Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Verzetskrant en Bijbelse boekjes

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer D.J. van Welzen 7 september 2023

De heer Dirk Jan (Dick) van Welzen werd in 1933 geboren in de 3 Octoberstraat in Leiden. Van zijn twee zusjes was de één drie jaar ouder en de ander acht jaar jonger. De ouders waren hervormd en kerkten in de Hooglandse Kerk.
Grootvader had een boekbinderij aan het Rapenburg, met een vestiging aan de Jan van Houtkade. Hij overleed toen Dick drie jaar oud was. Vader nam samen met zijn broer – Oom Rinus - het bedrijf over en het gezin verhuisde naar de woning boven de binderij aan de Jan van Houtkade.


Boekbinderij J. van Welzen. Jzn Jan van Houtkade

Als er een spoedopdracht kwam, bijvoorbeeld voor schoolboeken, werd de familie ingeschakeld. Moeder stond dan aan de vouwmachine en ook Dick moest helpen.
Tijdens de oorlog stencilde vader de verzetskrant Het Dagelijks Nieuws, samengesteld onder de directie van H.A. Korthals, de latere minister van Verkeer en Waterstaat.
Uitgebreid vertelt de heer Van Welzen over de inval van de Landwacht. Doordat iemand van die NSB-organisatie een jonge knecht met een afgedekte kruiwagen vol papier zag lopen, waarbij door een windvlaag enkele vellen voor zijn voeten belandden, vermoedde hij dat dat voor illegale kranten zou kunnen zijn. Hij nam hem mee naar de Landwachtkazerne, waar de knecht dusdanig mishandeld werd dat die half bekende, en organiseerde vervolgens de inval. Door de koelbloedigheid van moeder en een oudere hulpkracht vertrokken de Landwachters onverrichter zake. De oplage van de krant, die voor een deel al gedrukt was, werd voor alle zekerheid snel verbrand in een wonderkacheltje, een soort pijp bovenop een kachel.
Het stencilen werd verplaatst naar het pakhuis van de woningbouwvereniging aan de Kastanjekade, onder voorwaarde dat ’s avonds alles weg was. Zo liep Dick, 12 jaar oud, tweemaal per dag met een kruiwagen spullen heen en weer tussen de Jan van Houtkade en de Kastanjekade. Dat het een gevaarlijk klusje was, realiseerde hij zich wel.
Meestal was er nog wat bindwerk in oorlogstijd, maar op een bepaald moment was er geen elektriciteit meer. Een fietsdynamo moest voor licht zorgen. Dick en zijn zus zaten om beurten te fietsen om de lamp brandende te houden.

“Ze was een lelijke griet.”
Een aardige herinnering is dat vader tijdens dat fietsen soms voorlas.
Hij was een van de oprichters van de Leidse Christelijke Jeugdorganisatie Phebe. Aan de Oude Vest huurden ze aanvankelijk het wijkgebouw Phebe, waar op zondagmorgen kinderkerk was, en ’s middags voorgelezen werd uit een van de stichtelijke kinderboeken van W.G. van de Hulst.
Op een zondagochtend stond vader in zijn zwarte jas en streepjesbroek klaar om naar Phebe te gaan, toen er gebeld werd. Het afgesproken belsignaal betekende: een vertrouwde bezoeker. Dat was een drukker van de firma Groen, die vertelde dat in een extra uitzending van Radio Oranje gesproken werd over een op handen zijnde capitulatie van de Duitsers. “Van Welzen, we motten aan de gang”, zei de drukker. Er moest onmiddellijk een uitgave van de illegale krant gemaakt worden. De stencilmachine en alles wat er verder nodig was, werd in huis gehaald, waar het tot 5 mei bleef. Korthals nam een kamer in gebruik en elke dag kwam zijn secretaresse langs om spullen af te leveren. “Ze was een lelijke griet.” Tot na de bevrijding bleek dat ze een knap, joods meisje was, dat zich oud en lelijk had geschminkt om zo onopvallend verzetswerk te kunnen doen.


Verzetskrant Het Dagelijks Nieuws na de bevrijding

Stientje
Dicks ouders waren betrokken bij de organisatie van vakanties voor kinderen uit arme gezinnen, met name uit de Camp.
Met de LCKV (Leidse Christelijke Kampeervereniging) , waar vader actief was, ging Dick mee en had er onder andere een taak als fourageur.
Door het jeugdwerk was er veel aanloop thuis. Vader was een vraagbaak voor velen. Moeder hield zich wat op de achtergrond, maar was zorgzaam en gastvrij.
Op de taptoeavond, 2 oktober, leerde Dick Stientje kennen. Ze ging met hem mee naar een LCKV-kamp in Oostenrijk, hoewel haar ouders daar zo hun aarzeling over hadden. Het was immers een gemengd kamp en ze zou er haar korte broekje dragen.
Na zijn militaire diensttijd - waar nog veel herinneringen aan zijn - trouwden ze en trokken in bij Stientjes vader en haar nogal ‘aanwezige’ stiefmoeder. Dat liep zo stroef dat Dick op een dag een bakfiets huurde, al hun bezittingen erop laadde en ‘asiel’ vroeg bij zijn zus aan het Utrechtse Jaagpad die een tijdelijk zolderkamertje voor ze had. Via zijn werk bij Wernink kregen ze uiteindelijk een betere woning. Er kwamen drie zonen.
Vanaf zijn 40ste jaar werkte de heer Van Welzen bij eierhandel Warring. Toen die zaak verliep, heeft hij hem samen met Koos Favier, een andere medewerker, overgenomen. Formeel werd hij administrateur-procuratiehouder. Gelukkig kon Stientje goed met geld omgaan, want financieel werd het een uiterst moeilijke tijd. De machines waren verouderd en de auto’s vielen bijna uit elkaar. Het vroeg grote investeringen. “Want de mensen denken dat die eieren, dat die kippen ze zo per soort in het doosje leggen, maar dat is beslist niet waar. Er staat een hele grote machine voor, die dat sorteert op gewicht.” Die machine moest vervangen worden en kostte bijna een miljoen.

Op de stuiver
Dick was al vroeg betrokken bij kerkelijk werk. Hij zat nog op de lagere school – De Springplank in de Sumatrastraat – toen hij samen met dominee Alblas Bijbelse boekjes maakte en zondagse liturgieën. Hij mocht er op school het kopieerapparaat voor gebruiken.
Later, nadat Stientje - na 40 jaar huwelijk - overleden was, werd hij penningmeester van de kerk. Ouderling-kerkvoogd heette dat. Eerder was hij al een kleine vier jaar wijkouderling geweest vanuit de Bevrijdingskerk (nu Opstandingskerk), maar de huisbezoeken lagen hem niet zo. Het penningmeesterschap wel. Hij stond erom bekend dat hij ‘op de stuiver’ was.
De heer Van Welzen vond een nieuwe partner in Lenie, die jaren later na een zware periode overleed. Kerkbezoeken samen met haar werden in die laatste tijd moeilijk. En ook nu zijn die, door de eigen gezondheidsproblemen van de heer Van Welzen, niet meer gemakkelijk.
Bovendien: “het oude cluppie” is er niet meer.


De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Een bijlage met foto's is hier te bekijken.

De neef van meneer D.J. van Welzen, Jan van Welzen is in 1995 geïnterviewd door het tijdschrift Stielz.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.



kaart