Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Alleen bij de Grofsmederij kon je zoveel lachen voor zo weinig geld

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met Daan Schmidt op 5 februari 2019

In de Zeeheldenbuurt werden op vrijdag de straatjes geschrobd, de ramen gezeemd en de koperen brievenbussen en deurknoppen gepoetst. Ook de moeder van Daan Schmidt deed dat, eerst in de Oosterstraat en vanaf medio 1930 in de Munnikenstraat. Daniel Franciscus Schmidt, geboren op 16 januari 1930, was de tweede in de kinderrij. Het gezin telde uiteindelijk zeven kinderen.
De heer Schmidt heeft goede herinneringen aan de buurt: “De mensen waren er wel arm, maar het voelde nooit armoedig. De bakker, de groenteboer, de schillenboer, iedereen kwam aan de deur; dat maakte het heel levendig. En op elke straathoek was wel een winkeltje. Daarbij was er een strenge scheiding tussen katholiek en protestant. Denk maar niet dat je als katholiek bij een protestant ging kopen en omgekeerd.”

Kleding via de kerk

Het gezin waarin Daan opgroeide, was katholiek. Vooral moeder was erg kerks; de biecht vatte zij bijvoorbeeld heel strikt op.
Grootvader van vaderszijde was afkomstig uit Duitsland. De armoede was in die tijd groot in zijn geboortestreek, het Sauerland. Daarom gingen de jongemannen in de winter met koopwaar langs de deur in andere delen van Duitsland en in Nederland. Op die manier heeft grootvader “kennis gekregen aan een Nederlands meisje”, de grootmoeder van Daan. Toen zij trouwden kreeg zij de nationaliteit van haar man. De andere grootouders behoorden tot families die al generaties lang in Leiden woonden.

Vader werkte aanvankelijk als scheepsbouwer bij scheepswerf Boot, maar na de crash van 1929 in Amerika raakte hij werkloos. In het kader van de werkverschaffing moest hij onder meer grondwerk doen bij vliegveld Valkenburg en in Groningen bij de landaanwinning langs de Wadden. Ze sliepen dan met een man of tien in een barak. Toen ze op een gegeven moment een slaapplaats kregen waar het ongedierte uit de bedden liep, hebben ze besloten om dat niet te accepteren. Gevolg was dat hij geen geld meer kreeg. Het gezin werd afhankelijk van de goedgeefsheid van anderen. De kinderen kregen bijvoorbeeld kleding via de kerk. De heer Schmidt herinnert zich dat zijn vader zei: “Armoe, daar kun je mee leven, maar met vernedering niet.”
De oudere broer van Daan werd naar de kleuterschool in de Krauwelsteeg gebracht toen hij vier jaar was. Moeder informeerde of Daan – tweeënhalf jaar oud – daar ook al terecht kon. Dat bleek het geval te zijn. Zijn lagere school, waar hij als zesjarige heen ging, stond in de Haarlemmerstraat, de Rooms-Katholieke Parochiale Jongensschool.

Slok water als ontbijt

Tien jaar oud was hij toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. De heer Schmidt kan zich die nacht nog helder voor de geest halen: “Het was prachtig weer, vrijdag 10 mei, en ’s nachts om vier uur liep iedereen buiten. Er kwamen Duitse vliegtuigen over. Ze schoten niet, ze gooiden geen bommen, maar ze gingen wel erg laag. Later begreep ik dat er gevochten werd bij vliegveld Valkenburg.”
Het was niet breed bekend dat grootvader een Duitser was; de kinderen werden er niet op aangekeken. Maar vader ontving vanwege zijn Duitse achtergrond wel regelmatig brieven met uitnodigingen voor bijeenkomsten van de NSB. Daar ging hij niet op in.

Daan kreeg in de eerste oorlogsjaren vooral eten via school: “Sommige dingen waren wel te eten, maar de stamppot met rauwe snijbonen, daar ril ik nu nog van.”
Hij ging graag naar school: “Ik haalde hoge cijfers en ik was dolgraag naar de middelbare school gegaan, maar het was niet gebruikelijk dat een kind van een arbeider naar de hbs ging. Mijn vriendjes sleepten mij mee naar de ambachtsschool. Daar ben ik in 1943 begonnen. De honger en de kou werden in de laatste oorlogsjaren steeds erger. Ik moest een half uur lopen naar school. Dan stond ik op en vroeg aan mijn moeder of ze nog iets te eten had. Ze zei: “Kind, ik heb helemaal niks. Neem maar een slok water.” Dat was het ontbijt.”

Op 18 maart 1945 hoorde Daan dat hij de volgende dag naar Twente zou vertrekken om aan te sterken. Dat werd via de kerk geregeld. Zijn diploma werktuigbouw werd later door zijn broer voor hem opgehaald. In Twente kwam hij na de nodige omzwervingen terecht bij een boer. Daar leerde hij melken, aardappelen poten en rooien, hooien, rogge maaien en voor het vee zorgen. Van heimwee had hij geen last. Achteraf vindt hij dat wel verbazingwekkend. De kinderen uit Leiden konden in juni terug naar huis; dat werd omgeroepen in de kerk. Maar Daan koos ervoor om “samen met een andere knul die het ook naar zijn zin had” nog tot september te blijven. Toen kwam zijn vader hem ophalen om samen de omslachtige reis naar huis te ondernemen.

25 jaar Grofsmederij

Thuis lag er een brief dat hij kon solliciteren bij machinefabriek Den Holder, gevestigd in de Valkensteeg tussen Noordeinde en Galgewater. Vier dagen na zijn terugkeer ging hij aan de slag voor een uurloon van 12 cent, vijf dagen van half 9 tot kwart over 5 en op zaterdagochtend. ’s Avonds ging hij van kwart over 6 tot half 10 naar de avondschool Mathesis Scientiarum Genetrix. En tussendoor lopend heen en weer naar de Zeeheldenbuurt om thuis te eten.
Daan volgde de avondopleiding, omdat hij graag op de tekenkamer terecht wilde komen. Dat lukte na drie jaar, maar twee jaar later werd hij ontslagen omdat hij met zijn maandsalaris van 100 gulden te duur was geworden voor het bedrijf. Na een kortstondige periode bij Fridor in Den Haag – waar radio’s en naaimachines werden vervaardigd – constateerde hij dat hij toch liever tekende voor het grovere werk. Eind 1952 kon hij aan de slag als tekenaar-constructeur bij de Grofsmederij op de locatie Zuidsingel. De heer Schmidt vertelt enthousiast dat iedereen het daar naar zijn zin had. Hij had een collega die wel eens zei: “Daan, waar kun je dan zoveel lachen voor zo weinig geld?” Hij zou er 25 jaar blijven. Hij leerde er ook zijn vrouw kennen. Zij werkte als secretaresse van de verkoopleider. “Zijn kantoortje was naast de tekenkamer en de deur stond altijd open. In die periode hebben we verkering gekregen. In januari 1960 gingen we voor het eerst met elkaar uit en in augustus 1962 trouwden we.”


De Grofsmederij

Met spijt in zijn stem doet de heer Schmidt verslag van de teloorgang van de Grofsmederij: “Bij de grote gieterij werd op het laatst alleen nog maar voor de Hoogovens gewerkt, maar op een gegeven moment hadden ze daar zelf een walserij en een gieterij. Toen kwam een van de fabrieken leeg te staan. Verder maakten we veel voor de scheepsbouw: scheepsassen, ankers, kettingen, maar daar kwam toen ook de klad in. Je kon van tevoren zien aankomen dat het kapot ging. Ik kreeg de kans om weg te gaan en dat heb ik gedaan.”
Bij toeval zag hij een advertentie voor instructeur op de tekenzaal bij de Technische Universiteit Delft, waar ze hem graag wilden hebben. Zijn functie hield onder meer in dat hij assisteerde bij hoorcolleges over machineonderdelen en constructie-elementen, en bij het afnemen en nakijken van tentamens. Aan dat laatste heeft hij minder goede herinneringen: “Een stapel van 400 tentamens doorwerken, wat een karwei was dat.” Eind 1991 nam hij afscheid in Delft. En nu woont hij nog steeds naar tevredenheid met zijn echtgenote in het huis in Leiden Zuidwest, waar ze hun intrek namen toen ze trouwden.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart