Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Tevelingshofje

  • Leiden
  • Geschiedenis 1601-1700
  • Gebouwen

Gevelteken 4e Binnenvestgracht 7

.....
GT_1053

Het Tevelingshofje bestaat uit 20 woonhuisjes in vier vleugels gebouwd langs een ruitvormige binnenplaats. Opvallend aan de bouw is dat bijna alles scheef loopt maar dit is waarschijnlijk te wijten aan de scheve vorm van het oorspronkelijke bouwterrein. Landmeter Johannes Dou heeft het terrein in juli 1666 opgemeten en stadstimmerman Willem van der Helm was verantwoordelijk voor de bouw. Van der Helm, die ook een aantal stadspoorten ontwierp, bouwde in Classicistische stijl.
De huisjes zijn geheel van baksteen en hebben rechte kroonlijsten.
Aan de 4e Binnenvestgracht en de Pakhuisstraat nr. 11 zijn de ingangspartijen met houten omlijstingen.
Volgens de inscriptie in de gevelsteen boven de toegangspoort aan de Binnenvestgracht werd het Tevelingshofje gebouwd in 1666 in opdracht van de gebroeders Jacob en Charles Tevel, kooplieden in Leiden.

In 1655 benoemde Charles Tevel bij testament zijn broer Jacob tot enig en algemeen erfgenaam.
Jacob mocht het legaat “verteeren, veraliéneeren, naar zijn welgevalle en believen.” Hij mocht het verkregen bezit niet schenken of vermaken, want Charles bepaalde dat na de dood van Jacob met het overgebleven kapitaal een hofje van twaalf huisjes moest worden gebouwd “alwaar ten allen tyden het conterfeytsel van hem Testateur zal moeten hangen.”
Charles Tevel bepaalde tevens dat “de huiskens eewiglyk om aalmoese bewoond zullen worden, by eerlyke ende nugtere egte luiden, zonder kinderen zynde, als in ieder huiske een paar. "
Hij bepaalde voorts dat “de egte luiden zullen moeten weezen boven de veertig jaren oud, ende Professie van de Gereformeerde Religie doende, zonder in eeniger natien onderscheid te maaken en doch vrunden van hem Testateur, zoo der eenige moogen zyn, en daar na luiden, die by hem gewoont, ofte gewrogt hebben, altijds voor andere praefereerende.”
Van het kapitaal dat na de bouw overbleef moest 300 gulden aan het Pesthuis worden geschonken. Van wat daarna nog restte moest de jaarlijkse rente worden verdeeld onder de Huiszittenarmen en de diaconie van de Waalse Gemeente.
In 1661 maakte Jacob Tevel en zijn vrouw Elisabeth van der Vinct eveneens een testament en bepaalden daarbij dat het in opdracht van Charles Tevel te bouwen hofje middels hun legaat moest worden uitgebreid met acht huisjes. Voorwaarde was wel dat ook de namen van deze medestichters duidelijk op het hofje moest worden vermeld. In 1679 werd het hof uitgebreid door bouwmeester Anthonie van Breetvelt die Van der Helm was opgevolgd als stadstimmerman.
De bepaling dat de rente van het overgebleven kapitaal ten goede zou komen aan de Huiszittenarmen en de diaconie van de Waalse Gemeente kon echter niet worden nagekomen. De bezittingen van de beide broers waren zo met elkaar verstrikt dat geen mens er meer wijs uit kon worden. In 1691 deden de beide belanghebbende instanties dan ook afstand van hun rechten.
De Regentenkamer, die zich boven de poort bevindt, is in 1782 verbouwd. Hier hangen de portretten van de stichters.


GT_1054
De houten pomp op de binnenplaats met is aan de bovenkant om en om versierd met twee wapens en twee florale motieven. De wapens zijn van de eerste regenten, Van Assendelft en Vromans.

........

....

Het hofje is een Rijksmonument.

Bronnen:

Leidse Courant | 2 november 1961 | pagina 13
Leidsch Dagblad | 10 april 1989 | pagina 8

Opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, zie voor meer informatie ons colofon.

kaart