Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Geen banketbakker, maar “iets met een witte jas aan”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met Jan Brummelkamp op 6, 21 maart en 11 april 2019

Het gezin van banketbakker Brummelkamp en zijn vrouw telde vijf kinderen. De oudste broer was van 1928 de jongste zus van 1943. Jan, de vierde in de rij en de derde zoon, werd geboren in 1937. Hij vertelt dat de drie jongens in een kamer sliepen waar precies drie bedden in pasten; de twee meisjes hadden samen een kleinere kamer. Door de leeftijdsverschillen waren de onderlinge contacten niet allemaal even intensief. De oudste broer en zus vormden samen een blok, dan volgde het blok van Jan en zijn broer Henk. Zus Anneke was het nakomertje.

Geen broodhengst
Vader Brummelkamp vormde de zesde generatie in een familie van banketbakkers. De bakkerij was sinds 1830 gevestigd aan de Haarlemmerstraat, aanvankelijk op nummer 40, later op 179 en 181.


Bakkerij Brummelkamp Haarlemmerstraat 181 in 1955

Hij had, onder supervisie van zijn moeder, op 18-jarige leeftijd de zaak overgenomen toen zijn vader overleed. De heer Brummelkamp benadrukt dat het om banket ging: “Hij was geen broodhengst.” Vader was ondernemend. Hij breidde de zaak uit met een automatiek. Klanten konden een kwartje inwerpen en dan een deurtje opentrekken om er bijvoorbeeld een kroket uit te halen. Daarnaast ging vader op zijn motorfiets bestellingen opnemen in dorpen in de buurt, zoals Roelofarendsveen, Katwijk, Voorhout. Die bestellingen werden vervolgens naar de Kaasmarkt gebracht, waar ze door beurtrijders van bodediensten werden meegenomen en afgeleverd. Moeder was de leidende kracht op het thuisfront; zij was ook afkomstig uit een bakkersfamilie. In de winkel kwamen vooral klanten uit de binnenstad. Het was vanzelfsprekend dat de kinderen hielpen, vooral met het wegbrengen van bestellingen tijdens hoogtijdagen. De twee oudere broers van Jan zijn ook banketbakker geworden, maar hijzelf wist al vroeg dat hij dat niet wilde. Zijn ouders accepteerden dat.

De muisjeskachel
De heer Brummelkamp heeft niet veel bewuste herinneringen aan de oorlog. Bij de bevrijding was hij 7 jaar oud. Hij vindt het vooral lastig om te bepalen wat hij zich zelf herinnert en wat hij weet uit verhalen van anderen. Eén beeld staat hem nog wel levendig voor de geest: “Aan het eind van de Oude Rijn, bij de Hoogstraat, keek je uit op de samenvloeiing van de Oude en de Nieuwe Rijn. Daar zag ik de vliegtuigen met brood uit Zweden. Dat moet boven Valkenburg zijn geweest.”
Moeder had rugzakjes gemaakt voor de persoonlijke spullen, voor het geval dat er plotseling gevlucht moest worden. Vader zat in 1943 en 1944, samen met oudste broer Nico, ondergedoken in een ruimte boven Haarlemmerstraat 183. Razzia’s kan de heer Brummelkamp zich niet herinneren. De bakkerij kon in de oorlog niet open worden gehouden, omdat er niets meer te verkopen was. In de hongerwinter ging moeder langs de boeren voor voedsel: “Er was altijd wel wat te ruilen.” Het gezin
heeft geen honger geleden. Er konden bijvoorbeeld nog muisjes worden gemaakt op de muisjeskachel, de geboortemuisjes die nu nog op beschuit worden gegeten.

Laboratorium Sikkens
Aanvankelijk ging Jan, net als zijn broers en zussen, naar de gereformeerde school aan de Hooglandse Kerkgracht. Hij beschrijft deze school als streng. Slechte herinneringen heeft hij aan het feit dat hij elke week een psalm of gezang uit het hoofd moest leren. Kennelijk hebben zijn ouders ermee ingestemd dat hij van school veranderde. De heer Brummelkamp constateert dat zijn ouders hem steeds de ruimte hebben gegeven om zijn eigen keuzes te maken, ook toen hij later besloot om geen belijdenis te doen. Als enige in het gezin ging Jan toen naar de – eveneens gereformeerde – school in de Munnikenstraat, in de Zeeheldenbuurt. Dat was een heel eind lopen, maar Jan voelde zich er meer op zijn gemak. Het leren was geen probleem; hij was een goede leerling. Zijn vriendjes woonden in de buurt, aan de Oude Rijn en de Hooglandse Kerkgracht. Daar kon je goed buiten spelen. Op de Haarlemmerstraat was dat gevaarlijk, want daar reden de tram en de bus. De winkels werden vooral bevolkt door kleine middenstanders: kruideniers, slagers, bakkers, schoenmakers.
Jan ging na de lagere school naar de mulo aan het Noordeinde. In 1954 rondde hij die af. Voor hem was het duidelijk dat hij “iets met een witte jas aan” wilde gaan doen. Hij kon aan de slag bij Sikkens, waar hij 19 jaar in het laboratorium heeft gewerkt.


Bij Sikkens in 1962

Daarvoor waren verschillende aanvullende opleidingen nodig. Allereerst de wiskunde van mulo-B, vervolgens de analistenschool en daarna een aantal vakgerichte cursussen en studies op het gebied van verftechniek. De opleidingen waren ’s avonds, meestal in Leiden, soms in Den Haag, en alles werd betaald door de baas. Jan woonde nog bij zijn ouders, die in 1962 de bakkerij hadden verkocht aan juwelier Van de Water en zelf naar Leiderdorp waren verhuisd. Ze waren niet in staat om de investeringen te financieren die nodig waren om met de bakkerij drie gezinnen te onderhouden.

Aan zijn stand verplicht
Jan trouwde in 1965; zijn echtgenote had hij leren kennen bij Sikkens. Het was een tijd waarin het moeilijk was om huisvesting te vinden, maar Sikkens had in Sassenheim flats beschikbaar voor zijn werknemers. Daar kwamen zij voor in aanmerking. Na ruim vier jaar kregen ze de kans om - eveneens via Sikkens - een woning in Voorhout te kopen, waar ze 48 jaar zouden blijven wonen. In Sassenheim werd hun dochter geboren, in Voorhout hun zoon.
Jan had inmiddels geconstateerd dat hij het “aan zijn stand verplicht was” om in de avonduren de opleiding hbs-B te volgen. Hij vond dat hij te weinig inhoud had voor het werk dat hij deed. Zijn diploma behaalde hij in 1969. Jan groeide door naar de functie van hoofd van de Centrale Recepten Afdeling. Het was onder meer zijn taak om zorg te dragen voor het uniformeren van de receptuur van de verven van de hele Sikkens Groep, waaronder merken als Flexa en Ceta Bever. Uiteindelijk resulteerde dat in één systeem voor alle zeven bedrijven.
In 1980 deed de computer zijn intrede in het bedrijf. En in de loop van de jaren 80 ging Jan Brummelkamp samen met een collega naar vestigingen van Akzo in andere Europese landen met het doel om allemaal aan de Europese richtlijnen te gaan voldoen: “Ik spreek nog steeds goed Engels, Duits en Frans, een beetje Zweeds en een beetje Italiaans.” In 1995 ging hij op 57-jarige leeftijd met pensioen, omdat er een reorganisatie gaande was en een man of 80 uit de locatie Sassenheim moest afvloeien. Daarna was hij vele jaren druk met onder meer vrijwilligerswerk en stamboomonderzoek.
Om gezondheidsredenen zijn de heer Brummelkamp en zijn vrouw eind 2017 verhuisd naar een serviceflat in Leiden. Kort na het interview is Jan Brummelkamp overleden.

De geluidsopname van het interview in 3 delen is hier te beluisteren:
Deel 1.
Deel 2.
Deel 3.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart