Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Vrij van school om te helpen op de zaterdagmarkt

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw C. Matheijsen-van den Bos, 25 augustus 2021

Mevrouw Coby Matheijsen-van den Bos werd begin 1937 geboren op Ringkade 1 in Leiden. Ze was het zevende kind – een nakomertje – in een hecht gezin.

Vader had een groentehandel. Hij verkocht zijn waren op de zaterdagmarkt en ventte met een kar in de stad. Als het te koud was, werd de woonkamer ingericht als winkel. Dat gebeurde ook in de oorlog, toen klanten maar beperkte hoeveelheden konden kopen met bonnen.

In die oorlogsjaren bleef de groenteveiling in bedrijf en via iemand die daar werkte, kon de groente met een vrachtwagen bij vader thuis afgeleverd worden. Bij het slachthuis kon hij nog wat vlees en hard vet inkopen.

Het gezin heeft nooit echt honger geleden, maar een zus van 17 en een broertje van 14 hebben wel een paar maal een ‘hongertocht’ ondernomen: lopend met de handkar naar Apeldoorn.


Opa van den Bos met fruitkar op de Haarlemmerstraat

Zoemen als een bij

Op de Kooiparkschool in de Driftstraat, waar Coby naartoe ging, kreeg ze schoolmelk in kleine flesjes, die soms bij de kachel gezet werden omdat er ijs in zat. Het was een christelijke school; ze moest er psalmen uit het hoofd leren. Ook ging ze naar de zondagsschool waar ze ‘versjes’ moest leren. Ze kreeg dan een dubbeltje mee voor de kindertjes in Afrika, maar met zo’n dubbeltje kon je ook in de Eltaxbus door de stad rijden. Hij stopte in de Javastraat; de verleiding was weleens te groot.

Als lid van de Padvinderij was ze een aantal jaren bij de Kabouters. Vanuit de organisatie werden bleekneusjes voor twee maanden uitgestuurd naar België. Omdat er een plaats over was, en moeder zich toch al wat zorgen maakte over Coby’s gezondheid, mocht ze mee.

Het was donker toen ze aankwamen in Brugge. Coby werd door iemand beetgepakt die zei: “Kom jij maar lekker met mij mee.” Ze had het er wel goed. Als de meisjes van 13 en 14 in het opvanggezin uit school kwamen, hielden ze zich met Coby bezig. Zelf ging ze niet naar school. Wel naar de katholieke kerk. Vooral de Bloedkapel herinnert ze zich nog goed. Er was een buis waar bloed van Christus in zou zitten. Daar moest je bij knielen en het zoenen. Coby had ‘zoemen’ verstaan, dus zat ze op haar knieën te zoemen als een bij.

Saamhorigheid

In De Kooi heerste veel saamhorigheid. Over het algemeen waren de gezinnen kinderrijk en de ouders organiseerden veel met elkaar. Sinterklaas werd gevierd, er waren straatfeesten, in de winter konden de kinderen in een pakhuisje timmeren en handwerken en soms was er een uitje, bijvoorbeeld naar Schiphol, waar de hele groep mocht poseren bij een vliegtuig. Ook werden er vakantieweken georganiseerd. Op de bodem van een voor weinig geld gehuurde vrachtwagen werden de kinderen op stro vervoerd; bijvoorbeeld naar Beekbergen. Wassen onder de pomp en samen bezig gehouden worden.


Met buurtvereniging De Kooi naar Schiphol 1951

“Effe druk, maar wel gezellig”

Moeder en de kinderen hielpen mee in de groentehandel. Coby was 12 toen ze op de zaterdagen vrij kreeg van school om op de markt te helpen. Ook op de huishoudschool kreeg ze vrij. Die school, op het Rapenburg, heeft ze maar zo’n anderhalf jaar bezocht. Moeder moest een grote operatie ondergaan en Coby werd thuisgehaald.

Het werk op de zaterdag ging intussen door, in weer en wind. Er waren strenge winters. Op een dag was het zo bar dat een vrouw die boodschappen kwam doen, haar meenam. Ze had een grote oven met een stenen plaat ervoor. Coby mocht haar schoenen uitdoen en op de warme plaat gaan staan. “En dan kreeg ik ook nog een koekje.”

Coby was 15 jaar toen ze betaald kon gaan werken. Ze werd kantinemedewerkster bij de groenteveiling. Aanvankelijk moest ze ook op Tweede Paasdag en Tweede Pinksterdag werken. Er waren nog geen koelcellen en producten als spinazie konden niet bewaard blijven. Op zulke dagen begon de veiling ’s ochtends om 8 uur. Dan namen sommige tuinders hun familie mee op de groenteschuiten. Zo hadden ze een uitje. Om 11 uur was het klaar, dan was je vrij. “Het was effe druk, maar wel gezellig.”

Haar man leerde ze kennen op de dansvloer. Ze dansten graag en Coby assisteerde ook bij danslessen. Toen ze 22 was trouwden ze. Met werken stopte ze pas op haar 28ste, toen hun dochter geboren werd. Een jaar later kwam er een zoon bij.

De eerste vier jaar woonden ze in bij haar schoonouders in de Damlaan, in een duplexwoning, waar de gasmeter nog met dubbeltjes werkte. De ruimte was met twee kamers voor een gezin van vier wel heel krap, dus toen er een huis beschikbaar kwam in de Duikerstraat, voelde dat als een paleis. De huur bedroeg 80 gulden per maand; ze knapten het huis helemaal op.

Op de lagere school van de kinderen was mevrouw Matheijsen actief in de oudervereniging. Ze was penningmeester, nog een tijdlang nadat de kinderen van school waren.

Haar zoon was zeven toen ze werd gevraagd om even in te springen als verkoopster bij het Fruitpaleis, een mooie, wat aparte zaak op de Haarlemmerstraat. Ze bleef er 13 jaar.

Aanvankelijk was het druk in de winkel; de mensen kwamen zelfs van buiten Leiden naar de binnenstad. Maar toen er her en der supermarkten kwamen, nam de klandizie sterk af en werd de zaak ten slotte opgeheven.

Zorg

Mevrouw Matheijsen was intussen 54. Ze paste vaak op kleinkinderen. Dat werd intensiever toen een jongetje geboren werd dat direct geopereerd moest worden aan een darmafwijking. Ook besteedde ze veel tijd aan de verzorging van haar moeder, haar schoonmoeder en een kinderloze tante.

Bij woningbouwvereniging De Sleutels was mevrouw Matheijsen betrokken als lid van een bewonerscommissie. In die functie ging ze kijken bij woningen aan de Waardgracht, de eerste die spouwmuurisolatie hadden gekregen. De bewoners stond dan ook een huurverhoging te wachten ‘want ze bespaarden immers’. Wat ze zag waren woningen die zo vochtig waren geworden door het gebrek aan ventilatie dat de schimmellucht haar al tegemoet kwam als de voordeuren werden opengedaan. De huizen zijn afgebroken; er kwam nieuwbouw.

Mevrouw Matheijsen is nu, als nakomertje, de enige van de broers en zussen die er nog is. Ook haar man - de jongste thuis - is nog alleen over. Maar dat weerhoudt ze niet om soms een familiereünie te organiseren. Met twee neven.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.

kaart