Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Veel geluk gehad

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer Th.A. Pleij, 19 mei 2022

De heer Th.A. (Thom) Pleij werd in juni 1936 geboren op de Lage Rijndijk in Leiden. Thom was de middelste van zeven kinderen.

Vader was hoefsmid. Hij besloeg paarden en onderhield de wagens. Op zijn vrije woensdagmiddag moest Thom altijd helpen. Die dag kwamen de wat moeilijkere paarden en Thom moest met een jute zak zwaaien om de vliegen weg te houden. Dan werden de dieren rustiger. En je deed in die tijd wat je werd opgedragen. Zo ging dat.


Haven 54, de hoefsmederij van vader.
Door de hoge deuren gingen de paarden naar binnen


Maar toen na de Tweede Wereldoorlog auto’s de paard-en-wagens gingen vervangen, brak er een moeilijk tijd aan. De smederij bleef bestaan, maar het soort werk veranderde.

Breuken?
Thom ging naar de katholieke kleuterschool. Daar gebeurde iets bijzonders. Hij werd uitgekozen om met Pasen in de kerk het lijdensverhaal voor te dragen, waarvoor hij een lange tekst uit het hoofd moest leren. Het was eervol.

Naar de lagere school ging hij in de Os en Paardenlaan, een katholieke jongensschool. Zonder voorbereiding werd hij er op een dag afgeleverd door zijn moeder. Zo ging dat.

Geld voor een sportclub was er niet, dus speelde Thom veel op straat. En of je nou een halve of hele dag wegbleef, dat viel niet zo op in het grote gezin. Hij was wel lid van een bende. Er waren gevechten tegen andere bendes, in De Kooi bijvoorbeeld, of in Katwijk, waar ze te voet naartoe gingen. Schade was er nooit. Het ging om de uitdaging.

Thom bleef op de school tot in de vierde klas. Toen werd vader bij het hoofd geroepen. Lastig, want die moest uit zijn werk komen en zich eerst omkleden. Hij kreeg de boodschap dat ‘Tommy’ overgeplaatst moest worden naar een opleidingsschool, want hij kon goed leren en kreeg zo betere kansen voor zijn toekomst. Het werd de Don Boscoschool op het Rapenburg. Het was een schok. De kinderen in zijn nieuwe klas wisten zoveel meer dan hij. Ze werkten met breuken. Breuken? Nooit van gehoord. Maar daar was meneer Pieterse, de “fantástische onderwijzer” die te hulp schoot. Thom kon na schooltijd bij hem komen voor extra lessen, en in twee of drie maanden was hij op het niveau van zijn klasgenoten.

De volgende stap was het toelatingsexamen voor de hbs. Dat was heel ongebruikelijk voor het gezin, waar de kinderen moesten gaan werken zodra dat kon. Maar zijn ouders stemden ermee in. Op de dag van de uitslag verzamelden de kinderen van de hoogste klas zich op het schoolplein, tot een pater in pij in de deuropening verscheen en afriep wie gezakt was en wie geslaagd. Zo ging dat.

Thom werd ingeschreven bij het Bonavontura in de Mariënpoelstraat, waar de paters Franciscanen het onderwijs verzorgden. Het betekende viermaal per dag ruim een halfuur lopen, maar dat was normaal. Pas halverwege zijn schoolloopbaan kreeg Thom een fiets. Ook mocht hij lid worden van een voetbalclub.

Grotemensenwereld
Vader had intussen een vestigingsvergunning weten te krijgen om een witgoedzaak te beginnen. De eerste wasautomaten kwamen op de markt en vader zag er een mooie toekomst in voor Thom. Maar die voelde er niets voor. Hij wilde graag een carrière in de sport. Het lukte hem op zijn 17de naar de Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding te gaan. Het voelde als een stap in de grotemensenwereld. Hij had zich voorgesteld dat er veel gesport zou worden, maar het was vooral een theoretische opleiding die voorbereidde op een baan in het onderwijs, als gymnastiekleraar.

Toen hij in drie jaar de opleiding had afgerond, bleek hij in aanmerking te komen voor een uitwisseling tussen de Academie en de universiteit van Leuven. “Helemaal de grote wereld.”

Alles was er nieuw en anders: de studie, het studentenleven. “Er is geen vreemder land dan het land wat zo dichtbij ligt als België.”

De studie duurde een jaar en kostte zo’n 3000 gulden. Dat geld had Thom niet. Maar hij was zwemtrainer bij een Leidse zwemvereniging, en daar was een mevrouw die de studie wel voor hem wilde financieren. Opnieuw was er dus iemand op Thoms pad gekomen die hem vooruithielp. Hij realiseerde zich hoeveel geluk hij had.

Hij studeerde hard, leefde zuinig en sloot zijn studie af met een doctoraalexamen.

Vervolgens werd hij opgeroepen voor zijn militaire dienstplicht. Twee jaren, die hij niet als verloren beschouwde, maar als onderdeel van zijn vorming.

Bij het contact dat hij onderhield met de Academie in Den Haag raakte hij geïnteresseerd in een onderwerp over bepaalde ontwikkelingen in het gymnastiekonderwijs. Het leek hem een goed promotieonderzoek. In 1968 promoveerde hij.

Een bijlage met een artikel uit het Leids Dagblad is hier te bekijken.

Rector
Na de militaire dienst “was het uit met het plezier. Er moest gewerkt worden.”

Thom werd gymnastiekleraar op verschillende scholen, onder andere op zijn oude ‘Bona’, waar ze graag oud-leerlingen aanstelden, omdat ze hun achtergrond kenden.

Toen hij begin 40 was, begonnen rugklachten op te spelen; redenen om het wat rustiger aan te doen. Tegelijkertijd kwam er een vacature voor een conrector. Thom werd uitgenodigd voor een gesprek en het leek hem wel wat. Vooral omdat de functie voor een aparte school was, een noodgebouw op het Schuttersveld dat bestond uit een stuk of twintig houten barakken. Thom kon er zijn eigen interesse inbrengen. Het was 1972 toen hij er begon. In 1980 werd hij rector.

Een bijlage met een artikel uit het Leids Dagblad is hier te bekijken.

Leerruis
Terugkijkend, ziet de heer Pleij dat er veel veranderd is in de manier waarop mensen omgaan met kinderen. De geboorteregeling heeft daar veel aan bijgedragen, denkt hij. Vroeger kreeg je kinderen, nu ‘neem’ je ze. Dat brengt een ander soort verantwoordelijkheid mee. De mening van het kind zelf is ook een rol gaan spelen. Dat maakt het opvoeden moeilijker, en ook de relatie leerling-leerkracht anders dan vroeger.

Soms schoten de ontwikkelingen door. In de laatste jaren van zijn rectorschap moesten leerlingen van de bovenbouw opeens zelf bepalen hoe ze studeerden. Er werd lesgegeven in een grote ruimte waar iedereen voor zichzelf bezig was. Een gymnastiekzaal was omgebouwd tot studiezaal. Het was er nogal een kabaal zag de heer Pleij als hij er langs liep. In een vergadering stelde hij dat aan de orde, maar hij had het toch echt niet goed begrepen: “Nee, meneer Pleij, dat is geen geluid, dat is geen herrie, nee, dat is leerruis.”

Kortom, nieuwe inzichten konden op zichzelf best goede ontwikkelingen lijken, maar in de praktijk werkte het niet, zag de heer Pleij. Maar hij voegt eraan toe: “Ik teken daar gelijk bij aan, ik ben al wel 25 jaar uit het onderwijs, dus misschien is het al totaal geheel en al anders. Ik houd me niet meer bezig met het onderwijs.”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart