Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Kolenzakken van 75 kilo; je draaide er je hand niet voor om.”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer D.M. Boelee, 22 mei 2023

De heer Dirk Martinus (Dirk) Boelee werd geboren in mei 1931 aan de Zijlsingel in Leiden. Het protestants-christelijke gezin telde vijf kinderen.
De naam Boelee is een vernederlandste naam. Bij een oud portretje van grootmoeder staat ‘Boulé’. De familie van moeders kant, Van der Gugten, is “puur Katwijks.”
Grootvader Boelee was turfschipper. Met zijn binnenvaartschip haalde hij turf uit Groningen en vervoerde die naar verschillende delen van het land. Veel van de turf werd ook opgeslagen in de loods achter het huis aan de Morsweg, waar de heer Boelee nog woont.
Hij kwam er op 2-jarige leeftijd, toen zijn ouders er met de kinderen hun intrek namen.
Dirks lagere school was op het Noordeinde, een goede school waar hij met plezier naartoe ging.
Er waren in die tijd wel 13 winkels in de straat: groenteboer, slager, kruidenier, voor alles wat je dagelijks nodig had.


1935 Morsweg met winkels - foto K.P. Wiekhart

Ruimte om er te spelen was er niet. Het was er smal en druk, maar er waren nog veel weilanden in de omgeving. Met een verrekijker kon je op de klok van Rijnsburg zien hoe laat het was. Er was altijd wel een plek te vinden waar je je als kind kon uitleven. En vriendjes waren thuis altijd welkom. Ze bouwden graag met meccano.
Aan de overkant bevond zich een zigeunerkamp met Nederlandse en Roemeense bewoners. Mooie wagens hadden ze, en sommigen bezaten nog een paard. Later, toen Dirk moest helpen met het rondbrengen van zakjes kolen, kwam hij er regelmatig: “Fantastische mensen en goudeerlijk.”

Bij sirene op balkon
De oorlogstijd kwam het gezin redelijk door. Omdat er voorraden kolen waren, konden ze veel ervan ruilen voor voedsel. Alles was wel minder, maar honger hebben ze niet geleden. Soms mocht er een vriendje blijven eten: “Dat was voor dat vriendje ook een feest.”
Vader was actief in het verzet, maar daar sprak hij niet over. Ook niet over de ‘logés’, in de loods achter het huis, voor wie moeder extra kookte.
Wanneer de sirenes afgingen als waarschuwing voor bombardementen, moest je een veilige plek zoeken, maar Dirk ging dan op het balkon staan. Gevaarlijk? “Ja, maar ik was veel te nieuwsgierig.”
De bevrijding werd uitbundig gevierd. Alleen het aanzicht van vrouwen die in een huisje verderop op de Morsweg waren kaalgeschoren, was akelig. Op Dirks vraag daarover, werd kortweg geantwoord: “Dan had ze niet moeten vrijen met Duitsers.”

Gods Geuzen
Na de lagere school ging Dirk naar de mulo op de Hooglandse Kerkgracht. Het was er prettig, met sympathieke leerkrachten.
Zodra hij ’s middags uit school kwam, trok hij een andere broek aan en ging vader helpen met het vullen van zakjes kolen: antraciet, cokes, eierkolen. Daar had hij plezier in.
In het buitenland gedolven antraciet werd met vrachtschepen naar IJmuiden of Amsterdam gebracht. Toen Dirk wat ouder was, ging hij mee om op de schepen de los gestorte kolen in zakken te scheppen en over de smalle loopplank aan wal te brengen. En dat ging ook wel eens mis, herinnert de heer Boelee zich lachend.
Naast school en werk ging hij graag naar bijeenkomsten van de jeugdvereniging Gods Geuzen. (De naam verwees naar de titel van een boek van Jan de Hartog.) En naar de korfbalclub; eerst Pernix op de Burggravenlaan, daarna Velocitas in Leiderdorp, waar hij later, tot zijn 70ste, zelf trainingen gaf.

Zwaar
Dirk was 16 toen hij van school kwam en bij grootvader, vader en een oom in hun kolenbedrijf ging werken; destijds aan de Hoge Rijndijk. Het werk was zwaar en zwart, maar het lag hem wel. Er waren 27 kolenhandelaren in Leiden. Omdat iedereen zo zijn vaste klantenkring had, zagen ze elkaar als collega’s, niet zozeer als concurrenten.
Kolen uit Limburg werden per spoor aangevoerd. Op het stationnetje bij het terrein van Van Gend en Loos werden de losse kolen in zakken gedaan en met paard-en-wagen, later met de vrachtwagen, verder gebracht.
Klanten kwamen - in de tijd dat weinigen over een telefoon beschikten - langs om hun bestellingen te doen. Vervolgens werden die thuis afgeleverd. De zakken van 75 kilo droegen de mannen op hun schouder naar het kolenhok, vaak ook de trap op. Het werk was heel zwaar. “Maar je draaide er je hand niet voor om.”


De heer Boelee met een zware zak kolen op zijn rug

Omschakeling
Zijn vrouw Francien Harteveld had Dirk leren kennen bij de LCKV, de Leidse Christelijke Kampeer Vereniging: “Ik zou bijna zeggen: het huwelijksbureau.” Hij ging mee als deelnemer, later ook als leider. Na twee jaar verkering trouwden Dirk en Francien. Ze kregen een dochter en twee zonen.
Toen het aardgas werd ingevoerd en men met gaskachels en centrale verwarming ging stoken, liep de kolenhandel op zijn eind.
De heer Boelee werd onderhoudsman. 25 jaar werkte hij met het grootste plezier bij bejaardencentrum Groenhoven in de Witte Rozenstraat, het Schachtenhof op de Middelstegracht en het Juffrouw Maashofje op de Kalvermarkt. Bewoners riepen zijn hulp in als er bijvoorbeeld verstoppingen waren, of lekkages. Hij hield van de klusjes en het was gezellig met de ouderen.
Met tegenzin ging hij met pensioen. De geliefde sport en het stukje tuin aan de Rijn zorgden voor tijdvulling, maar konden het gemis niet helemaal goedmaken.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Een bijlage met foto's is hier te bekijken.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart