Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Een leven in dienst van anderen

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw T. Lepelaar-Huschka op 26 januari 2015

Op vijfjarige leeftijd kwam mevrouw T. Lepelaar-Huschka in Leiden wonen. Omdat de woningnood zo vlak na de oorlog groot was, ging de familie eerst bij opa en oma in huis en daarna bij een oom op zolder wonen. In 1946 kreeg het gezin een bovenwoning in de Herensteeg met twee slaapkamers. Een voor pa en ma en een voor de drie broers, van wie er ieder jaar één op het toneel verschenen was. Mevrouw Lepelaar sliep als jong meisje op een opklapbed in de woonkamer. Ze heeft positieve herinneringen aan de buurt. “Het was heel leuk en gezellig, de mensen waren heel gezellig in de Herensteeg.”
Tussen 1945 en 1954 kwamen er nog vier kinderen bij; het laatst een tweeling. Eén kindje overleed op jonge leeftijd. In de Herensteeg zat een schillenboer genaamd Castelein, van wie het paard altijd op straat stond. Verder was er een meubelmaker te vinden en het glazenwassersbedrijf van Van Duuren. Ook was er een gezin met maar liefst 21 kinderen, dus daar werd altijd buiten gespeeld. Er was ook een poelier, die De Mooij heette. Van deze man kreeg het grote gezin Huschka, dat de touwtjes aan elkaar moest knopen, windeieren. “Windeieren zijn eieren zonder schil [schaal], die in een kip zitten, die geslacht is. Daar maakte mijn moeder pannenkoeken van en gebakken eieren”, vertelt mevrouw Lepelaar.

Armoe in de Herensteeg
Pa Huschka, de vader van mevrouw Lepelaar, werd als vierjarige bij een boer geplaatst toen zijn moeder overleed. De zeven kinderen kwamen overal en nergens terecht en hadden geen contact meer met elkaar. “Hij moest heel hard werken bij de boer en kreeg geen liefde. Hij heeft alleen de lagere school afgemaakt. Hij moest staan tijdens het eten”, vertelt mevrouw Lepelaar. “Dat is toch verschrikkelijk voor zo’n klein kind.”
Op 21-jarige leeftijd kwam pa naar Leiden. Eerst werkte hij bij de Riedel-mineraalwaterfabriek, daarna als portier bij bioscoop Casino. Hij verdiende weinig. Moeder moest ook twee ochtenden per week werken in huishoudingen en naaide gordijnen om een centje bij te verdienen. “Ik moest veel in de huishouding helpen en ook bij het gordijnen naaien. En vooral veel met de jongens doen.” “Ga maar even een eindje met ze om of doe een spelletje met ze”, zo luidde het motto voor mevrouw Lepelaar.
“Toen ik 14 was wilde ik een keer echt een nieuwe jas voor mezelf en de melkboer heeft het geld daarvoor voorgeschoten. We betaalden iedere week een gulden terug. Ik was zo blij met die jas. En toen kreeg ik ook nog een fiets van de buren op afbetaling.”

Verschrikkelijke vakschool en toen aan het werk
Pa Huschka vond het niet nodig dat zij naar de MULO ging. Ze moest naar de vakschool aan het Galgewater. “Ik vond het er verschrikkelijk”, aldus mevrouw Lepelaar, “ik moest het huishouden daar leren, maar dat kon ik allang”. Tegen de verveling gooiden ze regelmatig een halve ketel heet sop voor de was door het lokaal. Ook waren er meisjes die strijkijzers, die na gebruik in de vensterbank afkoelden, uit het raam lieten vallen. “Maar daar deed ik niet aan mee, hoor”.
Mevrouw Lepelaar werkte achtereenvolgens vanaf haar zestiende jaar bij banketbakkerij Spruit, daarna in de slagerij van een familielid in Voorschoten. “Hij vroeg of ik hem wilde helpen de zaak op te starten, maar ik wou daar niet blijven, want op zaterdag moest je tot half 10 werken en dat zag ik helemaal niet zitten”, vertelt mevrouw. Daarna werkte ze weer bij een banketbakkerij, de gebroeders Nagtegaal in de Cobetstraat, en vervolgens bij banketbakkerij Th. Vos in de Kooilaan.

De ploertenclub
Op 18-jarige leeftijd ging ze naar de avondschool om haar middenstandsdiploma te halen bij Van der Horst aan de Herengracht. De studenten vormden een groepje van een man of zes om elkaar te overhoren, vragen te stellen en samen te studeren. “Jongens en meisjes door elkaar, dat was heel gezellig. Ja, en Van der Horst noemde ons de ploertenclub, dus vandaar dat wij het ook zo noemden.” Na de avondschool ging ze door voor haar vakdiploma Textiel, Bedden en matrassen en Herenmode. Met die diploma’s wilde mevrouw Lepelaar natuurlijk wel wat gaan doen. “Ik solliciteerde bij Kors, heren- en bedrijfskleding, op de Haarlemmerstraat. Toen hij vroeg wat ik bij die banketbakker verdiende, zei ik 40 gulden, terwijl het maar 25 gulden was. En dat vond hij geen probleem. Ik ging er dus flink op vooruit. En na een maand kreeg ik al 25 gulden verhoging per maand.”

De liefde en de woningnood
Na een jeugdvriendje, dat mevrouw op het ijs had ontmoet en met wie ze tot haar 18e jaar ging, kwam zij op dansen bij Alphenaar Henk Lepelaar tegen. “Ik mocht niet op dansles, dus ik ging met mijn platte schoenen weg van huis met de hoge hakken onder de snelbinders. Henk kon heel goed dansen, hij had een ster en ik kon er ook wel wat van.” Al gauw hadden ze verkering en na twee jaar ‘moesten’ ze trouwen en kwamen ze bij de oma van Henk in de Trompstraat terecht. “We mochten alleen bij haar inwonen als we in de kerk trouwden, dus dat hebben we toen maar gedaan”. Mevrouw Lepelaar vond het helemaal niet leuk in de Trompstraat. Ze ging iedere dag naar haar ouderlijk huis met de kleine, want daar was altijd wel wat te doen. Vijf jaar heeft het gezin Lepelaar bij oma gewoond. Om bij de wc te komen moesten ze door de woonkamer heen en dan wilde oma natuurlijk altijd met ze praten en dan was je zo een uur kwijt. Dus hielden ze het in het begin heel erg op en later deden ze het op een emmer met een deksel.

Een eigen plek onder de zon
Via de oma van Henk vond het gezin een huisje aan de Rijnkade. Daar vond mevrouw Lepelaar het vanaf het begin fijn. Daar werd ook de tweede zoon geboren. Al snel werden de ouders van mevrouw Lepelaar ziek. Langzamerhand nam ze hun hele huishouden over en verzorgde ze haar ouders ook tot hun dood. Ze ging twee tot drie keer per dag naar de Van der Hoevenstraat. Op het laatst zei Henk: “Dit kan gewoon niet zo doorgaan.” Toen is er professionele hulp gekomen, maar ze heeft haar moeder verzorgd totdat ze bijna 89 was. Haar vader was toen al overleden.

Terugkijkend op haar leven betreurt ze één ding. “Wat ik erg jammer heb gevonden is dat jongens altijd meer mochten dan meisjes. Wat het feminisme betreft heb ik de boot gemist. Ik had bijvoorbeeld heel graag bij Kors willen blijven werken. Ik verdiende meer dan mijn man.”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart