Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Een temperamentvol ventje

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer Jacobus Cornelis Koster, 9-10-2018

De heer Jacobus (Jaap) Cornelis Koster werd als oudste van drie kinderen in 1937 geboren in Leiden. Tot zijn zeventiende jaar woonde hij bij zijn ouders op de Oostdwarsgracht nr. 4. Vader werkte als smid bij de Grofsmederij - “bullenwerk” - en later onder andere bij de conservenfabriek Tieleman en Dros. Met de opvoeding hield hij zich niet bezig; het interesseerde hem niet. Dat hij dronk en losse handjes had, is de heer Koster altijd bijgebleven Vader had wel een hobby: vissen. Hij richtte zelfs een visclub op. Het geld dat hij nodig had voor zijn dobbers - en voor bier - haalde hij uit het loonzakje voor hij dat aan moeder gaf. Op het loonstrookje veranderde hij dan wel eens een 5 in een 2.

Moeder verdiende wat bij met het schoonmaken van cafés, maar er heerste armoede in het gezin. Feesten, zoals Kerstmis, werden niet gevierd. Maar éénmaal mocht Jaap mee naar het 3 oktoberterrein. Daar kreeg hij een zuurstok. “Dat was wat!”

Hij komt er wel

Jaap was een “temperamentvol ventje”. Vóór zijn zesde jaar was hij al van drie (kleuter)scholen weggestuurd.

Op de lagere school, de Heilig Hartschool op de Haarlemmerstraat, ging het wat beter, ook al moest hij vaak op de gang staan. Het hoofd van de school zei tegen moeder: “Het is wel een boefje, maar hij komt er wel.”

Buitenspelen deed hij graag: voetballen, buutertje en pannenkoekje spelen, een soort tikkertje waarbij je ‘vrij’ was binnen lijnen die met een stokje in de grond getrokken werden.

Grotere jongens zwommen wel in de gracht. Jaap mocht dat niet van moeder, het water was smerig en er dreven dode katten in.

Moeder stond erop dat Jaap op zondag naar de kerk ging. Zelf ging ze niet en vader zag het nut er niet van in. Het geloof speelde later geen rol meer in het leven van de heer Koster.

Hongeroedeem

Van de oorlogstijd herinnert de heer Koster zich vooral de voedseltochten. Moeder op een fiets met surrogaatbanden, Jaap achterop, een zusje voorop, naar de bollenstreek voor tulpenbollen. Jaap ontwikkelde hongeroedeem. Om aan te sterken werd hij naar België gestuurd, waar hij zo’n negen maanden verbleef bij lieve mensen die hij later nog vaak bezocht. Hij ging er ook naar school, maar werd heel vaak de klas uitgestuurd.

Terug in Leiden miste hij de ruimte van de Belgische boerderij, maar vond het heerlijk om weer bij zijn moeder en zusjes te zijn.

Geen boer

Na de lagere school en het zevende leerjaar ging Jaap naar de ambachtsschool. Op zijn veertiende verliet hij de school voor zijn eerste baan bij de Touwfabriek in Leiderdorp, waar traplopers geweven werden. Het was niet zijn wens. Eigenlijk had hij boer willen worden, maar “je had in die tijd gewoon te doen wat je gezegd werd.” Later kwam hij in de bouw terecht, waar hij de rest van zijn werkzame leven bleef.

Toen Jaap 17 was, besloot moeder weg te gaan bij haar man. De kinderen gingen met haar mee. Ze trok in bij een man in de Caeciliastraat. Het zou tijdelijk zijn, maar ze is tientallen jaren bij hem gebleven. Prettig vond Jaap het niet in het veel te kleine woninkje en vrienden waren daar niet in de buurt. Een vriendinnetje had hij wel. Haar vader was een beveiliger die Jaap ’s nachts wel eens meenam. Hij leerde hem een pistool af te schieten als ze iets verdachts hoorden.

De heer Koster leerde zijn vrouw kennen toen hij in militaire dienst was in de Alexanderkazerne in Den Haag. Hij ontmoette haar in het Militair Huis; ze was MARVA, bij de Marine. Nadat ze een periode in Den Haag woonden, kochten ze een huis in de Floresstraat in Leiden. Ze kregen twee dochters en een zoon. Later kochten ze een huis aan de Zijldijk in Leiderdorp, met een tuin van 40 meter waar ruimte ruimte genoeg was voor de postduivenhobby.

Een andere hobby was de judosport die de heer Koster jarenlang beoefende en waarin hij als vrijwilliger les gaf aan kinderen.

Het huwelijk hield geen stand. Toen de heer Koster eind vijftig was, vertrok zijn vrouw.

Hij werkte toen nog in de bouw, wat hem goed beviel. Een oudere collega had hem allerlei vaardigheden geleerd en ten slotte werd hij onderaannemer bij Du Prie, een goede baas. Het restaureren van oude gebouwen vond hij het mooiste werk. Stoppen deed hij pas toen hij tegen de 70 liep. Als blessures hem daar niet toe gedwongen hadden, was hij nog graag doorgegaan.

Bijgedragen

Tegenwoordig woont de heer Koster weer in Leiden. Hij krijgt hulp van zijn zoon en een dochter, en omgekeerd staat hij altijd klaar voor zijn zeven kleinkinderen. Het verzoek van een vrouw om bij haar in Friesland te komen wonen - eindelijk in een boerderij - sloeg hij af omdat hij zijn familie niet in de steek wilde laten.

Leiden heeft hij door de jaren sterk zien veranderen. Het geeft hem voldoening dat hij zijn steentje heeft bijgedragen aan vernieuwingen van de stad.

De heer Koster voelt zich een gelukkig mens.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.






kaart