Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Het huis met verborgen activiteiten

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw C. Peteri-Gordijn op 9 augustus 2017

Mevrouw C. Peteri-Gordijn is in 1925 geboren op het adres Mecklenburgerstraat 6 in Leiden. Ze had nog een oudere broer en een jonger zusje. De Mecklenburgerstraat was een doodlopende zijstraat van de Os en Paardenlaan en grensde aan een spooremplacement. Nadat haar grootmoeder overleed, kwam haar grootvader bij hen inwonen. Het huis was echter veel te klein en daarom kocht haar grootvader de woning Oude Singel 226, naast het Hof de Blauwe Klok. “Het was een ruim huis. Ik zeg weleens: het was net het leven van Anne Frank, ik moet er altijd aan denken, omdat het zoveel illegale activiteiten verborgen heeft in de oorlog.” Het huis was zo groot dat haar vader er ook zijn kleermakerij had. Hij maakte dames- en herenkleding en uniformen voor de militairen die in Leiden waren gelegerd. Mevrouw Peteri trouwde in 1947 en is in de Roodenburgerstraat gaan wonen.

Het meisje in het midden is mevrouw Peteri

Haar vader kreeg op jonge leeftijd tbc, waarvoor hij in een sanatorium in Renkum heeft gelegen. Naarmate hij zieker werd, moest hij ook stoppen met werken. Dat betekende geen inkomsten, want sociale voorzieningen waren er toen niet.
Dat leidde tot spanningen in het gezin, want haar moeder wilde dat hij wél werkte. Mevrouw Peteri was dertien toen haar vader overleed. “Mijn vader is begraven op Rhijnhof, in een van de laatste kisten, want het was bijna hongerwinter en er was geen hout meer. Dat ging met paard en wagen met zwarte doeken eroverheen, die paarden met zwarte oogkleppen en wij in een rijtuigje er achteraan.”

De vierkante stuiver
Aan de overzijde van de Oude Singel, de Oude Vest lagen boten afgemeerd. Bijvoorbeeld een stoomboot met grote schoorstenen van de firma Harland, die een verbinding met Amsterdam onderhield. Mevrouw Peteri is zelf met die boot naar haar tante en oom in Amsterdam geweest. De tocht duurde drie uur en was een goedkope manier om te reizen.
Ook klom ze weleens stiekem op een boot die lag afgemeerd bij de zoutziederij, de Leidse Zoutkeet aan de Oude Singel, tussen de Koolstraat en de Houtmarkt. Haar moeder had er dan de pest in, want ze kwamen onder de smeerolie thuis. “Die boot voer naar Katwijk om zeewater op te halen. In de zoutkeet werd daar het zout uitgehaald.” Ze mochten niet in de zoutkeet komen, en werden daar weggestuurd. “Of de ‘vierkante stuiver’ kwam eraan, want dat was de politieagent, de vierkante stuiver heette die.”
Naast hun huis liep de Blauwe Klok, een poort van zo’n dertig meter waar net een
handkar door kon. Daarachter lag het Hof de Blauwe Klok waar zes huisjes stonden, met twaalf huisnummers. Die hadden een keuken ter grootte van een wc, een kamer en een zolder.
“Die huisjes waren van onze buurman Lagerman die af toe verrot werd gescholden, omdat het weer lekte. Op de Koolgracht was het een gribus. Die mensen zaten altijd voor de deur buiten. Nou, dat kwam bij ons helemaal niet voor. Wij hadden een blauwstenen stoepje voor de deur en een hek voor het huis. De mensen uit het hof gingen met een handkar naar de conservenfabriek van Tieleman en Dros aan de Middelstegracht, om bonen te halen. Dan zaten ze met z’n allen daar achter buiten op die Koolgracht te doppen met die bonen in de schoot. Al die doppies moesten bewaard, want die moesten ook weer mee terug. Ik denk dat dat allemaal gewogen werd, dat ze niet zouden pikken, dat het gewicht gelijk bleef.”

Kleermakerij overgenomen
Haar eerste schooljaren bracht zij door op de Prinses Beatrix-school, de Christelijke Fröbelschool aan de Herensingel. “Bij juffrouw De Rave en dat was een heerlijk schooltje.”

Daarna ging ze naar de lagere school met de Bijbel aan de Lusthoflaan, een straat verder.
“Die school was ontiegelijk streng, als je ‘jeetje’ zei, dan kon je in de hoek gaan staan, handen op je rug; klaar! Iedere maandag moest je een psalmversje leren en elke dag was het natuurlijk uit de bijbel lezen. Het eerste psalmversje dat ik leerde was: “Wel zalig hij die in der bozen raad, niet wandelt noch op ’t pad der zondaars staat, noch neder zit daar zulken samenrotten, die roekeloos met God…” Wat weet een kind van zes jaar daarvan?”
Na de lagere school is mevrouw Peteri naar de huishoudschool gegaan.
“Ik wilde naar de kostuumklassen en dan moest je een voorbereidende klas hebben gedaan aan de huishoudschool. Mijn vader had commentaar op wat ik maakte op school, want die schoudernaden waren op de verkeerde plek, en ‘dat moet je tegen de juffrouw zeggen’, maar dat durfde ik natuurlijk niet. Ik heb de kleermakerij uiteindelijk van mijn vader overgenomen en ben daarin verder gegaan als kostuumnaaister.”
Ze kan zich het begin van de oorlog nog goed herinneren. Er was een militair die haar vader hielp, maar die moest op tijd binnen zijn. Haar vader zei dat hij haar fiets wel mocht gebruiken, die zij net had gekregen en waar ze maar wat trots mee was.
“De andere dag was een bom gevallen bij Amicitia in de Steenstraat. Het was één spanning en dat luchtalarm ging maar af. Toen dacht ik: jullie kunnen me wat, ik moet wel m’n fiets hebben en ben naar de kazerne aan de Pesthuislaan gelopen. Daar op een binnenplaats vroeg ik naar Kees Hatting, zo heette die soldaat. Die is allang dood, werd er gezegd. ‘Het is oorlog! Ik zeg: ‘Maar ik kom m’n fiets halen’. Nou, ik ben met die fiets weer zo teruggegaan. En wat er omheen gebeurde, daar had ik geen oog voor.”

Een mooi leven samen
Mevrouw Peteri leerde haar man kennen toen hij nog op school zat. Eerst op de ambachtsschool, want hij wilde binnenhuisarchitect worden. Maar het was oorlog en daar is niets van gekomen. Dat vriendje van toen, dat uiteindelijk haar man geworden is, heeft tijdens de oorlog een oproep gekregen voor de Arbeidsdienst. Daar is hij zes weken geweest en daarna kwam hij naar huis. Hij is uiteindelijk samen met een ander in het huis aan de Oude Singel ondergedoken. In dat huis vonden meer illegale activiteiten plaats. De ondergrondse kwam er samen en er werden wapens opgeslagen.
Na de oorlog kreeg de vriend van mevrouw Peteri via het hoofd van de dienstkring Leiden van het telefoondistrict Den Haag een baan bij de PTT, waarvoor hij wel weg- en waterbouw moest studeren. Vervolgens is hij op de afdeling Voorbereiding van de PTT in Wassenaar terecht gekomen. Ze hebben samen drie kinderen gekregen, twee jongens en een meisje.
Haar man is in 2001 overleden. “We hadden zo’n mooi leven samen, we konden met de caravan op pad, och, sjonge, sjonge. Maar met de kinderen ook. Met de kinderen hebben we het zo fijn gehad. Het klikte allemaal…”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de opleiding geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart