Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Nipponsteen

  • Leiden
  • Leiderdorp
  • Geschiedenis 1701-1800
  • Geschiedenis 1801-1900
  • Gebouwen

Gevelteken , eerste steen uit 1791 afkomstig van het buitenverblijf van Von Siebold

De buitenplaats Nippon van jonkheer Philipp Franz von Siebold heeft gestaan waar nu de Decimastraat, Bloemstraat en Sieboldstraat liggen, in de Leidse woonwijk 'De Kooi'. Tot 1896 was dat Leiderdorps grondgebied.
In de jaren '20 van de negentiende eeuw had Von Siebold een aantal jaren als arts gewerkt in de Nederlandse nederzetting op het Japanse eiland Decima. Daar had hij onder andere planten en zaden verzameld met de bedoeling die in Europa op te kweken. Uiteindelijk verwezenlijkte hij zijn plannen in een, net buiten Leiden gelegen, tuin die hij in 1844 aankocht.
Deze zogenaamde Acclimatatietuin lag aan de toenmalige Keizerslaan bij de Lage Rijndijk. Hier werden de planten door middel van verwarming aan onze luchtstreken gewend.

Toen het huis in 1894 afgebroken werd is er een 'eerste steen' bewaard gebleven die dateert uit de tijd voordat er sprake was van de kweektuin en het huis Nippon.


GT_1174

Beschrijving uit het supplement op de catalogus van 1886 van de Lakenhal, over het jaar 1898/1899, waaruit dus blijkt dat de steen overgedragen is aan het museum. Als volgt:
"Rechthoekige gevelsteen met het opschrift:
A: HALDER DE LALEYNE /HEEFT DE EERSTE STEEN GELEYT /Ao 1791
l. 55 cm.
b. 10,5 cm
h. 8 cm.
Afkomstig van de in 1899 afgebroken buitenplaats Nippon buiten de voormalige Zijlpoort."

Uit het documentatiesysteem van de Lakenhal blijkt dat de steen in 1974 is overgedragen aan Monumentenzorg Leiden. (Zie hiervoor: Jaarverslag Lakenhal 1974, pagina 12: ‘Een groot aantal bouwfragmenten en betimmeringen werd overgedragen aan de Dienst van Gemeentewerken, afd. Monumentenzorg).
Het doel van Monumentenzorg was om de bouwfragmenten te herplaatsen. De steen kwam terecht in het depot aan de Uiterstegracht.
In de losbladige inventaris die daar in 1974/75 is opgemaakt van de door de Lakenhal overgedragen bouwfragmenten komt de steen voor onder het nieuwe nummer 27. Het is onbekend wat er nadien met de steen is gebeurd.
Bij de inventarisatie kreeg de steen als omschrijving ‘rechthoekige gevelsteen met inscriptie “A. Halder de la leyne heeft de eerste steen geleyt a. 1791’, buitenplaats Nippon buiten de voorm. Zijlpoort’ [Losbladige inventaris 1974/1975: Losbladige inventaris depot bouwfragmenten 1974/1975, archief Monumenten & Archeologie]

In de jaren zeventig en tachtig werd in de stad op grote schaal gerestaureerd. Particulieren konden voor een klein bedrag bouwfragmenten aankopen en zo historisch materiaal aan hun huizen toevoegen. Van de verkoop is geen goede administratie bijgehouden.
Op een overzicht van begin jaren tachtig met daarop de stenen bouwfragmenten komt de gevelsteen inmiddels niet meer voor. Door wie en wanneer de steen is aangekocht kan met de huidige archiefstukken niet achterhaald worden.’ (info van Martijn Andela, Regionaal Archief Leiden)

Opmerkingen over de foto van de steen:
Dit is tot nu toe de enige daadwerkelijke bron die bekend is van de steen. Inmiddels lijkt ook deze foto onvindbaar te zijn.
De tekst op de steen kan 'verkeerd' gelezen zijn. Het eerste gedeelte van de tekst is vrij duidelijk leesbaar maar het rechter gedeelte is beduidend meer verweerd of afgesleten.
Het lijkt alsof de steen kleiner is gemaakt aangezien de letters erg dicht bij de randen gegraveerd staan.
De A zou onderdeel geweest kunnen zijn van een voornaam maar de tekstspiegel zou dan waarschijnlijk niet in balans geweest zijn.

Ervan uitgaande dat de naam op de steen correct gelezen is, is het zeer waarschijnlijk dat Johanna Halder de la Leyne degene is die de eerste steen heeft gelegd.
Zij trouwde in 1785 met Johannes Bernardus Halder uit Delft. In Leiden wordt een akte bewaard van hun ondertrouw op 19 mei 1785.
Johanna's vader was Carel de la Leyne, hier genoemd als rokjesdrappier, haar moeder was Jacoba Hovenier, beiden woonachtig op de Oude Vest. Carel (Karolus) was de zoon van Johan/Jan de la Laine en Willemina Woestijn, geboren op 17 augustus 1730.

N.B. de naam de la Leijne komt op veel verschillende schrijfwijzen voor; de Lalaine, de Lalain, Lallaing, la Lenne enz.

Zoals indertijd veel leden van de gegoede burgerij, bezat ook Carel de la Leyne een zgn. speeltuin buiten de stadspoorten. Hij kocht op 8-10-1763 een tuin voor f 400 van de erfgenamen van Maria Hoogervorst; de belendingen waren ten noorden Gerrit Heemelrijk, ten oosten de Keyserslaan, ten zuiden Willem Palt en ten westen de vaarsloot.
Het register van Buitengetimmerten SA II (archief 0501A) inv.nr. 3223 fol. 91 bevat een rekest: Aan de Edele Groot Achtbare Heeren die van den Gerechte der stad Leyden. Geeft reverentelijk te kennen Carel de la Leijne dat hij suppliant de huijzinge van zijn Thuijn, staande ende geleegen buyten de Zijlepoort in de Laan van Oostrum, onder de jurisdictie deezer stad [dat is beslist onjuist; het was Leiderdorp], gaarne volgens teekening ten deezen annex, zoude doen vernieuwen en daartoe de nodige steygeringen in de voorschreve Laan stellen; verzoekende daartoe UEd. Groot Achtb. consent ('t welk doende etc.) (was get.) Carel de la Leijne.
Het antwoord hierop volgde; Die van den Gerechte der stad Leyden hebben aan den suppliant bij provisie, praecario en tot kennelijk wederzeggen toe geconsenteert en toegestaan dat hij in de huyzinge van zijn Thuyn, geleegen in de laan van Oostrum buiten de Zijlepoort, volgens de geannexeerde teekening zal moogen doen vernieuwen en daartoe de noodige steijgeringen in de voorschreve Laan stellen, mits passeerende behoorlijke acte van non-praejuditie. Actum den 31 Maart 1791. (onder stond) Mij jeegenwoordigh (was get.) J.J. Hubrecht.
Bij dit afschrift van het rekest met apostille is inderdaad een tekening gevoegd; een eenvoudige weergave van wat het huis zou moeten worden, wellicht van de hand van de aannemer.
Het is een laag huis met drie zeer grote ramen (waarin zeer veel ruitjes), een hoge kap met twee wolfsdaken en twee makelaars. Het had een lengte van 25 voet (à 31,4 cm.), breedte van 16 voet, hoogte 'uyt de gront 11 voet 2 duym'. Het heeft minimaal één bedstede bevat.
Op fol. 90 is de akte van non-prejuditie geschreven: Compareerde voor de ondergesz. H.H. scheepenen der stad Leyden Carel de la Leyne, dewelke verklaarde dat hem goedgunstiglijk bij app(oinctement) van die van den gerechte deezer stad in do. (=dato) 31 Maart 1791 bij provisie, praecario en tot kennelijk wederzeggen toe geconsenteerd en toegestaan is dat hij de Huyzinge van zijn Thuyn, gelegen buijten de Zijlepoort deezer stad onder den Ambachte van Leyderdorp in de Laan van Oostrum zal mogen doen vernieuwen conform de ten deezen geannexeerde teekening. Welk Provisioneel Consent hij comparant dankelijk is aanneemende en belooft ten allen tijden des vermaant werdende 't zelve weder te zullen doen afbreeken. Tot nakominge van 't geene voorsz. staat verbind den comparant zijn persoon en goederen, geene van dien uytgezondert. Actum den 16 April 1791. J. Meerman D. Muller Massis.

Het nieuwe huis zal dus in 1791 gerealiseerd zijn en dat is ook wel de verklaring van de waardestijging van f 400 tot f 1200, terwijl de oppervlakte niet groter werd.

In 1791, op 14 januari, maakten Carel en Jacoba hun testament waarbij ze 'praelegateren aan ..dogter, hun comparanten Speelthuijn met deszelve Speelhuizinge en verdere Getimmertens daar inne, zoo wanneer die op 't overlijden van de Langstlevende in den Boedel bevonden wordt, en anders niet staande en de gelegen buiten de Zijlepoort deezer Stadt in de laan van Oostrum onder den Ambachte van Leyderdorp welke zij Comparanten het langsten in Eigendom hebben bezeeten, en dus met uitzondering van de Thuijn, geleegen in de gemelde Laan tot de Drogerij van des eersten Comparants fabrieq thans gebruikt wordende en in den Jaare 1789 gekocht.'

Op 3-4-1798, drie jaar na het overlijden van Carel, verkocht Jacoba Hovenier de speeltuin met speelhuis, groot honderd roeden, aan de eerste laan buiten de Zijlpoort voor f 1200 aan Jan van Lelyveld; belend noord Gerrit Hemelrijk, west de vaarsloot, zuid Willem Pelt, oost de Keiserslaan.
Carel had daarnaast op 31-10-1789 van Matthijs van Heukelom (bekend textielfabrikant) voor f 420 een tweede tuin gekocht, die op 31-5-1796 door Jacoba Hovenier verkocht werd; dit moet de tweede tuin zijn die gebruikt werd voor het bedrijf van De la Leyne.
J.B. Halder of zijn vrouw Johanna de la Leyne is dus nooit eigenaar van de tuin geweest. Als dochter zal zij dus wel de eerste steen hebben mogen leggen (Johanna werd mogelijk in de praktijk Annetje, Antoinette of iets dergelijks genoemd); het alternatief is haar stiefzoon Adrianus, maar die had toch wel heel weinig reden om de naam van zijn stiefmoeder aan de zijne toe te voegen; strikt genomen had hij niets met de tuin van doen.

De vraag is of de volgende advertentie betrekking heeft op het stuk grond waarop Von Siebold later zijn buitenplaats 'Nippon' bouwde:
Leydse Courant 31/05/1843;
Te Huur Terstond: Een buitenverblijf voor zomer en winter, gelegen onder de gemeente Leyderdorp, nabij de Zijle Poort. Te bevragen bij A. Hakbijl, Oude Varkenmarkt te Leyden.
Als het hier gaat om het stuk land waarop Nippon al stond of gebouwd zou worden dan;
1. stond er al een winterbestendige woning op het stuk grond en
2. A. Hakbijl trad op als bemiddelaar.
Hakbijl wordt in deze periode genoemd als bediende en later als winkelier wonende op de Oude Varkensmarkt. Blijkt uit advertentie Leydse Courant 07/06/1841; 'versch Kissinger mineraalwater verkrijgbaar bij A. Hakbijl te Leyden op d’Oude Varkemarkt bij het Noordeinde' (kuuroord Bad Kissing).
N.B. de achtertuin van Von Siebold kwam uit op de Varkenmarkt. Uit correspondentie met zijn moeder blijkt dat Von Siebold amicaal omging met ‘gewone mensen’ tot afschuw van de hogere standen. Kende Hakbijl Von Siebold al?
Hij woonde/huisde op het Rapenburg vanaf 1832. Ging Von Siebold het stuk land vanaf 1843 huren en daarna kopen, of gelijk kopen? Min of meer zeker is dat het stuk grond voor Nippon in 1844 werd aangekocht aangezien hij zich daar verpoosde met zijn jonge bruid en er bezoek ontving.
Hakbijl werkte 27 jaar met VS samen toen hij 85 werd in 1896, dus dan zou hij in 1839 met Von Siebold begonnen zijn (overleed in 1866).
Artikel uit 21/04/ 1887; 55 jaar in dienst bij Von Siebold, Hakbijl werd toen 75, dus zou hij al in 1832 in contact zijn geweest met Von Siebold. (de laatste info komt uit krantenartikelen die gewijd zijn aan jubilea van Hakbijl)
Echter Hakbijl woonde aan het einde van zijn leven aan de Keizerslaan 2, dat is in hetzelfde gebied als waar Nippon lag. Het zou hier hier dus ook om het eigen huisje van Hakbijl kunnen gaan.
Ook Dirk Mater de hovenier van Nippon woonde later aan de Keizerslaan en wel op nr. 3.


Philipp Franz Balthasar von Siebold (Würzburg 1796-1866 München) kwam uit een familie van artsen/hoogleraren. Hij werd opgeleid tot chirurg/natuurkundige en kwam in 1822 in dienst van ( door bemoeiing van Willem I?) het Nederlands Oost-Indische leger in Batavia als geneesheer majoor. Daarna volgde zijn plaatsting in Decima (1823) waar hij, naast de uitoefening van zijn vak, planten en Japanse objecten verzamelde.
Als één van de weinigen mocht de arts Von Siebold zich buiten de nederzetting Decima begeven. Hij stichtte een kliniekje buiten de handelspost en legde contacten met Japanse medici en natuurwetenschappers. Uit de relatie met een Japanse vrouw werd dochter O-Ine geboren; zij werd later de eerste vrouwelijke arts in Japan.
Von Siebold nam kunstenaars in dienst om dieren, voorwerpen en gebruiken vast te leggen. Apotheker Heinrich Bürger en tekenaar C.H. de Villeneuve kwamen in 1825 vanuit Batavia naar Decima om hem te assisteren met zijn werkzaamheden.
Tijdens zijn verblijf in Japan stuurde Von Siebold in totaal 4 zendingen met voorwerpen en planten naar Nederland, de laatste zending nam hij zelf mee.
Het gaat hier om zo'n 10.000 voorwerpen.

Von Siebold werd in 1829 voorgoed uit Japan verbannen na een affaire met landkaarten; de geografische gegevens van het Japanse land waren uiterst geheim, toen de Japanse keizer ontdekte dat Von Siebold deze bezat werd hij het land uitgezet. Hij zou een Russische spion zijn. Hij vertrok naar Nederland en vestigde zich uiteindelijk aan het Rapenburg 19 in Leiden.

Adriana de Wit, sinds 1821 eigenaresse van Rap 19, verhuurde het aan Von Siebold toen zij in 1832 naar Haarlem vertrok. Von Siebold kocht het in 1836, akte passeerde bij notaris Barkey.

Uit; “Het Rapenburg, geschiedenis van een Leidse gracht”, deel I Groenhazenburch, Leiden 1986, blz. 304:
"…fraaie collectie ethnografica van ca 5000 objecten bijeengebracht. Deze bood hij na zijn noodgedwongen vertrek uit Japan naar Nederland in 1832 aan koning Willem I aan, die tenslotte in 1837 tot aankoop besloot, waarna VS de verzameling, wegens gebrek aan ruimte in Den Haag in zijn Rapenburghuis openstelde voor het publiek. Tot 1847 stonden de voorwerpen opgesteld op de eerste verdieping. Behalve het Rapenburghuis kocht Von S ook een tuin aan de Lage Rijndijk, vooral voor zijn exotische planten. Daar bouwde hij het buitenhuis Nippon, waar hij meestal verbleef."

De opbrengsten van de eerste exposities voor publiek van zijn collectie op het Rapenburg kwamen aan de armen.
De overheid kreeg de rechten op de pioenrozen en chrysanten.

In 1845 trouwde hij met Ida Helena Caroline von Gagern (of Hélène Ida?). Zij woonden op Nippon, de moeder van Von Siebold trok in een naburig huis/Boerderij (?) "Achterland". Dit huis bestond nog in 1920, toen Bijleveld zijn artikel over Nippon in het Leids Jaarboekje schreef. Zij overleed korte tijd later. Helena kreeg last van malaria of last van 'de Rijndampen'?, vanaf dan gaan ze in de winter naar Duitsland. De oudste zoon Alexander werd op Nippon geboren.


Aangezien Von Siebold slecht bij kas was en de Nederlandse Staat niet over de brug kwam wat betreft de aankoop van zijn Japanse collectie, zag hij zich genoodzaakt verdiepingen van zijn huis te verhuren aan studenten van de sociëteit Minerva.
De collectie verhuisde uiteindelijk naar de Paardensteeg (nu Prinsessekade, aan de waterkant) onder beheer van A. Hakbijl, die daar woonde, onder slechte omstandigheden.
In 1859 toen Von Siebold naar Japan terugging moest er een ander huis gehuurd worden onder beheer van de directeur van het Rijks Archeologisch Kabinet te Leiden. In 1883 werd dit samengevoegd met de collectie uit Den Haag tot Etnografisch Museum.

Enkele Nederlandse medewerkers op Decima bleven Von Siebold Japanse planten, dieren en voorwerpen opsturen. Von Siebold werkte indertijd aan zijn bekendste werk; de Flora Japonica. Hij schreef dit samen met Joseph Gerhard Zuccarini.

Op zijn landgoed 'Nippon' bouwde hij een kas met als doel het opkweken van de Japanse flora en deze binnnen Europa bekendheid te geven. Tegenwoordig zeer populaire tuinplanten zoals hosta, hortensia en diverse azalea's zijn door Von Siebold naar Europa gebracht.
Vanuit de Hortus Botanicus en Nippon begonnen vele van deze plantensoorten de verovering van de Europese tuinen. In 1842 verhief koning Willem II Von Siebold in de adelstand met het erfelijke predicaat jonkheer.
Op latere leeftijd had Von Siebold, samen met zijn oudste zoon, de gelegenheid om als adviseur van de Nederlandsche Handels-maatschappij nog enkele jaren in Japan door te brengen (1859-1862).

Met Carl von Blume, die hij kende uit Indië (onderdirecteur Botanische tuin van Buitenzorg, Bogor), richtte hij de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot aanmoediging van de Tuinbouw op, 1842. Echter, er moet iets voorgevallen zijn want volgend artikel uit de Leydse Courant 17/06/1844 spreekt voor zich:
‘Bij acte op den 8 junij 1844, ten overstaan van de Notaris A.B. Barkey Nz, residerende te Leyden en getuigen behoor… geregistreerd, is de Vennootschap tot ‘het invoeren en aankweeken van Japansche, Chineesche en Oost Indische gewassen ten doel hebbende de opbeuring van den Tuinbouw in Nederland en door ondergeteekende binnen Leyden uitgeoefend onder de Firma Von Siebold en Compagnie, ontbonden, te rekenen van de 11 october 1843: terwijl de liquidatie der openstaande zaken der vennootschap geheel en alleen door den laatst Ondergeteekenden zal geschieden, die deze Onderneeming voor zijn eigene rekening zal voortzetten onder de firma van Kweekerij Ten Behoeve van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij Tot Aanmoediging Van Den Tuinbouw Van Von Siebold en Compagnie, en in geval van ontbinding der Maatschappij onder die van Von Siebold en Compagnie.
Geschiedende deze aankondiging naar aanleiding van art. 28+31 van het Wetboek van Koophandel. C.L. Blume/P.F. von Siebold’
28. De ontbinding van een vennootschap onder een firma vóór de tijd bij de overeenkomst bepaald, of door afstand of opzegging tot stand gebracht, haar verlenging na verloop van het bepaalde tijdstip, en alle veranderingen in de oorspronkelijke overeenkomst gemaakt, welke derden aangaan, zijn onderworpen aan de voormelde inschrijving.
31. De gelden, welke gedurende de vereffening uit de kas der vennootschap kunnen gemist worden, mogen voorlopig worden verdeeld.

De Maatschappij stuurde regelmatig planten/bloemen in naar tentoonstellingen waar ze vaak in de prijzen vielen.
In de Lakenhal worden 2 stempels bewaard voor medailles van de KNMAT.
Verder; Siebold&Company, Kew Gardens bestelde hier bloemen/zaden, met C.L. von Blume Gesellschaft für Import und Kultivierung japanischer Pflanzen in den Niederlanden.

De collectie van Von Siebold verhuisde van het Rapenburg naar de Paardensteeg;
Advertentie uit 16/01/1861; Huis te koop in de Paarensteeg achteruitkomende aan het Galgewater, zeer geschikt voor 1 of andere grootte Affaire te bevragen bij A. Hakbijl, te Leyden.
Hakbijl woonde met zijn gezin in het huis aan de Paardensteeg in de jaren '50, hierna verhuisde hij waarschijnlijk naar de Keizerslaan 2.


Leids Jaarboekje 1920 blz. 102, Bijleveld;
N.B. niet letterlijk overgenomen.
Artikel tot stand gekomen met medewerking van het enige nog levende kind (dochter Helène) van Von Siebold.
Om de levende Japanse planten te kweken kocht hij een tuin met koepel aan de Lage Rijndijk buiten de Zijlpoort (toen Leiderdorp) ‘Jardin d’acclimatation’ noemde hij het. Hier werden voor het eerst (in Europa?) Japanse planten tot bloei gebracht; Pioenen, Chrysantemums, Japanse Lelies en struiken en bomen. Ook in de hortus. A. Hakbijl o.a. hoofd van de kwekerij en proeftuin en het museumpje van Rap 19 (later in de Paardensteeg ondergebracht, steeg bestaat niet meer). Er bestaat nog een album van bezoekers ( 1839-45) waaronder de latere Tsaar Alexander II (oom van Willem II, beschermheer van VS) (Hakbijl verkocht wel eens iets uit de collectie, blijkt uit een krantenbericht). In 1845 liet VS een wit buitenhuis bouwen. Hij was intussen getrouwd met Helene Ida . In 1845/6 trokken ze er in. De moeder van VS trok in een naburig gelegen landhuisje ‘Achterland’. Zij overleed korte tijd later. (In 1920 bestond dit nog) H-I kreeg malaria daarom verbleven ze alleen nog in de zomer op Nippon. Na de dood van VS hield Hélène het vruchtgebruik van Nippon (kwekerij). Hakbijl en J. Mater bleven de proeftuin beheren. De gewassen vonden gretig aftrek. De oudste zoon die op Nippon geboren was, erfde en verhuurde het aan zie onder.
In de ’90-er jaren verviel de tuin, het had zijn bijzonderheid verloren, te wijten aan de openstelling van Japan en de toename van de wereldhandel in gewassen.

De brief van Helène wordt bewaard in het Regionaal Archief Leiden (Bijleveld). Zij scheef Bijleveld in het Nederlands terwijl ze als 13 jarige voor het laatst op Nippon was.
De herinneringen aan de tijden dat de familie op Nippon was waren haar zeer dierbaar; ze vertelde dat ze speelde met graaf Hendrik Bijland en ook met het dochtertje van dhr. Mater.

De eerste chef kweker was J.Calmbach of J.C. Rodbard, daarna kwam J. Mater uit Amersfoort in dienst.

Advertentie uit Leidsch Dagblad 12/12/1887: Te huur: een … kleine doch beroemde Handelsbloem en Boomkweekerij in Holland. Sedert 1833 in bloeiende staat verkeerende Acclimatatietuin specialiteit in Japansche- en Chineesche Planten. Inl. A. Hakbijl, gemachtigde Fa. Von Siebold, J. Mater

Leidsch Dagblad 24/01/1888; Firma P.F. Von Siebold gehandeld hebbende in Bloemen en Gewassen te Leiderdorp geeft kennis dat zij op 1 januari 1888 heeft opgehouden te bestaan. Vorderingen e.d. bij A. Hakbijl, met de liquidatie belast, Leiderdorp
Advertentie uit 1878; het huis staat te koop. Keizerslaan Leiderdorp. (1896 komt het gebied bij Leiden) Wordt het verhuurd? Zie onderstaande advertentie,
Hakbijl was niet alleen rentmeester van 'de Kweekery Nippon' onder Leiderdorp ( Leidsch Dagblad 22/04/ 1896) hij werkte ook in het museum eerst 27 jaar met Von Siebold later met C. Leemans waarnemend directeur van het Rijks Ethnografisch Museum (directeur RMO). Er zijn verhalen dat in de tijd dat Hakbijl de collectie onder zijn beheer had, hij nog wel eens een vaasje verkocht. Verslag Leidsch Dagblad 13/07/1878; .....voorwerpen overgenomen van den custos A. Hakbijl, aan wiens tot dusverre eenigszins oogluikend toegelaten eigen handel in zoogenaamde zeldzaamheden, oud porselein enz. voorgoed en onvoorwaardelijk een einde kwam.
Zijn adres in 1898 (overleden) is Keizerslaan 2.

11/05/1888 acclimatatietuin werd bezocht door groothertog Von Saksen Weimar alwaar hij de tuin bewonderde en een Japansch meubelstuk. De tuin wordt hier acclimatatietuin Mater genoemd.

Volgens artikel in Leidsche Courant 04/05/1932: 1894; kapitein Abbing (dit moet Abbink zijn) verkoopt het pand aan Van Erkel en Verhoog, metselaars te Leiden. Het werk is dan al begonnen. Plan is de bouw van 34 burgerwoningen.

Hoewel jonkheer Philipp Franz von Siebold nooit een officiële functie aan de Leidse Hortus Botanicus heeft vervuld, is hij van grote invloed geweest op de collectie planten van deze botanische tuin in de negentiende eeuw. Niet alleen is de eerste zending levende planten uit Japan door Von Siebold in 1829 naar de Hortus gestuurd, maar ook in de jaren daarna werd de tuin verrijkt door de tientallen soorten bomen, struiken en kruidachtige planten die via de activiteiten van deze grote man uit Oost-Azië naar Leiden kwamen. Een aantal bomen en struiken uit deze zendingen groeit nog altijd in de Hortus.
1871; jaarboek der Nederlandse Letterkunde:
'Een geruimen tijd hield hij zich ook te Leiden op. In zijne woning op het Rapenburg richtte hij het Japansche Museum in, waarover straks een enkel woord. De Japansche planten, welke hij had medegebracht, kweekte hij op zijne buitenplaats, buiten de Zijlpoort gelegen en waaraan hij den naam van ‘Nippon’ had gegeven, en met dien kostbaren plantenschat woekerde hij niet slechts voor de wetenschap alléén, maar zag hij ook zijne eigene belangen niet over 't hoofd; want hij had zeldzame plantensoorten, unica, en daarvan het monopolie; vandaar dat hij toen zooveel deed en ook doen kon aan de eerste bloemententoonstellingen hier te lande."

Toen Nippon werd gesloopt verhuisden veel planten naar de Hortus. Veel bomen sneuvelden echter.
Helene verhuisde in 1868 naar Würzburg, daarna naar Wiesbaden. Zij hield het vruchtgebruik van Nippon.
Na haar overlijden erfde de oudste zoon Nippon, zijn geboorteplaats.


Uit: Portret van twee negentiende-eeuwse meesters - leven en werk van Hendrik Jan en Cornelis Hendrik van Amerom, door J.C. van Heijningen-de Zoete en H.W.J. van Amerom. Delftse Uitgevers Maatschappij B.V. 1987. Stichting Kunsthistorisch Jaarboek.

Cornelis Hendrik van Amerom, (1776-1874), een Leidse schilder/fotograaf sleet zijn laatse jaren bij zijn dochter Sara Diderica Ootmar-van Amerom. Zij woonde met haar gezin vanaf 1871 tot september 1876 op Klein Nippon. Haar man, Cornelis Bernardus, werkte bij de Kon. Ned. Grofsmederij.
Van Amerom maakte diverse tekeningen van zijn behuizing en de omgeving, een aantal daarvan stuurde hij naar zijn oud-leerling mr. A.M.W.K. VerHuell. Deze tekeningen worden bewaard in het Gemeente Museum Arnhem. Inventaris nrs. GM 6461/6462/6463.
Wat precies met "Klein Nippon" bedoeld wordt is niet geheel duidelijk."Klein Nippon" is mogelijk een dienstwoning geweest op het terrein van het buitenverblijf "Nippon" van Jhr.mr. P.F.B. Von Siebold.
Zie J.C. van Heijningen-de Zoete en H.W.J. van Amerom, Portret van twee negentiende eeuwse meesters, Delftsche Uitgeversmaatschappij B.V. 1987
Mw. mr.A.M. Versprille, "Feeëriek Japan in Leiderdorp", in: Gedenkboek Leiderdorp aan Jaagpad en Snelweg, 1200 jaar wonen, Leiderdorp 1979, p. 121-126.

Dit verhaal en de foto's zijn opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. Zie verder colofon

kaart