Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Vrijgezelle melkboer werd een geweldige tweede vader

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw Jannie (Jeanette) Compier-de Ridder op 27 januari 2015

Mevrouw Jannie Compier-de Ridder werd op 24 februari 1933 geboren in de Musschenbroekstraat. Kort daarna verhuisde het gezin met de drie dochters naar de Janvossensteeg, hartje stad, waar haar ouders zich als geboren Leidenaren thuis voelden.
Vader was stratenmaker. Maar hij overleed in 1944 op 42-jarige leeftijd, waardoor de meisjes zodra ze veertien werden voor inkomen moesten zorgen. De pogingen van een onderwijzer om Jannie door te laten leren, mochten niet baten.
Jannie begon met werk in de winkel van Penedo, een zaak in huishoudelijke artikelen. Ze verdiende er het zout in de pap niet, en toen ze op aandrang van haar moeder, met pijn in haar maag om opslag durfde te vragen, werd haar dat niet in dank afgenomen. “Het moet weer worden als voor de oorlog”, zei haar werkgever, “Dat de knecht blij mag wezen met een broek van de baas.” Ze is er weggegaan en werd verkoopster in verschillende winkels, zoals modezaak Gerzon op de Breestraat. Daar heeft ze goede herinneringen aan, evenals aan de schaarse uitjes met haar vriendinnetje, toen ze 16, 17 jaar was. Van haar verdienste mocht ze twee gulden houden. Iets drinken bij Rutecks op de Stationsweg deden ze graag. Als het regende, bleven ze zo lang mogelijk zitten op de ene consumptie die ze zich konden veroorloven, maar met een rij wachtende klanten voor de deur werden ze door de bediening weggekeken.
Rutecks en bioscoop Luxor op de Stationsweg
En voor 60 cent kon je naar de bioscoop, weliswaar op een van de eerste rijen, waarvan je met pijn in je nek thuiskwam, maar het was een leuke ontspanning. Ook het heen en weer wandelen en sjansen op de stijfselbaan(1) bij de Haarlemmerstraat was een aantrekkelijk tijdverdrijf. Veel jonge mensen ‘van de gewone stand’ leerden daar hun toekomstige echtgenoten kennen.
(1) Een stijfselbaan was een spontaan ontstane ontmoetingsplaats waar jongelui heen en weer wandelden. In Leiden bevond zich die kort na de oorlog op de Stationsweg, later op de Haarlemmerstraat.

Oorlogsgeweld en honger
Toen moeder weduwe werd, kreeg het gezin financiële hulp van de Steun. Af en toe kwam er dan een controleur die de pannendeksels optilde om te zien wat er gegeten werd.
Het was oorlogstijd, een periode die bij mevrouw Compier nog emotionele herinneringen oproept. De bombardementen van de geallieerden op het stationsgebied zijn scherp in haar geheugen gegrift. Door een bovenlicht in de huiskamer zagen ze de vliegtuigen en hoorden de bommen vallen. Moeder rende in paniek richting Morsstraat, waar haar vader woonde. Opa was ongedeerd, de Morsstraat was niet gebombardeerd, maar wel waren een tante en oom gedood door de bom die op hun huis in de Haverzaklaan viel.
Jannie bleef thuis met een gewond been, waar ze de vliegtuigen en een tweede vlaag oorlogsgeweld waarnam, niet wetend hoe het met haar moeder was. De wond had ze opgedaan door een bizar ongeval. Een Duitser had gezegd dat er bij de gasfabriek een kolenwagen zou komen en dat kinderen er wel wat van mochten pakken. Het nieuwtje ging snel rond in de buurt en ook Jannie ging eropaf met een zakje. De Duitsers lieten het toe, maar een lange lummel gaf haar een duw, waardoor de hele kar met kolen over haar heen viel.
Er was honger. Toen ze weer goed ter been was, ging ze samen met een vriendinnetje de boer op, waar ze dan wat aardappelen en groente kregen. De vader van het vriendinnetje verdeelde het, waarbij hij het meeste aan zichzelf toebedeelde. Jannie durfde er niets van te zeggen, maar het knaagt nog steeds.
Ook herinnert ze zich de Joodse meisjes die van school verdwenen en die in Sobibor zijn omgekomen.
Na de bevrijding, die niet langer op zich had moeten laten wachten, werd het leven weer leefbaar.

Alles werd vrolijker
Moeder kreeg bovendien een nieuwe relatie met de vrijgezelle melkboer in de Clarensteeg en binnen een jaar waren ze getrouwd. De meisjes hadden een geweldige tweede vader aan hem en alles werd vrolijker.
Gefeest werd er sowieso veel in de volksbuurten daar. ‘s Avonds hoorde je het plezier en de muziek van de accordeon, waarmee de buren vaak naar buiten kwamen. Maar je kon er de klok op gelijk zetten: op een bepaald moment braken de alcoholische ruzies uit, die overigens de volgende dag alweer vergeten waren.
Alleen in de Mirakelsteeg kwamen de meisjes niet. Dat mocht niet van thuis, hoewel het best aardige mensen leken daar. Vrouwen zaten er bonen af te halen. Het leven was er hard. Als een vrouw ’s morgens bevallen was, zat ze ’s middags alweer op een zak de bonen te bewerken. Kinderen liepen er in de winter op blote pootjes buiten, maar ziek leken ze er niet van te worden, evenmin als van de slechte hygiënische omstandigheden.

Twee mannen en een boom
Pas 17 jaar was Jannie toen ze haar eerste man, J.C. Compier, leerde kennen. Als beroepsmilitair – vliegtuigmonteur bij de luchtmacht – kwam hij alleen de weekends thuis. Omdat er bovendien grote woningnood was toen ze trouwden, bleven beiden jarenlang elk bij hun ouders wonen. Als haar man in het weekend vrij was, logeerde mevrouw Compier bij hem in het huis van haar schoonouders. Die situatie duurde tot het paar op de De Sitterlaan kamers kon krijgen.
Het huwelijk van bijna twaalf en een half jaar was kinderloos toen Compier op 36-jarige leeftijd omkwam bij een auto-ongeluk.
Vier jaar is ze alleen gebleven. Toen ontmoette ze haar tweede man, met wie ze ging samenwonen in het huis van haar moeder in de Janvossensteeg. Tot haar verdriet moest het huis verdwijnen bij de sanering in de jaren zeventig. Nu staat er op die plek een grote boom. Voor mevrouw Compier is hij het symbool van haar jeugd.
Een jaar of 50 was haar tweede man, toen ze zag dat het niet goed ging met hem. Uiteindelijk bleek hij de dementerende ziekte van Pick te hebben, wat betekende dat hij steeds afhankelijker werd van haar. Zo lang het kon heeft ze hem thuis verzorgd. Toen het niet langer ging, werd hij opgenomen in verpleeghuis Overrhyn, waar mevrouw Compier hem dagelijks bezocht. Acht jaar lang. Drie jaar geleden overleed hij, 85 jaar oud.
Door de Janvossensteeg fietst ze nog weleens. Dat roept veel herinneringen op, al is het allang niet meer de gezellige volksbuurt die het was.

Mevrouw Jannie Compier-de Ridder is op 12 oktober 2022 overleden.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart