Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Dat was een luxe, dat badhuis. Daar kwam je als herboren vandaan.”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw Cor Overdijk-Wortman op 11 juli 2022

Het begin van de Tweede Wereldoorlog kan ze zich niet herinneren. De kleine Corrie Wortman was toen net één jaar oud. Maar sommige gebeurtenissen uit de oorlogsjaren staan haar nog helder voor de geest. Ze had drie oudere broers. Een van hen was afgekeurd vanwege maagklachten, maar de andere twee zijn afgevoerd door de Duitsers. “Mijn vader had een van mijn broers vastgebonden onder het bed, zodat hij niet op de vloer lag, maar de Duitsers zagen hem juist meteen toen ze de zoldertrap op kwamen. We waren allemaal heel verdrietig, want je wist ook niet of ze heelhuids terug zouden komen. De angst van mijn moeder, dat weet ik nog wel. Gelukkig zijn ze na de oorlog teruggekeerd.”

Nooit meer aardappelschillen

Cor was in 1939 geboren in Roelofarendsveen, maar toen ze zes weken oud was verhuisden ze naar Leiden, naar de Waardgracht. Ze beschrijft het huis als ‘heel luxe’, want het had een gootsteen met een kraan. Alleen ‘de plee’ was buiten op de plaats, maar dat was gebruikelijk.
De belangrijkste reden om te verhuizen was dat de broers van Cor, die een stuk ouder waren, in Leiden werkten bij een sigarenfabriek. Door de verhuizing werd bespaard op de reiskosten. Vader werkte in Zoeterwoude als ‘losse arbeider’ bij een ‘soortement houtindustrie’ en gedurende een aantal jaren zat hij zonder werk.


Het gezin

Na de drie jongens waren vier meisjes geboren. Cor was de achtste in de kinderrij. In 1941 volgde nog een zusje, dat in 1942 overleed. Aan haar heeft Cor geen herinneringen. Ze weet wel dat er voor zwangere vrouwen en baby’s melk of melkpoeder te krijgen was in het Elisabeth Ziekenhuis aan de Hooigracht, maar voor haar zusje mocht dat dus niet baten. De grotere kinderen moesten het doen met de aardappelschillen, bloembollen en linzen. “Zó smerig. Aardappelschillen stonken verschrikkelijk. Je hebt hier tegenwoordig een friteskraam, daar worden de frieten gemaakt van aardappels met schil. Ik kreeg er een bon voor. Het was niet aardig van me, maar ik heb hem in de Nieuwe Rijn gegooid. Aardappelschillen, dat nooit meer!”

Vlooien, luizen en schurft

Toen Cor groot genoeg was om de trappers rond te krijgen, moest ook zij op zolder fietsen. “Daar was een dynamo aan verbonden en op die manier kreeg je licht. Om de beurt moesten we trappen. Verder moesten we dweilen met lysol om de vlooien te verdrijven. Dat sloeg op je keel; we gingen er allemaal van hoesten. Iedereen had vlooien, en ook luizen. Mijn moeder deed ons haar dan met petroleum, dat stonk ook al zo verschrikkelijk. En na de oorlog hadden we allemaal schurft. Als ik eraan denk, begint het weer te jeuken.”
Cor beschrijft in geuren en kleuren de gang van zaken als je schurft had. “Dan mocht je naar het badhuis. Je werd ingesmeerd met van die grijze zalf en dan mocht je thuis een week lang niet in de teil. Na een week moest je terugkomen. Dan werd je helemaal gewassen met een borstel en groene zeep. Alle roofjes en velletjes moesten eraf, maar dat gaf niet. Je vond het heerlijk. Daarna voelde je je herboren. Dat was een luxe hoor, dat badhuis.” Thuis vond ze het ook zo heerlijk als ze samen met haar zusje in de teil mocht. Zij waren als laatste twee aan de beurt en kregen schoon water.

De kleuterschool stond op de Oude Vest. Cor vond het er niet fijn, want de nonnen waren heel streng. Ze sloegen met een liniaal op je vingers. En je ouders gingen niet naar school om daarover te klagen, want je zou het wel verdiend hebben. Ze weet nog wel dat er kattenkwaad werd uitgehaald.
“Er werd verteld dat de nonnen kaal waren onder hun kap. Als we gym hadden, werd we door een non gebracht en weer opgehaald. Dan probeerde je altijd met een bal de kap eraf te gooien. Eén keer was dat gelukt, maar ik heb niet gezien wat er onder die kap zat. De hele klas kreeg straf en het was natuurlijk ook heel gemeen.”
Op de lagere school van klas 1 tot 6 had Cor het beter naar haar zin. Met haar vriendinnen liep ze naar de school in de Leidse Hout. Voor onderweg hadden ze een fles dropwater, dat nergens naar smaakte, en soms een doosje kaakjes. “Het was als of je naar het buitenland ging. Je moest lopen, maar we hadden lol.”

Overhemdenfabriek

Na de zesde klas ging Cor naar het v.g.l.o., het voortgezet lager onderwijs. “Dat heeft nooit wat voorgesteld. Om te leren koken gingen we bijvoorbeeld naar de Hooigracht, waar vroeger de Lichtfabriek was. Maar tegen de tijd dat je bij een gasstel aan de beurt was, was het tijd om naar huis te gaan. En thuis mocht je je nooit met eten koken bemoeien, want dat deed mijn moeder altijd.”
Moeder had wel in de gaten dat Cor op het vglo niks leerde. Daarom moest ze gaan werken, net als de andere kinderen. Ze kwam terecht bij de overhemdenfabriek Elmi aan de Lammenschansweg. “Ik moest boorden stikken en helemaal pasklaar voor het overhemd maken. Het was leuk, maar ook heel streng. Als je de lopende band kon bijhouden, kreeg je vijf gulden extra. Maar als je een keer te laat kwam, was je je hele premie in één keer kwijt. En het was best een end lopen van de Waardgracht naar de Lammenschans.” Na een jaar of vijf hield ze het voor gezien en is ze als dienstmeisje gaan werken.


Trouwfoto 1958

Toen Cor trouwde met Joop Overdijk – ook geïnterviewd voor de Stem van Leiden – gingen ze inwonen bij haar ouders. In 1960, toen Cor hoogzwanger was van hun zoon, zijn ze tijdelijk ingetrokken bij een vriendin aan de Haven. “Aan de Waardgracht hadden we boven wel gas en licht, maar geen water. Dat betekende dat ik in het ziekenhuis zou moeten bevallen. Daar had ik geen zin in. Mijn vriendin had zelf ook twee kinderen. We hebben daar zo’n leuke tijd gehad.” Er was alleen nogal veel aanloop. Steeds kwam er iemand kijken of er al een baby was. Uiteindelijk kwam haar zoon ter wereld op 3 oktober. Daar is hij nog steeds trots op.


Mevrouw Wortman met twee zonen

Reisjes met buurvrouwen

De ouders van Cor verhuisden naar Leiden-Zuidwest en het huis aan de Waardgracht werd gekocht door een ander stel. “Wij konden er gewoon blijven wonen, maar ik wilde ook wel op mezelf. Ik was ziek en de huisdokter heeft er toen voor gezorgd dat wij een nieuwe flat kregen aan Willem de Zwijgerlaan. Wat waren we blij met onze douche en lavet! Het was wel veel duurder dan we gewend waren, maar mijn man deed klusjes in de avonduren en ik ben ook meer gaan werken. Mijn zoon kon dan terecht bij mijn moeder.” Toen hun dochter in 1966 werd geboren, is Cor gestopt met werken. Later heeft ze met veel plezier een of twee ochtenden per week in de zaak gestaan bij slager Van der Zalm in Oegstgeest. Ze vindt het fijn om onder de mensen te komen.

Met een aantal buurvrouwen van de Willem de Zwijgerlaan heeft ze lang contact gehouden. Jarenlang gingen ze met drie vrouwen een weekje naar het buitenland. Turkije, Griekenland, Spanje, Italië, heel wat landen hebben ze bezocht. Haar zoon vond het eerst maar niks: “En m’n vader dan?” Maar Cor zei: “Je vader komt niet om van de honger en van de dorst, denk ik.”

Het aanhouden van contacten is belangrijk voor haar. In de eerste plaats natuurlijk met haar eigen kinderen en kleinkinderen, maar ook met veel van haar neefjes en nichtjes. Ze heeft het er moeilijk mee dat al haar broers en zussen zijn overleden, maar ze is er trots op dat ze nog goed contact heeft met haar zwager, de weduwnaar van een overleden zus. Hij is een jaar of zes geleden hertrouwd en Cor en haar man waren toen de getuigen. “Als er iets is, zeg ik vaak ‘even Bert bellen’. Ik heb gelukkig geen man die jaloers is.”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart