Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Hervormde heidenen

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer Arie Stikkelorum op 9 mei 2018

De heer Arie Stikkelorum werd op 5 oktober 1934 geboren in de Hansenstraat, hoek Musschenbroekstraat, boven een kruidenierswinkel. In 1936 verhuisde de familie naar een woning in dezelfde straat.

Het gezin telde zeven kinderen: vijf meisjes en twee jongens. Vader werkte bij een oliebedrijf en later, tot zijn pensioen, bij het Algemene Kantoormachine Bedrijf op de Lammermarkt, waar rollen voor typemachines werden gemaakt.

Opa Stikkelorum is zoutzieder geweest. Zeewater werd in tonnen naar de Zoutkeet aan de Oude Singel gebracht. Daar liet men het water door verhitting verdampen zodat het zout uitkristalliseerde. De taak van Opa was in de vaten te roeren om te voorkomen dat het klonterde.

Aan religie werd in de familie niet veel gedaan. De kinderen waren ‘hervormd gedoopte heidenen’.

De buurt was rijk aan winkels in Aries jeugd: drie kruideniers, twee kappers, een groenteboer, manufactuurwinkels, drie bakkers en twee melkboeren. En dan kwamen er ook nog bakkers en melkboeren langs vanuit andere wijken. Als je verhuisde kwamen er wel drie, vier melkboeren of bakkers naar je toe om te vragen of je klant wou worden. Eén bakker kwam zelfs helemaal uit de Groenesteeg. Ten slotte werd dat gesaneerd, zodat je één melkboer per wijk kreeg.

In de oorlog ontstond schaarste. De heer Stikkelorum herinnert zich de vliegtuigen en de bombardementen, maar vooral de honger. Na schooltijd ging hij met een pan naar de gaarkeuken in de Pasteurstraat. Voor elk gezinslid kreeg hij een lepel soep of hutspot. Soms zat je er anderhalf uur in de rij voor je aan de beurt was, maar hoe leger de tonnen, hoe dikker de soep.

Carrière

Aries schoolcarrière begon als kleuter op de Beatrixschool aan de Herensingel. Van de lagere school heeft hij veel gemist door de Duitse bezetting, vooral de eerste drie jaar. Naar de vierde klas ging hij met als motivatie dat je op school te eten kreeg. Na hapsnap door de vijfde en zesde klas te zijn gekomen, begon hij op de Ambachtsschool aan de Haagweg. De vakrichting werd vastgesteld aan de hand van een zogenaamde keuring. In die tijd was er veel behoefte aan bankwerkers, dus alle jongens bleken zeer geschikt te zijn voor dat vak. Bankwerker werd Arie niet. Op zijn veertiende wist hij een werkvergunning van de Sociale Dienst te krijgen en verliet hij de school.

Een jaar werkte hij bij de Zilverfabriek in Voorschoten, maar het binnen zitten beviel hem niet en het werk was onplezierig. Hij besloot elektromonteur te worden. Overdag werken en ’s avonds naar school. Veel vrije tijd was er niet. Ook zaterdags werd er nog tot één uur gewerkt. De andere dagen van acht tot vijf.

Langzamerhand klom de heer Stikkelorum op, tot hij de supervisie had over 20 man. Er kon op een veel soepeler manier gewerkt worden dan tegenwoordig, meent hij:

“Ja, ik vind dat je veel meer hokjesgeest hebt gekregen. Ik was vroeger algemeen, ik kon alles. Installaties maken en ik had altijd rechtstreeks contact met de architect of met de opzichter van het werk. Maar nou moest je eerst naar je eigen projectleider, die moest dan naar de werkvoorbereiding, die moest dan naar een adviesbureau en dan komt het uiteindelijk bij de opzichter. En dan drie weken erna krijg jij eindelijk antwoord wat je dan... Ik was wel zo eigenwijs om het toch al te maken, omdat ze achter mij ook stonden te haasten om het klaar te krijgen, maar dan kreeg ik weer op mijn kop dat ik vijf personen gepasseerd had.”

Ondanks dat hij tijdens het werk een paar ernstige ongelukken kreeg, werkte hij 45 jaar lang. Op zijn 59ste moest hij verplicht in de VUT om jongeren een kans te geven: “Ik vond het best, want ze waren aan de vierde fusie bezig en dan moest je elke keer weer bewijzen hoe goed je was.”

Krom

In de jaren ’54 en ’56 was er een onderbreking in het werk vanwege de militaire dienstplicht. Prettig vond Arie dat niet. Hij had het geluk niet uitgezonden te worden naar Nieuw-Guinea, maar hij verveelde zich in het magazijn waar hij gebruikte moest spullen schoonmaken. Er werd maar zelden een oefening gehouden, dus iets schoon te maken was er ook niet.

Bij een partijtje voetbal bleef zijn schoen in een molshoop steken en brak hij een been. Het werd zo slecht werd gezet dat het nog steeds krom is, maar de tijd in het militaire herstellingsoord in Doorn rekte hij zo lang mogelijk. Daar had hij het best naar zijn zin.

Ongetrouwd maar goed verzorgd

De heer Stikkelorum weet nog veel te vertellen van de oude situatie in Leiden. Zo herinnert hij zich het spoorlijntje tussen de Zijlpoort (waar nog een stootblok te zien is) en Hoofddorp. Ook de ontwikkelingen rond de gasfabriek en de periode vóór en rond de aanleg van de Willem de Zwijgerlaan staan hem nog helder voor de geest.

Getrouwd is hij nooit. Het kwam er niet van. Hij bleef bij zijn ouders wonen, evenals zijn jongste zus die een eigen kamer op de bovenverdieping heeft en voor het huishouden zorgt.

In 1978 kon hij het huurhuis voor een aantrekkelijk bedrag kopen. Een douche was er niet en een ander nadeel was dat ze met drie woningen één watermeter deelden. In strenge winters moest de kraan ’s nachts afgesloten worden, maar een oude buurvrouw draaide ’s avonds om zeven uur de waterkraan al dicht. Ook de Stikkelorums zaten dan zonder water. Maar dat is al lang verleden tijd.

De VUT bracht veel vrije tijd, waarin de heer Stikkelorum cursussen Oude Handschriften ging volgen en stamboomonderzoek doet.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart