Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Je moeder is maar bijzaak.”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw H. Zandbergen-Philipse op 13 oktober 2017

Mevrouw Hendrika (Riek) Zandbergen-Philipse werd als jongste van drie kinderen geboren op 12 februari 1930 in een kruidenierswinkeltje op de hoek van de Lopsenstraat. Vader kwam uit Lisse. Moeder was een geboren Leidse, met hangende haren en kapotte kleren, herinnert mevrouw Zandbergen zich. Het kruidenierswinkeltje bleef niet heel lang in stand. De buren kwamen wel kopen, maar betalen deden ze niet. Er was eenvoudig geen geld. Moeder ging overdag uit werken en bracht baby Riekje naar de nonnetjes, de Karmelietessen op de Oude Vest, hoek Hazewindsteeg. Het gezin verhuisde vaak. Volgens mevrouw Zandbergen omdat moeder het huis zo verslonsde dat het ongedierte er rondkroop. Ten slotte werden ze opgenomen opvanghuis De Camp, aan de Vrouwenkerkstraat. Vader verdween geregeld een tijd met een vrouw. Hij bracht ze ook wel mee naar huis. “Dit is mijn vriendin, hoor”, zei hij dan, “Je moeder is maar bijzaak.” Het leven was keihard. Steeds weer moest er verhuisd worden om steeds weer nieuwe wandluizen en Riekje werd al jong aan het bonen afhalen gezet voor de conservenfabriek. Een naam hadden we thuis niet, vertelt mevrouw Zandbergen. Nooit hebben ze Riekje of Rika gezegd. Zij was ‘de kleine’, haar broer ‘de jongen’, de jongste zuster heette ‘de lange’ en de oudste zus ‘de grote’. Grootmoeder van moeders kant was een lieve opoe. De kleine Riek was graag bij haar. Ze kreeg een serviesje en andere leuke spulletjes van haar. Maar ze heeft er ook een verschrikkelijke herinnering aan. Het piepkleine huisje van opoe, aan de Morsweg lag aan de Rijn. Vijf jaar was Riek toen ze zag hoe opoe uit de rivier haar zoontje opviste dat ongezien naar buiten was geglipt. Hij was al overleden.

Geen naam
Thuis ging het van kwaad tot erger. Moeder sloeg, stal en liet de toenemende reeks huizen vervuilen. Vader kwam maar een enkele keer opdagen. Geld bracht hij niet in, maar wel nam hij soms een potje room mee voor Riek, hoewel hij nooit belangstelling voor haar had getoond; ze had immers een jongen moeten zijn. Hij trok zich trouwens helemaal niets aan van de kinderen. Een periode van 12 weken verbleef Riek in een vakantiekolonie in Bakkum, waarin ze langzaam wat bijkwam, maar daarna viel ze weer terug in het oude leventje. Tijdens de lagereschooltijd kregen de kinderen bijvoeding via de gemeente. Er was schoolmelk in de klas waarvoor twee cent betaald moest worden. Voor het andere eten en drinken moesten ze naar het soephuis aan de Pieterskerkgracht, waar ze ook kleding kregen: een geruit jurkje, een streepjesschort, zwarte kousen en zwarte hoge schoenen met veters. Corrie, het meisje dat in de bank achter haar zat, plaagde haar met haar ‘soepjurk’, waarop Riek haar inktpot leeggooide over het mooie jurkje van Corrie. De schade moest betaald worden, maar omdat er geen geld was, moest vader drie weken de gevangenis in. Riek mocht gedurende die tijd niet op school komen. Ze moest haar vader bezoeken, maar dat liet ze wel uit haar hoofd. De twee meisjes werden later de beste vriendinnen.

Oorlog
12 jaar was Riek toen ze van vader opdracht kreeg post voor hem op te vangen voordat moeder thuiskwam. Van wie de brieven waren, wist ze niet. Daar kwam ze achter toen moeder het in de gaten had: “Hier die brief!” Het bleek een zeer expliciete brief van een minnares te zijn. Toen vader thuiskwam was het vechten geblazen. Ook Riek kreeg klappen. Ze pakte een mes en stond ermee in de aanslag, maar vader rukte het uit haar hand, waardoor er een diepe snee in haar handpalm ontstond. Het mes heeft mevrouw Zandbergen nog altijd, het litteken ook. Intussen was de oorlog uitgebroken. Sommige gebeurtenissen staan nog in het geheugen gegrift. Een Nederlandse soldaat werd neergeschoten, terwijl Riek met hem onder een boom schuilde tegen de kogels. Vader stuurde haar eropuit om kolen te stelen van de Duitsers, bij het Spoortje, terwijl hij wist dat dat levensgevaarlijk was. Vaak heeft ze moeten bedelen. “Op mijn blote voeten ben ik helemaal naar Zoeterwoude, Hazerswoude, Koudekerk gelopen. Verder kwamen we niet meer, want dan waren mijn beentjes zo moe. En dan zat ik langs de kant te huilen en dan kwamen er mensen voorbij die zeiden: ‘Ik zal wat brood voor je halen.’ En dan kreeg ik zo’n stukje brood. Niet een heel boterhammetje, nee, zo’n stukje brood.”

De Chinees, de boer en de timmerman
Op haar 15e ging Riek werken bij wasserij Spronk op de Witte Singel, samen met haar zuster. Vader droeg hun op om daar kapotte kleding van henzelf om te ruilen tegen goede kleren. Zus stuurde Riek naar de wc en verwisselde snel wat kleding. Ze werd betrapt en beide zussen werden door de politie in de cel gestopt, in het bureau aan de Zonneveldstraat. ’s Avonds mocht ze weg omdat ze geen schuld had. Buiten wachtte vader haar op, klaar om haar een paar flinke klappen te geven, maar dat werd verhinderd door een politieman die haar begeleidde en die vader dreigend toesprak. Na verloop van tijd stapte Riek over naar de wolfabrieken. Bij dat werk overkwam haar een ernstig ongeluk. Een drijfriem die klossen aandreef, greep haar lange haar. Terwijl ze in het ziekenhuis lag, heeft ze wekenlang niet kunnen praten. Er is nog steeds een plek op mevrouw Zandbergens hoofd waar geen haar meer wil groeien. Toen ze hersteld was, vond ze een baan bij restaurant Zomerzorg op de Stationsweg. Bier tappen, schoonmaken, van alles. Het was er altijd druk met echte Leidenaren en ze deed het met plezier. Het enige probleem daar was dat de baas een dronkenlap was. Riek verdiende er goed: 50 gulden per maand, maar ze moest alles thuis afdragen. Twee jaar werkte ze er toen ze overstapte naar de Chinees. Intussen had Riek een zoontje gekregen waar haar moeder de voogdij over kreeg. Kok Sia bij de Chinees wilde met haar trouwen en maakte dat onder andere kenbaar door haar tussen de benen te grijpen. Maar Riek koos voor een boer uit Maarssen. Ze trouwden en woonden samen in zijn boerderij waar ze vier kinderen kreeg. Vanaf het begin bleek het huwelijk geen goede keuze.
Haar zoontje bleef bij haar moeder in Leiden. Later trouwde mevrouw Zandbergen voor de tweede keer, nu met een timmerman. Een omslag kwam toen ze in het ziekenhuis ging werken. Eerst in de huishoudelijke dienst in het Diaconessenhuis, later als verpleegster in het Academisch Ziekenhuis waar ze haar ‘ooievaartje’, haar diploma kraamverpleging, haalde. Mevrouw Zandbergen woont in Leiden Zuid-West en is nu, op haar 87e, nog actief. Ze maakt 3D-kaarten, wandelt graag en is vrijwilliger bij woningstichting Portaal. Ze houdt de buurt in de gaten en is zo alert dat ze onder andere een inbraak wist te voorkomen. Dat alerte had ze als kind al en regelen zit haar in het bloed, zegt ze. Hoewel de herinneringen soms spoken, blijft ze opgewekt ondanks alles wat ze meemaakte en ondanks de vele gebeurtenissen waarover ze niet heeft willen vertellen.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart