Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Oh, Het tuig is thuis

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer S.J. Anneeze op 9 september 2016

Simon Anneeze is op 2 juli 1929 geboren aan de Steenstraat. Zijn verre voorouders zijn Hugenoten uit Frankrijk, die zich in Leiden hebben gevestigd. Hij is de oudste van drie zonen van Arie Anneeze en Dina de Tombe. De broers scheelden elf maanden en acht jaar en vooral de twee oudsten waren altijd onafscheidelijk. In hun onbezorgde jeugd haalden ze veel kattenkwaad uit.

Iedere woensdagmiddag gingen de broers met hun grootvader naar hun oom Simon, de vrijgezelle broer van hun vader. Deze had een boomgaard bij de Lage Rijndijk en kweekte daar peren. Zijn grootvader leidde daar de biologieklas van de hbs rond en zij liepen dan in die boomgaard, maar hadden de instructie overal af te blijven. “Maar we bleven niet overal af. Eigenlijk waren we knap vervelend.“
Oom Simon had ook achter zijn huis fruitbomen, waar een zwaar ijzeren hek voor stond, zodat ze er niet bij konden, dacht hij. Daar klommen ze dus gewoon overheen. Op zijn zolder stond een kabinet met grote laden die op slot zaten. In die laden lagen peren te rijpen. “Dat waren net kinderen voor hem: die lagen allemaal zo netjes in kranten gewikkeld. Wij trokken dan die kast naar voren, schoven de panelen van de achterwand opzij en dan pikten we die peren. Hij heeft nooit geweten hoe die peren uit die lade verdwenen.”
Ook hadden ze een ome Karel, die marskramer was. Die kwam regelmatig vragen of zijn moeder wat nodig had. Dan keek ome Karel altijd eerst door de ramen en riep ‘Oh, het tuig is thuis’. “Wij moesten dan wegkruipen. Ome Karel stalde alles uit, potten, pannen, kopjes, heel die rotzooi en mijn grootvader riep dan: ‘Kom maar, jongens’, en dan schoten we met onze proppenschieters de oortjes van die kopjes af. Grootvader betaalde alles hoor. Die oom trapte er iedere keer in, want de volgende maand kwam hij weer met die rommel aanzetten.”

Naar school in de kous
Simon ging naar openbare lagere school aan de Zuidsingel. Deze werd De Kous genoemd naar het Hof de Kous, een slopje dat voor een deel door die school werd ingenomen.
Tijdens de zomervakanties droegen ze altijd een overall en klompen, die wel eens kapot gingen. Arnoldus, de koperslager, die gouden handen had, zette er dan blikken ‘kapjes’ op. “Dat kostte tweeëneenhalve cent, dat weet ik wel. Zodoende kwam ik al op mijn zesde jaar in het ouderlijk huis van mijn toekomstige vrouw.”

Na de lagere school ging hij naar de ambachtsschool en vervolgens naar de mts in Haarlem, waar hij de opleiding meet-, regel- en luchtdrukregeltechnieken volgde. Dat deed hij naast zijn werk bij het elektro-technisch installatiebureau Molema in Dordrecht. Daarna werkte hij bij Van der Niet in Zoeterwoude en als laatste bij Bührmann-Tetterode in Amsterdam. Hij deed daar een mooie uitvinding waardoor machines minder vaak stuk gingen, zodat zijn collega’s niet meer naar de VS en de Sovjet-Unie hoefden om de boel te repareren. Met als gevolg dat zij geen snoepreisjes meer maakten, wat hem niet in dank werd afgenomen.

Toen hij in militaire dienst zat, moest hij naar Nederlands-Indië, om de eerste lichting af te lossen. Doordat zijn moeder ziek werd, kreeg hij uitstel, wat uiteindelijk afstel is geworden. Daarna heeft hij twee jaar bij de radardienst in Den Haag en Scheveningen gezeten, waar ze de Noordzeekust bewaakten. Simon kan daar smakelijk over vertellen. “Daar heb ik een hele leuke tijd gehad. Wij waren de enigste in Nederland die met de radar omgingen. Het was een hele aparte afdeling en alles was geheim; wij gingen overal met afgedekte radarwagens naar toe.“

Een fijne heiden
In 1957 is hij in het huwelijk getreden met Anna Arnoldus, de dochter van de koperslager (zie daarvoor het interview met zijn echtgenote, mevrouw A. Anneeze-Arnoldus). Hij is toen gedoopt in de Pieterskerk, met als voorganger dominee Ottevanger. Niet omdat hij zelf gelovig was, maar om zijn schoonmoeder een plezier te doen. “Ja, ik ben een fijne heiden en zij komt uit een gelovig gezin.”

Hij hield naast zijn werk- en reistijd niet veel tijd over in Leiden, maar deed desondanks toch nog genoeg. Zo was hij lid van de Leidse toneelvereniging, die uitvoeringen gaf in de Burchtsociëteit en ook in de schouwburg. “Ja, dat was volkstoneel en lachen, lachen nou, lachen. Dat hebben we gedaan en dansavonden, daar gingen we ook naar toe.”
Na zijn pensionering restaureerde Simon antieke spiegels en prenten die hij in Frankrijk kocht. Hij patineerde ze, belegde ze met bladgoud of goot er ornamenten voor. Vaak in opdracht van professor W.T. Daems, die samen met zijn vrouw een zaak had in Oegstgeest, op de hoek van de De Kempenaerstraat. Simon restaureerde ook schilderijen voor Daems. Zijn echtgenote stuurde hem dan naar de vliering, want ze kon niet tegen de verflucht.

Simon was zowel in zijn werk als privé een heel actieve man, maar thuis liet hij veel aan zijn vrouw over. Zelf zegt hij daarvan dat zijn echtgenote altijd alles voor hem heeft geregeld. “Want ik ben zelf geen regelaar. In mijn werk wel, maar daarbuiten niet. Heb ik me nooit mee bemoeid ook.”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.

kaart