Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Als de seringen gingen bloeien in de Vreewijkbuurt nam ik een mooi scherp mesje…”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer L. Vijlbrief op 12 mei 2016

Leonardus Vijlbrief zag in 1925 het licht in de Zegersteeg.
Zegersteeg in 1927

“We waren met z’n tienen. Ik had nog zeven broers en twee zusters.” Niet lang daarna verhuisde het gezin een straatje verder, naar de 5e Binnenvestgracht. De huur was daar lager, namelijk twee kwartjes per week. “Dat was een huis met twee kamers en een zolder. Een keuken was er niet, die hebben ze zelf gemaakt.”
De jongens gingen allemaal boven slapen, de meisjes beneden. Beneden stond een grote ronde kachel waar de leden van het gezin in de winter omheen zaten. De voorkant van het lichaam werd warm, de achterkant bleef koud.

Schone jeugd
Hij herinnert zich zijn vader als een nogal flinke man. “Hij werkte als marktmeester en maakte ook sigaren. Elke week ging hij naar Gouda op de fiets met een koffer sigaren, op een speciale fiets met een goed frame.”
De oudste drie broers van de heer Vijlbrief hadden een andere achternaam dan de kinderen die daarna geboren werden. Moeder Keetje was namelijk eerder getrouwd met een Katwijkse visser, maar scheidde van hem. De ouders van de heer Vijlbrief zijn nooit gehuwd geweest. Al hun kinderen kregen dan ook de achternaam van moeder. Ongehuwd samenwonen was bijzonder in die tijd.
Terugkijkend op zijn jeugd noemt hij die onbezorgd. “En het was ook een schone jeugd! Want ik kwam niet de straat op als er per ongeluk een gat in mijn broek zat. Dan moest je wachten tot er een lap op gezet was; ik had maar één broek. En als die gewassen moest worden, dan zat ik ook een dag binnen.”

Politie
Zijn moeder was baker en assisteerde de dokter bij thuisbevallingen in de buurt. Verder verzorgde ze pasgeborenen bij families op de gracht. Andere buurtgenoten maakten dan in de kraamtijd het huis schoon. Ook werkte moeder als schoonmaakster bij de oude vrouwtjes in het St. Annahofje aan de Zegersteeg.
Vanaf begin jaren dertig stond ze er alleen voor; de vader van meneer Vijlbrief stierf aan een hartverlamming. In de crisistijd was er weinig werk voor zijn oudere broers. De oudste broer was een jaar of 19 en ontving als kostwinner 15 gulden steun.
“Mijn moeder stond haar mannetje”, vertelt Vijlbrief. Toen een broer op school een klap ontving van de meester ging ze “pisnijdig” naar school om verhaal te halen. Hijzelf belandde als kind een keer op het politiebureau. “We hielden allemaal veel van bloemen, maar je had geen geld daarvoor. Als de seringen gingen bloeien in de Vreewijkbuurt dan nam ik een mooi scherp mesje en dan ging ik altijd een paar takken halen voor mijn moeder. Tot een keer dat ik gegrepen werd door de politie.”
Moeder werkte, dus het duurde even voordat ze hem kwam ophalen. De seringen werden op het politiebureau in het water gezet in een vaas op de balie. Toen ze eindelijk kwam en aanhoorde waarvoor haar zoon was aangehouden, zei ze: “Oh, was dat het?” Daarna nam ze haar jongen mee en óók de seringen. “En zo liepen we het bureau uit. De agent wist niet wat hij zeggen moest.”

Paard
Tot zijn twaalfde ging hij naar school. De meester kwam nog thuis en adviseerde om door te leren, maar zijn verdiende geld was hard nodig in het gezin. “Zelf had ik ook heel graag door willen leren.”
Zijn eerste baantje was bij groenteman Nelis Brinkman; groente rondbrengen en zorgen voor het paard van de wagen. ’s Morgens ging hij het paard halen in een grote weide achter de Hollandse Constructie Werkplaatsen (HCW), waar ook de tram doorheen reed. Het waren lange dagen; soms was hij pas om acht uur ’s avonds thuis.
Op zijn 14de werd hij loopjongen bij De Koning, een grote textielzaak. Hij werkte er in het magazijn en bracht bestellingen rond op de fiets. Daarna ging hij naar een firma op de Maredijk die asbestplaten maakte.
Toen begon hij als sjouwer bij de HCW, aan de Zoeterwoudseweg. “Ik ben gaan bijleren en werd hulparbeider. Bij de HCW heb ik 19 jaar gewerkt. Op het eind als constructiebankwerker. We kregen opdrachten van de Hoogovens, soms voor Indië.”

Huurwet
De oorlog begon rustig voor hem, maar in 1944 werd Vijlbrief aangehouden op het Rapenburg zonder persoonsbewijs. Via het politiebureau belandde hij in Amersfoort en daarna werd hij tewerkgesteld op Wangerooge, een klein Waddeneilandje in de Duitse Bocht. “Ik heb het daar nog goed gehad, beter dan de mensen hier in Holland. Want de commandant van dat eiland was getrouwd met een Hollandse vrouw. Veertien dagen voordat de oorlog afliep werd het hele eiland platgegooid. Toen zijn er 100 jongens gesneuveld.”

Na de HCW heeft hij tien jaar bij het universitair sportcentrum gewerkt. Op zijn 32ste leerde hij via kennissen zijn vrouw kennen die toen werkte bij de Bijenkorf in Den Haag. Twee jaar later trouwden ze. Zijn vrouw was acht jaar ouder. Op zijn 51ste jaar begon hij met een nieuwe baan bij de universiteitsbibliotheek. Boeken ophalen en wegbrengen naar het magazijn. Vijlbrief maakte de verhuizing mee naar de Witte Singel. Hij vertelt sappig over de gang van zaken daar en over het arbeidsethos. Op zijn 61ste stopte hij met werken.
Hij was ook secretaris van een woningbouwvereniging en hield spreekuur, onder andere ten tijde van de renovaties rond de Molenstraat. Toen begon zijn grote hobby: postzegels verzamelen. Daarmee houdt hij zich nog steeds graag bezig

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart