Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Van stoorzender tot marinezender

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer G. Wesselius op 15 maart 2016

Gerard Wesselius (1925) was de jongste in een gezin met vijf kinderen. Aanvankelijk woonden ze in Leiden-Noord. Gerards geboortehuis aan de Van Hogendorpstraat staat er niet meer. In 1935 verhuisde het gezin naar een woning op het terrein van de voormalige militaire strafinrichting in en rond het Pesthuis. Dit was een enclave, afgesloten met een slagboom, grenzend aan het voormalige gebouw van een vrouwengevangenis en de paviljoens van het Academisch Ziekenhuis. Het was een paradijs voor kinderen.

Het gezin Wesselius- De heer G. Wesselius vooraan

De strafinrichting had bijgebouwen die werden verhuurd en in één daarvan waren arbeiders uit Edam en Volendam ondergebracht. De touwfabriek in Edam was afgebrand en de medewerkers vonden tijdelijk werk in de Touwfabriek aan de Zijl in Leiderdorp. In hun vrije tijd maakten ze klompjes voor de Volendamse souvenirwinkels. “Als kind vonden wij dat geweldig, want ze hielpen ons ook met het bouwen van bootjes. Zo’n Volendammer zet op een keer twee klompjes op tafel en geeft mij die cadeau. Er was een stuk uit en daarom niet geschikt voor de handel.”



In 1937 werd de bestemming van het Pesthuiscomplex gewijzigd en kwam daar een garnizoenswerkplaats, vooral voor de militaire schoenmakerij. De werknemers van de Touwfabriek verhuisden naar de vrouwengevangenis. De soldaten bivakkeerden in de bijgebouwen, terwijl de bewoners van de dienstwoningen, ook de familie Wesselius, daar gewoon konden blijven wonen.

Paniek onder de burgers
In mei 1940 werden ze in alle vroegte uit bed geroepen. Vanuit het raam zagen ze Junkers-vliegtuigen overvliegen en parachutisten op vliegveld Valkenburg landen. De Nederlandse soldaten die gelegerd waren in het Pesthuis wilden hen beschieten, maar hun commandant verbood dat. Hij was bang dat ze zouden worden gebombardeerd. Onder de bewoners van de dienstwoningen brak paniek uit en iedereen ging schuilen in de kelder onder de regentenkamer van het Pesthuis. “Ikzelf ben het weiland ingelopen, want ik wilde niet met die mensenmassa in dat oude gebouw zitten. Stel je voor dat er een bom op zou vallen.” De Nederlandse soldaten bij het Pesthuis werden na vijf dagen gedemobiliseerd en de Duitsers roofden vervolgens de werkplaats leeg. Eind 1940 werd het Pesthuis tot huisvesting van het Legermuseum bestemd, want dat moest uit kasteel Doorwerth vertrekken. Het gebouw werd daarvoor in 1943 gerestaureerd en het expositiemateriaal werd elders opgeslagen. Pas na de bevrijding in mei 1945 opende het Legermuseum zijn deuren.

Broek nat geplast
Het terrein waar het gezin woonde was ruig begroeid en de Duitse soldaten gingen er graag met hun vriendinnetjes heen. “Dan konden ze dat doen waar ze behoefte aan hadden”, zegt Gerard lachend. Samen met zijn broer is hij er een keer naar toe geslopen en heeft een vrijend stelletje beschenen met een zaklantaarn. De soldaat kwam met een bajonet achter ze aan. Toen hij thuiskwam had hij van angst in zijn broek geplast.
Op een dag waren de Duitsers op het terrein met zendapparatuur aan het oefenen. Hij wist met een lange antennedraad en bobine uit een oude T-Ford een stoorzender te construeren waarmee hij de Duitse oefening saboteerde. Vanaf zolder kon hij door een klein dakraampje precies zien wat er gebeurde. Steeds als de Duitse soldaten hun hoofdtelefoons opzetten, schakelde Gerard de stoorzender in. De Duitsers wisten niet wat er aan de hand was, zodat ze hun spullen maar inpakten en vertrokken. Achteraf gezien realiseerde hij zich dat hij levensgevaarlijk bezig was geweest. “Ik had verstand van radio’s, want had uit een natuurkundeboek van mijn broer geleerd hoe je een kristalontvanger kon bouwen, waarmee we in de oorlog stiekem Radio Oranje beluisterden.” Toen hij wat ouder werd, kwam hij uiteindelijk als leerling-elektricien terecht bij een bedrijf dat ook voor de Wehrmacht werkte. Het was daar al snel bekend dat hij radio’s kon bouwen en hij heeft er toen zelfs eentje voor de directeur van dat bedrijf gemaakt, die zelf ook illegaal naar Radio Oranje luisterde.

-Het Legermuseum in het Pesthuis - Foto RCE

Zijn leven gunstig beïnvloed
In 1946 werd hij opgeroepen voor militaire dienst en kwam bij de Leger Technische Dienst terecht en ging naar Noord-Sumatra. De boot, de Indrapoera, deed 28 dagen over de reis en er zaten ongeveer 2.000 militairen aan boord. Zijn verblijf in Indië heeft de rest van zijn leven gunstig beïnvloed. Hij werd in Medan tewerkgesteld in de ‘elektrische werkplaats’ en repareerde radio-zendapparatuur. Hij is daarom niet betrokken geweest bij militaire acties. “Verder heb ik daar een prima tijd gehad, want Medan was een uitgaansstad en wij waren gelegerd in een prachtig gebouw van een sociëteit, de Deli Planters Vereniging.”
In 1950 kwam Wesselius terecht bij het Marine Electronisch en Optisch Bedrijf, het MEOB in Oegstgeest. Hij werkte daar aan zenders en ontvangers van de vliegtuigen op Valkenburg en de marineschepen, totdat hij op zijn zestigste (in 1985) met de VUT kon.
Alles overziende heeft hij eigenlijk zijn hele leven veel gehad aan zijn vroege interesse voor radiotechniek. En hij kijkt ook nog altijd met plezier terug op die periode bij het MEOB.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.

kaart