Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: De Sint Nicolaascommissie van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten Leiden

  • Genealogie
  • Hillegom
  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden
  • Gebouwen

Het sociale gezicht van de VVSL

De Sint Nicolaascommissie van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten Leiden (VVSL)

In 1878 nam Maria Slothouwer de stap om als eerste meisje in Leiden te gaan studeren. Maria zal het niet gemakkelijk gehad hebben. Meisjes die aan het eind van de negentiende eeuw gingen studeren konden op weinig bijval rekenen. De reacties varieerden van welwillende belangstelling tot principiële afwijzing . De dames Nelly Cohen Stuart, Jo Reudler en Annie de Waal besloten de geïsoleerde positie van de vrouwelijke studenten in Leiden te doorbreken onder het motto “Geen studerend meisje mag het in Leiden eenzaam hebben.
Na vele besprekingen werd op 27 januari 1900 ten huize van mejuffrouw Nelly Cohen Stuart tot de oprichting van het Leesgezelschap der Vrouwelijke Studenten te Leiden besloten. Van de dertig vrouwelijke studenten die aan de Leidse universiteit studeerden traden dertien tot dit gezelschap toe..
Het leesgezelschap liet een portefeuille rondgaan met litteraire en feministische tijdschriften. Enkele hoogleraren stonden tijdschriften af voor de maandelijkse leesavonden bij Nelly Cohen Stuart thuis, die overigens weinig weerklank vonden. In april 1900 ging er een circulaire rond onder de vrouwelijke studenten om de opzet van het Leesgezelschap te veranderen. Hierdoor konden ook meisjes die niet in Leiden woonachtig waren tot het gezelschap toetreden. Besloten werd tot het houden van maandelijkse wetenschappelijke voordrachten. In mei 1900 werd de naam gewijzigd in de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden, (VVSL). Men heeft altijd de oprichting van het leesgezelschap (27 januari 1900) als de geboorte van de VVSL gezien en de jaarlijkse diës werd dan ook steeds op 27 januari gehouden.
Het houden van wetenschappelijke voordrachten bleek goed aan te slaan en men besloot uit te zien naar een eigen ruimte. Een van de kamers van het academiegebouw werd door het College van Curatoren van de Leidsche Universiteit ter beschikking gesteld . Door een eigen clubruimte te creëren hoopte men de onderlinge band te vergroten. In 1902 werden de bovenzalen van restaurant Ceres op de Papengracht nummer 23 gehuurd. Naast de maandelijkse bijeenkomsten werd er nu ook eenmaal per week een theeuurtje gehouden. Dit theeuurtje werd druk bezocht.
Een jaar later echter moest de VVSL uit zien naar een andere ruimte. Uiteindelijk werd dit een ruimte in het gebouw van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen.
Doordat het ledental zich uitbreidde kon men meer kamers huren in het gebouw. De VVSL kreeg hier een conversatiezaal met een piano en een biljart, een bibliotheek en een eetzaal. Voor de eetzaal werd een Commissie voor Koffie- en Eettafel in het leven geroepen, later werd dit de Huishoudcommissie. Door de uitbreiding van het ledental groeide het idee om een eigen clubhuis te hebben. Hiervoor werd in 1925 het Eigen Huis Fonds opgericht om geld bijeen te brengen voor een eigen gebouw. In 1928 kon men het pand Rapenburg 65 kopen. De aankoop is niet zonder problemen verlopen. Burgermeester De Gijselaar (eigenaar van dit pand) vond het maar niets om zijn huis om zijn huis aan de VVSL te verkopen. Meisjes behoorden zich in zijn ogen alleen met het huishouden te bemoeien. Hij wou zijn huis dan ook niet aan de VVSL verkopen. Het pand is toen door een van de vaders van de bestuursleden gekocht en doorverkocht aan de VVSL. Tot aan de fusie met het Leidsche Studenten Corps in 1972 bleef Rapenburg 65 het clubgebouw van de VVSL .
De beginjaren van de VVSL gingen gepaard met zoeken naar een bepaalde vorm, met serieuze en daardoor vaak volgens de leden “saaie bijeenkomsten”. Later streefde men naar een combinatie van gezellige en serieuze bijeenkomsten.
Het bestuur organiseerde in eerste instantie alle activiteiten zelf, vaak groeide deze uit tot jaarlijkse terugkerende activiteiten waardoor het bestuur de organisatie uit handen moest geven aan een speciaal hiervoor in het leven geroepen commissie met een eigen bestuur en verantwoordelijkheid. Zoals de Sint Nicolaascommissie.

Het clubleven
Het clubleven kreeg vanaf de jaren twintig een vast patroon dat tot de jaren zestig bleef voortbestaan. Voor de aspirant-leden begon het clubleven in september met het novitiaat, waarin zij kennismaakte met het bestuur, de subverenigingen en disputen en vooral met het gevoel een VVSL-èle te zijn. De maanden na het novitiaat tot aan de kerstvakantie was het leven op de club vol activiteiten. De eerstejaars waren verplicht, vanaf 1923, thee te schenken op de wekelijkse theemiddagen, rond
3-oktober was er een hutspotmaaltijd op de club. De maand november stond in het teken van het komend Sint Nicolaasfeest. Kleding en speelgoed werden door de eerstejaars gemaakt. Na het Sint Nicolaasfeest werd de Almanak van het Leidsche Studenten Corps aangeboden op de club.
Op 27 januari vond de jaarlijks Diës plaats, daarna volgde de Diës Natalis van de Leidse Universiteit. Na het officiële gedeelte van deze dag volgden een uitgebreide thee en een diner op de club. De theemiddag met de dames van de professoren was de laatste officiële bijeenkomst van het bestuur voor het tijdens de jaarvergadering in februari aftrad. Nu volgde tot aan de zomervakantie een rustige periode op de club. Nu konden de leden zich voorbereiden op de komende tentamens en de zomervakantie. Op 31 augustus begon het clubleven weer met een oranjebitter op de verjaardag van koningin Wilhelmina .

Sint Nicolaascommissie
In 1901 werd voor het eerst het door het VVSL-bestuur het sinterklaasfeest voor een aantal kinderen uit minder draagkrachtige gezinnen georganiseerd. De adressen werden door het Leger des Heils verstrekt en twaalf gezinnen werden uitgezocht. Dit was voor het VVSL-bestuur het eerste contact met sociaal minder welgestelde. Diep onder de indruk van wat zij hadden gezien gingen zij aan de slag met het breien van truien, het naaien van jurken en het maken van speelgoed. Het maken van speelgoed en kleding werd al vrij snel een taak van de novieten een traditie die tot 1972 werd gehandhaafd alleen werden toen de minder welgestelde in Leiden vervangen door projecten uit de Derde Wereld.
Het speelgoed en de kleding werd voor het Sinterklaasfeest tentoongesteld in het de conversatiezaal van het clubgebouw zodat alle leden konden zien wat de eerstejaars in opdracht van de Sint Nicolaascommissie gemaakt hadden. Er werden prijzen toegekend voor het mooiste en meest originele speelgoedbeest .

Het eerste Sinterklaasfeest werd gehouden in een leegstaand huis in Vreeswijk. Het feest werd een groot succes en men besloot om dit jaarlijks te organiseren. De Sint Nicolaascommissie werd ingesteld met een eigen bestuur en eigen verantwoordelijkheid zoals het inzamelen van geld onder de docenten en studenten.

Uit de Instructie voor het huisbezoek
Het doel van het bezoek is enige gegevens omtrent het gezin te verzamelen. Uit de gegevens van alle bezochte gezinnen zal de Sint Nicolaascommissie die gezinnen uitzoeken die aan het feest mogen deelnemen. Voor deelname aan het feest komen alleen kinderen tot veertien jaar in aanmerking. Kinderen onder de twee jaar kunnen niet op het feest komen, maar zullen wel zoveel mogelijk een cadeautje krijgen.

Waar de eerstejaars studenten op moesten letten bij het huisbezoek:
“In de kolom “Indruk van het gezin” moesten de volgende vragen kort en bondig beantwoord worden :
-Is de man in loondienst, zo niet heeft hij in loondienst gewerkt?
-Is de man los arbeider, zo ja, bij welke instantie?
-Gaat de vrouw uit werken?
-Wat wordt door de kinderen boven de veertien verdiend?
-Kan iemand uit het gezin naaien, zo ja, goed of een beetje?
-Ziet het huishouden er verzorgd en schoon uit, d.w.z.:
lopen de kinderen in kapotte kleding rond, zijn ze al of niet vervuild?
hoe staat het met de woning en meubelen?
-Let op luxe zoals radio’s, Perzische tapijten en andere excessen.

De meisjes kregen verder nog mee als instructie:
Gedraag je niet te VVS-èle-achtig maar maak een praatje, de een praat de ander kijkt!
Lok de mensen, door je op je gemak te voelen, uit hun tent. Laat niet als argument gelden dat er wit brood gegeten wordt of dat de kachel zo lekker snort. Maar wel of er enige luxe is, of het vies is en of er ziektes zijn, let op de algemene indruk van de kinderen en laat je vooral niet intimideren door klachten of verhalen.

Uit de notulen van 12 november 1901 :
De uitdelening zou zijn:
per huishouden 1 mud steenkolen en 4 zakken etenswaren,
per hoofd 1 pond rijst of 1 kop erwten, boonen gort en een half pond spek, verder voor ƒ1,--
kleeren terwijl ieder kind nog wat speelgoed en lekkers zou krijgen.

Het Sinterklaasfeest bestond uit het vertonen van filmpjes met de toverlantaarn.
Bezoek van Sinterklaas en Zwarte Piet en de kinderen kregen warme chocolademelk met speculaas en een sneetje krentenbrood uitgereikt.

Na de Tweede wereldoorlog werd het Sint Nicolaasfeest gehouden in de Stadsgehoorzaal waar de vrouwelijke Sinterklaas (de Praeses van de VVSL) op een schimmel binnen kwam rijden vergezeld door een aantal pieten en ongeveer 600 kinderen verblijdde met speelgoed en kleding.
Via een oproep in de krant (Leidsch Dagblad) werden de gezinnen opgeroepen om hun kinderen voor het Sinterklaasfeest op te geven:
“De gezinnen, die in aanmerking wensen te komen voor het Sint Nicolaasfeest van de VVSL voor arme Leidse kinderen, kunnen daartoe aanvragen richten tot uiterlijk 15 oktober aan de Sint Nicolaascommissie, Rapenburg 65”.
Halverwege de jaren zestig werd dit concept losgelaten.
De kinderen konden nu worden opgegeven door onderaan de affiches (opgehangen in hun eigen buurt) naam, adres en leeftijd te vermelden. Deze manier van acquisitie onderving twee dingen n.l. een eventuele drempelvrees ten aanzien van het clubgebouw van de VVSL en er was geen sprake meer van een inbreuk in het clubleven. Het gevolg was dat er veel meer gezinnen waren die hun kinderen voor het feest opgaven. Daarnaast werd de leeftijd voor deelname aan het feest veranderd. Was het tot 1964 voor de leeftijdscategorie 3 t/m 9 jaar nu 4 t/m 6 jaar. Het feest zelf werd niet meer in de Stadsgehoorzaal gehouden maar op de zolder en eetzaal van het eigen clubgebouw.
Tweehonderd kinderen namen deel aan het feest. De kinderen werden in groepen verdeeld en gingen onder begeleiding van de novieten allerlei spelletjes doen. Ook werd er een poppenkastvoorstelling gegeven.

Niet alleen organiseerde de Sinterklaascommissie het Sinterklaasfeest maar ook in de maand september een uitstapje voor de arme jeugd naar Katwijk onder de begeleiding van de Novieten. Naast het maken van kleding en speelgoed verzamelde de novieten kleding en speelgoed bij de Leidse burgerij.
In de loop der tijd werd het patronaat ingesteld. Dit wil zeggen dat de leden van de VVSL contact bleven houden met gezinnen die dit op prijs stelde. Na de Tweede Wereldoorlog groeide dit uit tot een gezinsvoogdes in samenwerking met de Voogdijraad die dit zeer toejuichte . Daarnaast verstrekte de Sint Nicolaascommissie ook nog kerstpakketten aan arme gezinnen.
Zoals vermeld moesten de eerstejaars op huisbezoek. De eerstejaarsstudenten kwamen, zeker in de begin periode, uit gegoede gezinnen en het zal voor velen een cultuurschok geweest zijn. Niet alleen de armoede maar ook de manier van leven zal heel anders geweest zijn dan zij gewend waren.
De eerstejaars werden dan ook altijd een ouderejaars vergezeld.

De Sint Nicolaascommissie was het sociale gezicht van de VVSL en dit werd ook door de bevolking van Leiden zo gezien.

Uit het archief van de vereniging van Vrouwelijke Studenten Leiden, de inventarisnummers 983-994.

Martine Wansbeek-Zijbrands


kaart