Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Toen we thuiskwamen, was het bedrijf weggebombardeerd”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met Joop van Buuren op 23 oktober 2019

Dertien kinderen telde het rooms-katholieke gezin waarin Joop van Buuren opgroeide. Hij werd in 1928 geboren als nummer negen. Het toch niet al niet zo ruime huis aan de Anna Paulownastraat huisvestte niet alleen 15 mensen, maar ook de kleermakerij van vader.
De heer Van Buuren schetst de sfeer in de buurt: “Aan onze straat grensden de Waldeck Pyrmontstraat, de Anna van Saksenstraat en de Louise de Colignystraat. Daar was men huis aan huis katholiek. Dat noemden we het roomse hofje. Als er een kerkelijk feest was, werd er bij elk huis gevlagd. Bijvoorbeeld als een jongen uit de straat tot priester werd gewijd of als een meisje de grote gelofte deed en non werd. Zelfs als er een nieuwe bisschop werd gekozen of als de paus jarig was, ging de vlag uit. We waren heel hecht met elkaar.”

Kostuum voor de baron
Vader betrok de klandizie voor zijn kleermakerij aanvankelijk vooral via Peek & Cloppenburg. Daar kwam een eind aan toen moeder Van Buuren op een dag een kostuum voor een baron vijf minuten te laat afleverde. Daar werd de chef van P&C zo boos over dat het pak niet werd gepast en direct afgekeurd. Moeder droop af, maar de baron arriveerde even later op de fiets bij het huis en bleek zeer tevreden te zijn over het kostuum. Hij zorgde ervoor dat vader nieuwe klanten kreeg, voor wie hij voortaan rechtstreeks mocht werken.
Daarnaast naaide hij ambtskleding voor de geestelijkheid. Omdat dat een eer was, deed hij dat gratis. Toen hij ooit toch een poging deed om een rijksdaalder in rekening te brengen voor een arbeidsintensieve klus, liet de kapelaan in kwestie hem meteen weten geen gebruik meer te willen maken van zijn diensten.
De materialen kocht hij in bij Turksma op de Haarlemmerstraat, een Joodse manufacturenzaak. Ook de zoons uit het gezin liepen in zelfgemaakte kleding. De jurken van moeder en de dochters werden vervaardigd door twee vrijgezelle zussen van moeder. Zij woonden op de Mare met opoe Sommeling, de enige grootouder die de heer Van Buuren heeft gekend.

Ongenadige klap van de meester
De katholieke Heilig Hartschool voor jongens stond aan de Lusthoflaan.


De Heilig Hartschool aan de Lusthoflaan

Alsof het recent gebeurd is, en niet 80 jaar geleden, vertelt de heer Van Buuren dat zijn vader absoluut niet tegen onrecht kon. Toen hij een jaar of 11 was, had Joop op school een tekening verprutst. Hij had zo hard zitten gummen dat er een gat in het papier was ontstaan. De meester zag dat en gaf hem zo’n ongenadige klap dat hij thuis kwam met een rood oor. Vader informeerde wat er was gebeurd, zette zijn pet op en beende naar school. Daar riep hij de meester zodanig tot de orde dat Joop, die buiten stond te wachten, zijn vader hoorde schreeuwen: “Als er geslagen moet worden, dan ben ik de persoon die dat doet. U houdt uw handen thuis.”
Het is duidelijk, vader Van Buuren kon geen onrecht verdragen. Hoe ging dat dan als zijn eigen kinderen hun boekje te buiten gingen? “Dan werden we naar het atelier geroepen en dan kreeg je een stuk of zes naainaalden in je handen en een klosje garen. De kunst was dan om lange draden in die naalden te steken. En als je ze klaar had, trok vader ze er weer uit en kon je opnieuw beginnen. Maar geslagen werd er niet. Ondanks de armoede hebben we een gezellige jeugd gehad.”
Door het begin van de oorlog bleef Joop zitten in de vijfde klas van de lagere school. Daarna bezocht hij een jaar de mulo op het Vrouwenkerkhof, maar steeds weer was er onrust. Het gebouw werd gevorderd door de Duitsers, er was geen brandstof meer, leerkrachten zaten ondergedoken,
Joop besloot op zoek te gaan naar werk en kon aan de slag bij het Algemeen Kantoormachinebedrijf (AKB) aan de Haverzaklaan. Hij vond het er plezierig: “Het bedrijf was niet heel groot, een man of acht. Ik moest allerlei kwarweitjes doen, zoals het demonteren van schrijfmachines. Alles uit elkaar halen, nakijken, schoonmaken. Op een dag was ik om vijf voor zes vertrokken, want ik moest voor zessen aardappels halen aan de Oude Herengracht. Om zes uur begon immers de spertijd. De volgende dag kreeg ik te horen dat ik op staande voet was ontslagen. De chef hield namelijk vol dat ik al om kwart voor zes was vertrokken.”
Toen vader dat verhaal hoorde, ging hij samen met Joop naar de directeur. Net als jaren eerder op school. Maar het mocht niet baten. Joop en zijn vader liepen als geslagen honden naar huis. Op de Maresingel vlakbij de gasfabriek werden ze opgeschrikt door luchtalarm en harde klappen. Toen ze thuiskwamen, hoorden ze dat het bedrijf was weggebombardeerd. Ze hadden er geen kwartier later moeten zijn. De heer Van Buuren moet daar af en toe nog wel aan denken.

--foto's Balt Jansen
De Haverzaklaan tijdens en na het bombardement op 11 november 1944

Steeds een beetje hoger
Na de oorlog ging Joop naar de avondvakschool voor machinebankwerker. Hij kon aan de slag bij de Nederlandsch Fransche Metaalwarenindustrie (Nefra) in Leiderdorp. Na een paar “vervelende akkefietjes” kwam hij tot de conclusie dat de mentaliteit daar niet bij hem paste. Hij werd aangenomen bij het Marine Elektronisch Optisch Bedrijf (MEOB).


Het wapenschild van het MEOB

Gedurende zijn 34-jarige loopbaan daar heeft hij carrière gemaakt. “Ik ben begonnen in het magazijn. Daar had ik het lekker naar mijn zin, want ik had een hele goede maat die me veel heeft geleerd. Vervolgens kwam ik op kantoor bij de bevoorrading. Zo ging ik steeds een beetje hoger. Uiteindelijk was ik groepshoofd.”
Zijn vrouw Mia leerde hij in 1966 kennen bij het bloemenstalletje op de hoek van de Jan van Houtkade en de Korevaarstraat. Ze hadden nog geen jaar verkering toen ze trouwden. Alle ouders waren inmiddels overleden. Joop, die nog in het ouderlijk huis aan de Waldeck Pyrmontstraat woonde, mocht daar blijven wonen van de woningbouwvereniging. Daar werden hun zoon en hun dochter geboren.
Naast zijn werk bij het MEOB deed Joop ook altijd met veel plezier vrijwilligerswerk: “De kerk begon met de zogeheten patronaatskerk, waar jongens van acht tot twaalf jaar werden opgevangen. Ze konden daar figuurzagen, tekenen, biljarten en tafeltennissen. Ze werden begeleid door één man, die er alleen voor stond. Die ben ik gaan helpen.” Op een gegeven moment heeft hij er een semi-scouting opgezet. Met zichtbaar plezier vertelt de heer Van Buuren dat ze ieder weekend de natuur in gingen en in de zomers op kamp naar Brabant. Maar na verloop van tijd had zijn vrouw er wel genoeg van. Op het moment dat ze gingen verhuizen van de Waldeck Pyrmontstraat naar de Mors, zei ze: “Nu ga je de jeugdbeweging thuis vieren hè?”
Na zijn functioneel leeftijdsontslag (FLO) op 60-jarige leeftijd nam hij een nieuwe vrijwilligersklus op zich als koster bij de Maria Middelareskerk aan de Hoge Morsweg. “Ik zat toch de hele dag thuis, dus ik kon best de kerk schoon houden, wat klusjes doen en de stoelen weer recht zetten als er een dienst was geweest.” Dat heeft hij ruim 10 jaar gedaan.
Vier van de broers en zussen uit het grote gezin zijn nog in leven. Met hen heeft hij regelmatig contact. Op maandagmiddag gaat hij naar de gym met leeftijdsgenoten en hij klust en tekent graag. Zijn twee kleinzoons beschrijft hij als heerlijke jongens: “Toen Mia laatst tegen me zei dat ik eigenwijs ben, werd dat volmondig door ze bevestigd.”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview en meer foto's zijn hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart