Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: De geschiedenis van het Diaconessenhuis te Leiden, 1897-heden

  • Genealogie
  • Hillegom
  • Gebouwen

De ontwikkeling van de Christelijke Ziekenverpleging tot een volwaardig ziekenhuis

Geschiedenis van het Diaconesshuis
In 1892 had zich een comité gevormd dat zich de Christelijke ziekenverpleging ten doel stelde. Het duurde echter nog enkele jaren voordat de Christelijke vereniging voor Ziekenverpleging “Het Diaconessenhuis” te Leiden, kortweg Het Diaconessenhuis Leiden, opgericht kon worden.

Het doel van de vereniging was het verrichten van de arbeid van de Christelijke naastenliefde. De vereniging trachtte dit doel te bereiken door;

1. opneming en verpleging van zieken met uitzondering van geesteszieken, in het daarvoor bestemde Diaconessenhuis.
2. opleiding tot verpleegster.
3. uitzending van verpleegsters in wijkwerk en particulieren huisgezinnen.
4. andere wettige middelen, die aan dit doel bevorderlijk kunnen zijn.

De vereniging staat op de grondslag van de heilige Schrift, de oorkonde van de hoogste Godsopenbaring waarvan Jezus Christus, als verlosser van de zondaren, het middelpunt is. In haar arbeid wil de vereniging getuigen van Jezus Christus. Zij vormt jonge vrouwen tot diaconessen en verenigt haar in een gemeenschap. De diaconessen verrichten haar arbeid uit liefde en dankbaarheid als opdracht des Heere” .

Men had alle standen op het oog en trachtte het werk zo in te richten dat er op zo ruim mogelijke schaal hulp aan onvermogenden kon worden geboden. Dit was hard nodig want van een algemeen ziekenfondswezen was pas vanaf 1947 sprake. Het Diaconessenhuis Leiden heeft tot aan de in werking stellen van het ziekenfonds in 1947 steeds driekwart van de patiënten onder de kostprijs verpleegd. Niet alleen onbemiddelde particulieren, die zelf zo goed mogelijk voor de kosten moesten en wilden opkomen, maar ook patiënten van het stadsarmbestuur of van de diaconieën. Het Diaconessenhuis Leiden heeft daarin zijn christelijk-sociale roeping gevonden, zonder ooit enig openbare subsidie gevraagd of ontvangen te hebben .
Het aantal zusters was in de beginperiode klein. Met begon met een verpleegster, later kwamen er meer. Het besluit om bescheiden te beginnen betekende dat men uitzag naar een huurhuis, waarin niet veel operaties konden worden uitgevoerd, maar waarin wel gelegenheid was tot opname van een paar zieken. Het idee om een stuk grond te kopen voor een nieuw te bouwen ziekenhuis werd afgewezen. Het Plantsoen 101 voldeed aan de wensen van het eerste bestuur. En zo werd op 26 februari 1897 Het Diaconessenhuis geopend aan het Plantsoen 101. Het werk bestond uit het verplegen van enkele patiënten en vooral in het buitenverplegen en hulpverlening (wijkverpleging zou men tegenwoordig zeggen). In het eerste jaar werden er door één zuster en een hulp 22 patiënten verzorgd met een gemiddelde verpleegduur van 30 dagen per patiënt en werd in 476 gevallen hulp van buiten het eigen Diaconessenhuis verleend (wijkverpleging). De oprichtsters werkten zelf ook mee.
Aan Het Diaconessenhuis Leiden waren bekende personen verbonden zoals mevrouw De Wolff, de gezusters J. en H.E. Drost, mevrouw J.H. van Wijk, mejuffrouw C.W. Corts, mevrouw Den Houter-Leyts. Als adviseurs, niet als bestuursleden traden de heren ds. De Wolff, J.J. Groen, A.E.N. Kempen en W.F. van Wijk op. De dames vormden met elkaar het bestuur en de heren vormden een Commissie van Toezicht, dat wil zeggen dat de Commissie van Toezicht het bestuur moest ontheffen van een deel van de verantwoordelijkheid. De dames “het bestuur”, moesten de commissie van toezicht zoveel mogelijk inlichten en bij ingrijpende besluiten zoals een verbouwing of uitbreiding om advies vragen. De tweedeling van het bestuur en de commissie bleef 120 jaar bestaan. In 1906 werd de tweedeling opgeheven en kwam het bestuur van Het Diaconessenhuis in handen van de Commissie van Toezicht en kregen de vrouwen een minder prominentere rol binnen het bestuur .

Tot aan 1912 onderhield men eerst persoonlijke betrekking met het Haarlems Diaconessenhuis, met het Lutherse Diaconessenhuis te Amsterdam en daarna met de ziekenverpleging aan de Prinsengracht te Amsterdam. tenslotte kwam men ook los te staan van deze relatie. Wat niet losgelaten werd was de grondgedachte van het diaconessenwerk, dat allen samen, ook de zusters, op wie de verpleging steunt, uit christelijke motieven hun werk zouden verrichten, onder afzien van elk eigenbelang. Dit hield in dat de diaconessen niets verdienden zoals veel gedacht werd. Maar een diacones werd als kind des huizes (Het Diaconessenhuis) beschouwd en dat hield in dat Het Diaconessenhuis, waarin zij haar taak vervulde, haar tot het einde toe verzorgde. De roeping van het evangelie die de diaconessen en het bestuur voelden was de drijfkracht achter hun werk en zorgde er voor dat hun taken voortdurend in omvang toenamen .

Op 19 november 1901 vond de feestelijke opening plaats van het nieuw gebouwde Huis op de Witte singel 127. Het terrein was grotendeels een geschenk. Voor de bouw en inrichting en de huisvesting van 10 zusters zorgde men zelf. Er was plaats voor 40 patiënten. Een Vrijbedfonds werd gesticht voor minder bemiddelde maar niet armlastige patiënten, uit het overschot van een bazaar ten bate van de inrichtingskosten. Door schenkingen en legaten is dit fonds in de loop der jaren gegroeid. De ontwikkeling van Het Diaconessenhuis als een eigenlijk ziekenhuis ging snel, de zusters ontvingen hun opleiding van de besturend zuster en van de artsen, die in Het Diaconessenhuis werkten. In 1914 werd de aangrenzende villa Buitenzorg aangekocht waar een kraamkliniek in kwam, later werd dit het zustershuis.
Na de eerste wereldoorlog was het aantal verpleegdagen opgelopen tot meer dan 20.000. Toen in 1924 Hôpital Wallon aan het Rapenburg gesloten werd, trad er een nieuwe fase aan voor Het Diaconessenhuis Leiden. Het werd nu echt te klein. Via een schenking kon Het Diaconessenhuis Leiden vergroot worden. In 1927 werd deze aanbouw (groter dan het oorspronkelijke gebouw) geopend. Het Diaconessenhuis Leiden bezat nu 120 bedden. In 1935 werd er nog een nieuwe afdeling voor de polikliniek en het laboratorium op de hoek van de Groenhovenstraat geopend. Ondanks deze uitbreiding bleef de vraag naar uitbouw of een nieuw ziekenhuis bestaan. In 1938 werden de voorlopige bouwplannen besproken met de Rijkscommissie voor uitbreiding besproken. Die plannen konden pas in 1947 opgepakt worden.
In 1942 werd Het Diaconessenhuis Leiden opgeëist door de bezetters. Het Zendingshuis te Oegstgeest werd als noodbehuizing aan Het Diaconessenhuis verhuurd. In augustus 1945 kon men weer terug naar de Witte Singel 27. Het Diaconessenhuis Leiden telde nu 130 bedden en 60 zusters. In 1947 waren er gesprekken met het Ministerie van Wederopbouw. Het advies luidde een vergunning aan te vragen voor nieuwbouw of voor een verbouwing. Het Ministerie van Wederopbouw had geen geld beschikbaar. Men bouwde een eenvoudig zusterspaviljoen in de tuin waardoor er in Het Diaconessenhuis een 40-tal nieuwe bedden vrijkwam.
In 1951 diende het bestuur een rapport in voor de nieuwbouw bij de bevoegde instanties. Het heeft echter tot december 1956 geduurd voordat men toestemming kreeg voor de bouw van een nieuw ziekenhuis. Pas in 1958 werd met de verwezenlijking van dit door de irs. Cramer en Kruisheer ontworpen bouwplan begonnen .
In december 1963 werd het nieuwe ziekenhuis in gebruik genomen en verhuisden 73 patiënten van de Witte Singel naar de Houtlaan. Drie jaar later bleek het ziekenhuis alweer te klein. Men vroeg uitbreiding voor 600 bedden en kreeg toestemming voor 500 bedden. In 1972 werd er een algemene bouwstop voor het ziekenhuiswezen afgekondigd en moest men de bouwplannen staken. Men besloot om de ergste knelpunten met uitbreiding van de bestaande gebouwen op een veel kleinere schaal uit te voeren. In de zomer van 1977 werd het schetsontwerp voor de uitbouw van de bestaande gebouwen, waarbij een bedrag van 15 miljoen gemoeid was, goedgekeurd.
De eerste paal werd op 3 mei 1979 in de grond geslagen en in oktober 1980 werden de gebouwen in gebruik genomen .

Bestuur en directie
In de loop der jaren werden de bestuurstaken steeds zwaarder. Zolang de ontwikkelingen in de gezondheidszorg niet te snel gingen en de veranderingen beperkt bleven tot een langzame aanpassing van het bestaande kon het bestuur zich intensief met alle onderdelen van de dagelijkse gang van zaken in Het Diaconessenhuis bezig houden in de maandelijkse bijeenkomsten met de besturend zuster, de dirigerende medicus en de geestelijke verzorger. Maar naarmate de ontwikkelingen binnen de geneeskunde en de gezondheidszorg sneller, complexer en ingrijpender werden en de beslotenheid van Het Diaconessenhuis meer verweven werd met tal van landelijke en regionale organisaties kwam het bestuur tot de conclusie dat professionalisering van de drie voornoemde bestuursleden onvermijdelijk was. Vanaf 1946 mocht de besturend zuster de gehele maandelijkse vergadering bijwonen. In 1949 werd de functie van adviserend medicus omgezet in een dirigerend medicus. Pas in 1961 werd er een economisch directeur benoemd (mr. J.W. Filippo). Vanaf toen was er sprake van een driekoppige directie. Deze heeft tot 1985 gefunctioneerd. Toen werd het bestuur omgezet in een Raad van Toezicht net als in de eerste decennia van Het Diaconessenhuis .

De verpleging
De werving en het aanblijven van een voldoende aantal verpleegkundigen is voor welk ziekenhuis dan ook een groot probleem, dus ook voor Het Diaconessenhuis Leiden. Voor de confessionele ziekenhuizen is dat een extra probleem omdat de levensovertuiging en de levenshouding van de verpleegkundigen niet alleen moet passen bij de identiteit van de instelling maar de verpleegkundigen moeten ze ook uitdragen.
Bij het aannemen van personeel handelde het bestuur in overleg met de besturend zuster naar bevind van zaken. In 1901 verscheen een brochure waarin het geloof de leidende factor was voor het werk in het Diaconessenhuis Leiden, “het diaconessenideaal”. In latere jaren is dit ideaal wat meer op de achtergrond geraakt en stond de taak, het verplegen van patiënten in overeenstemming moest zijn met de christelijke belijdenis van de verpleegkundigen. In 1905 werd in de “Inlichtingen betreffende opname als proefzuster in Het Diaconessenhuis Leiden” een artikel opgenomen waarin het behalen van het diploma voor ziekenverpleging verplicht werd gesteld. Na het behalen van dit diploma waren de verpleegsters verplicht zich voor twee jaar aan Het Diaconessenhuis Leiden te verbinden. In de jaren dertig werd deze bepaling verder aangescherpt met de eis dat het diploma voor ziekenverpleging (inmiddels ziekenverpleging A genoemd) binnen vier jaar na hun aanstelling moesten behalen en de daartoe bestemde cursussen die werden gegeven moesten volgen. De eis om na het behalen van hun diploma twee jaar verbonden te blijven aan Het Diaconessenhuis Leiden werd nu als een morele verplichting van de zusters beschouwd .
Na de Tweede Wereldoorlog was er een groot tekort aan verplegend personeel. Men ging zelfs over tot het sluiten van enkele afdelingen. Door verbetering van woon- en werkomstandigheden en door het aanwezige verpleegsterscorps te weerhouden van vertrek lukte het nieuw personeel te werven. In 1956 werd door het Academisch Ziekenhuis Leiden in samenwerking met de Vakschool Voor Meisjes en Het Diaconessenhuis Leiden een cursus opgezet voor aspirant-leerling-verpleegster. Het eerste jaar lieten zich 17 meisjes zich voor deze opleiding inschrijven. In de jaren vijftig en zestig verbeterde de rechtspositie en de sociale zekerheid van de werknemers in Nederland en dus ook van die van Het Diaconessenhuis Leiden waardoor de werktijden en het salaris werden verbeterd .

Medische dienst
Het Diaconessenhuis Leiden was een open ziekenhuis. Dat hield in dat de patiënten het recht hadden om zich door hun eigen huisarts of specialist te laten behandelen ondanks dat het ziekenhuis een eigen huisarts en huischirurg in dienst had. Het bestuur probeerde via advertenties en huisbezoeken bij prominente medici in de stad zoveel mogelijk artsen te bewegen hun patiënten in Het Diaconessenhuis te verplegen. Klasse-patiënten waren daarbij erg welkom vanwege de inkomsten die dit opleverde. Het Diaconessenhuis Leiden kreeg veel respons. De opening van verschillende spreekuren die een aantal medici in Het Diaconessenhuis begonnen te houden werd het begin van de polikliniek.
De chirurgie kon in Het Diaconessenhuis Leiden pas na de verhuizing naar de nieuwbouw aan de Witte Singel(1927) tot ontplooiing komen, aangezien men hiervoor geen operatiekamer had gehad. In 1932 waren er drie chirurgen aan Het Diaconessenhuis verbonden. In 1909 kreeg Het Diaconessenhuis een röntgentoestel aangeboden. Dit was het begin van de radiologische afdeling van Het Diaconessenhuis Leiden. De opening van het nieuwe polikliniekgebouw in het midden van de jaren veertig was het begin van de verschillende specialismen in Het Diaconessenhuis .

Uit het Archief van Het Diaconessehuis
Martine wansbeek-Zijbrands
kaart