghof (hofje gesticht in 1681). Hij woonde op de Nieuwe Steeg, maar in Mei op de Hooglandse Kerkgracht. In 1782 wordt zijn naam niet meer als regent van het weeshuis genoemd. Opgemerkt kan worden, dat een zoon van Willem Jan van der Goes, namelijk Adriaan Willem van der Goes, tesamen met een zoon van Jan Pieter Sandra op 19 mei 1774 de eerste steen voor de uitbreiding van het weeshuis aan het Burchtgrachtje heeft gelegd
3) Henricus Albertus Dibbetz, geboren op 7 april 1731 (gedoopt op 8 april). Nog geen 10 jaar oud vertrekt hij met zijn ouders naar Oost Indie, maar bij het Kaapverdische Eiland Sint Jago sterft eerst zijn vader en kort daarop zijn moeder. Hij keerde terug naar Nederland maar leed voor de Nederlandse kust schipbreuk. Een tafelbel, in 1730 door Cypryaen Crans te Enkhuizen gegoten en versierd met zijn wapen, werd door hem gered en is nog steeds in bezit van zijn familie. Hij werd in 1746 vaandrig en later, tot 1752 luit in statendienst. Vanaf 3 febr 1747 is hij poorter van Leiden. Van 1752 tot 1784 is hij hoofdcommies aan het generaal hoofdpostkantoor te Leiden. Vanaf 1760 is hij regent van het weeshuis, waar hij ook actief geweest is bij de nieuwbouw. Daarnaast was hij ook een beroemd penningkundige,met ook een verzameling edelstenen ed. Een aanbod, gedaan door prof Allemand, namens Keizerin Catharina II van Rusland sloeg hij af. Als historicus had hij ook een bibliotheek en zelfs een rariteitenkabinet. Na zijn eervol ontslag bij het hoofdpostkantoor in 1784 verhuist hij naar zijn buitenhuis zijlzicht te Warmond, maar zijn huis in de Breestraat houdt hij tot 1802 aan. Hij sterft in nov 1805 en wordt begraven in de Pieterskerk. Wat er van zijn verzamilingen tercht gekomen is is onbekend
4) Mr Cornelis Pieter Chastelein: Hij was rentmeester van het Capittel ten Hooglande en hij was vurig patriot. Hij richtte een vrijcorps op: dit waren wapens of acties van patriotten in de strijd tegen de prinsgezinden. Rond 1789 kwam hij in financiele moeilijkheden. Achterstallige schulden werden door uit Cautie door Burgemeester Chastelein voldaan. Cornelis Pieter was getrouwd met Elisabeth Anna Roëll en had 2 kinderen
5) Michiel Abraham van Peene. Is zeer lang regent geweest.Ook in 1782 wordt zijn naam nog genoemd. Hij was getrouwd met Maria Elisabeth Lulofs en begraven in de Pieterskerk
6) Dr Adriaan Pla. Hij wordt in 1782 niet meer als regent genoemd
7) Albertus Kleynenbergh. Zijn naam wordt genoemd voor een onderzoekscommissie in 1795 over d bank van Beleening. Korte tijd later wordt hem gevraagd het bestuur van de bank op zich te nemen. Opgemerkt kan worden, dat Albert Kleynenbergh in 1782 geen regent van het weeshuis meer is.
8) Willem van Noort:: Zijn naam komt in 1747 voor als regent van het Jan Pesijn’shof op het Pieterskerkhof, gesticht 1656. Ook Willem van Noort is in 1782 geen regent van het weeshuis meer.
9) Pieter Francois Clignett: vermeld wordt, dat hij in 1807 een request heeft gestuurd aan zijne majesteit de Koning van Holland met het verzoek, om met aangevoerde redenen te worden bevorderd van 2e commissaris op het zegelkantoor tot eerste commissaris. In de algemeene begroting van Staatsbehoeften van 1810 wordt het overlijden van Clignett genoemd
10) Mr Jan Pieter Sandra, 1742 – 1790 Is oudste zoon van weeshuisregent Joachim Sandra en Catharina Johanna Bentle. In 1756 ging hij op 14 jarige leeftijd aan de universiteit studeren. Hij was onafgebroken regent van het arme-weeskinderhuis van 1763 tot 1788. Omdat zowel de vader, Joachim Sandra, als de zoon Jan Pieter Sandra ten tijde van de verbouw/nieuwbouw weeshuisregent waren en zij (uiteraard) het zelfde familiewapen hadden, is het laatste wapen in het gevelteken van Gijsbert van Rooyen (ongeveer) gelijk aan het eerste wapen. Naast weeshuisregent was Jan Pieter Sandra fabrikant. In 1774 was hij ook nog gouverneur van de Lakenhal. Ook was hij ouderling in de Kerkendienst op de Hooigracht. Hij is in 1762 op 19jarige leftijd getrouwd met Maria Elisabeth Sandra (1743 – 1787) en kregen 5 kinderen, waarvan Joachim Sandra (junior)(1763 – 1795) en Sara Jacoba Sandra de bekendste zijn. Deze Joachim Sandra heeft op 19 mei 1774, 11 jaar oud, tesamen met regentenzoon Adriaan Willem van der Goes de eerste steen van de nieuwe vleugel van het weeshuis aan het burchtgrachtje. Joachim deed dit met een prachtige zilveren troffel, vervaardigd door de Leidse Zilversmid Cornelis Lamotte. De naam Joachim Sandra is in de troffel gegrafeerd; de troffel bestaat nog steeds en bevindt zich nu in de Lakenhal. Deze Joachim Sandra is dus de zoon van Jan Pieter Sandra en een kleinzoon van de regent Joachim Sandra (In Leiden, geschiedenis van een Hollandse stad deel 2 wordt Joachim ten onrechte de zoon van de oude regent genoemd). Zeer jong, reeds op 12 jarige leeftijd ging Joachim naar de universiteit, medicijnen studeren. Hij is 2 maal getrouwd geweest, in 1789 met Petronella Aletta Columba en in 1792 met Catharina Jacoba van Nes. Van die laatste had hij 2 kinderen. Joachim overled in 1795, slechts 31 jaar oud
Links, boven een poortje, staat een 17e eeuws rijm dat bezoekers er toe moest aansporen een kleine donatie ten gunste van het weeshuis in het offerblok te gooien.
7) TEN SLOTTE
Een klein, maar interessant aspect bij het weeshuis is nog het volgende: Links, boven een poortje, staat een 17e eeuws rijm dat bezoekers er toe moest aansporen een kleine donatie ten gunste van het weeshuis in het offerblok te gooien. De woorden 'Weeskens bloot' in deze rijm, moeten we lezen als 'de armzalige wezen'.
...
GT_1813 foto W. Devilee
Bronnen:
Leids Fabrikaat: Een stadswandeling langs het industrieel erfgoed van Leiden. C.B.A. Smit en H.D. Tjalsma (red.), Utrecht: Matrijs-III- Historische Reeks Leiden. Blz.22-30.
Frans van Mieris, Beschryving der stad Leyden, Derde deel, Leiden, 1784.
Pancras van der Vlist, Leidse Geveltekens, 2009
Het moeilijke leven; het leven van hervormde Leidsche wezen in de periode 1775-1812 (Google)
E.H. ter Kuile: Leiden en het westelijk Rijnland (voor de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1944 (Google)
w.w.w.genealogieonline.nl – de Rooy genealogie (Google)
Leiden, de geschiedenis van een Hollandse stad, deel 2
De Nederlandsche Leeuw, tijdschrift van het Koninklijk Nederlands genootschap voor geslacht- en wapenkunde, jaargang 35, 1917 (Google)
Het Heilige Geest- of arme Wees- en Kinderhuis, Leidsch Dagblad serie “de tijd van toen, Leidse kroniek over mensen en gedane zaken, 3 december 1990”
Index op de notulen ter burgemeesterskamer, 1776-1795
Voorbericht op het Historisch bericht en staat van de stadsbank van Leeninge binnen Leiden, volume 1
Decreten en Besluiten van Z Majesteit den koning van Holland van Dingsdag den 1 september 1807
Algemeene Begrooting van Staatsbehoeften over den jare 1810
Naamwijzer van de Heeren Regenten der stad Leyden en andere collegiën en beambten uit 1782 door C van Hoogeveen
Doopregisters
Grafboeken
De Meisjespoort; beschrijving door Piet de Baar van deze poort met onder andere achtergronden van daar aanwezige familiewapens.
Beeldmateriaal en tekst zijn opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. AuteurJ. Hartstra. Voor contact met de commissie, zie colofon