Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: ”Pasen was het leukst”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw E.M.A. Raaphorst, 28 juni 2023

Mevrouw Elisabeth Maria Antonia (Liesbeth) Raaphorst werd in oktober 1944 geboren in Leiden. Ze groeide op in een katholiek gezin met 9 kinderen. Vader nam de bakkerij van grootvader over in de Pasteurstraat. Voor de kinderen betekende het dat je altijd vriendelijk moest zijn tegen mensen. Het waren tenslotte klanten en de klant was koning in die tijd. Er waren wel regels voor bij wie je kon gaan spelen. Mensen die altijd zaten te kaarten en bier te drinken, daar mocht je niet zijn. Verder was het een prettige buurt om te wonen. Veel vrouwen werkten in de conservenfabrieken, dat vond je normaal.
Voor vakantie was er nooit tijd; de bakkerij kon niet gesloten worden. Op zondag deden de ouders samen de boekhouding, waardoor er hooguit tijd overbleef voor een wandelingetje naar de Leidse Hout. Liesbeth miste het niet. Bijna niemand ging met vakantie in die tijd.
Haar eerste vakantie-uitje was naar Bunnik, op de fiets, toen ze twaalf jaar was. Ze logeerde bij de tante van een vriendin en na een week fietsten ze samen weer naar huis. “Dan vond je jezelf al een hele Piet als je daar geweest was.”

Op het spatbord
Het was vanzelfsprekend dat de kinderen meehielpen in de bakkerij, zeker rond de feestdagen als er extra gebakken moest worden. Liesbeth had er plezier in om slagroom te kloppen en gebakjes op te spuiten, maar blikken smeren moesten ze ook, het invetten van de vele bakblikken voor het brood. Pasen was het leukst. Dan werden er chocolade-eieren gemaakt. Die werden op de grote, met plastic afgedekte tafel gezet en de kinderen versierden die dan met klein suikerwerk en strikken. Alles voor de verkoop.
Volgens de Kinderwet mochten kinderen jonger dan 12 jaar niet werken en zeker niet ‘s nachts. Nadat iemand gemeend had aangifte te moeten doen, werd er soms ’s nachts gecontroleerd als de bakkerij in vol bedrijf was. Geen probleem, want de kinderen lagen altijd gewoon in hun bed.


Mijn vader op zijn bakfiets

Als klein kind vond Liesbeth het gezellig om op het spatbord van vaders bakfiets mee te rijden als hij brood bezorgde bij de klanten. Op haar twaalfde bedacht ze dat ze zelf wel op een bakfiets een klantenwijkje wilde hebben. Dat mocht en ze verdiende er een zakcentje mee. Sommige klanten woonden wel erg ver weg, bijvoorbeeld op de boerderij waarvoor ze moest oversteken met een pontje. In de winter was dat bar koud. Rond Kerstmis en Pasen brachten de mensen soms hun eigen brooddeeg om dat te laten bakken. Dat kostte 25 cent. De prijs van een gewoon brood was in die tijd 21 cent; het minder smakelijke regeringsbrood (meel samengesteld op voorschrift van de overheid) 18 cent. Voor gezinnen met 14 of 16 kinderen was de keuze niet moeilijk.

Biechten
De bakkerij liep goed en het gezin kon zich meer permitteren dan de meeste buurtgenoten. Vader had vier of vijf knechten in dienst en moeder, die ook in de zaak werkte, had huishoudelijke hulp, een kindermeisje, en naaisters die kleding maakten voor haar en de kinderen. Liesbeth kreeg zo het mooiste communiejurkje, compleet met sluier en handschoentjes. Geen enkel vriendinnetje had dat. Het geloof speelde een belangrijke rol in het gezin. Als Liesbeth aan de hand van haar vader naar de kerk liep, vroeg hij haar soms of het wel zin had dat ze ging biechten. Ze was immers een lief kind, dat hard werkte. Maar daar dacht ze zelf anders over. Ze had immers weleens een snoepje gepikt of haar broertje gepest. Als je dat gebiecht had, was je ervan af. Ze bleef een trouwe kerkganger, hoewel dat de kinderen niet opgelegd werd. Ook haar eigen kinderen zou ze er later vrij in laten.
Liesbeth had een warme relatie met haar vader, een gevoelige man. Moeder stuurde haar zelfs naar hem toe voor uitleg toen ze onverwacht op haar elfde ongesteld werd.
In schrijnende gevallen zei hij nooit ‘nee’ als er een beroep op hem werd gedaan, zoals door de vrouw die naar het ziekenhuis moest, maar geen geld had om een pyjama te kopen. Of voor een gebitsprothese voor het meisje in de straat dat bij een val haar voortanden kwijtraakte.
Moeder was wat strenger. Telefoon had nog vrijwel niemand thuis in die tijd. Er was wel een telefooncel in de buurt, maar er kwamen vaak mensen in de zaak om te vragen of ze even mochten bellen. Ten slotte zette moeder maar een potje neer waar bellers een dubbeltje in moesten doen.

Strozakken
Tijd om te spelen was er voor Liesbeth ook nog. De vader van een van de vriendinnetjes was keurmeester bij het nabije slachthuis. Ze speelden er op zondag in de hallen. Die werden ’s zondags alleen gebruikt als er een noodslachting was van een koe of een paard waar bijvoorbeeld een ongeluk mee was gebeurd. Het vlees van zo’n slachting werd destijds voorwaardelijk goedgekeurd en rechtstreeks bij het slachthuis goedkoop verkocht. Er stonden dan rijen mensen voor wie vlees doorgaans een luxe was.


In de rij voor vlees van een noodslachting - foto Jan Stegeman

Liesbeth ging met veel plezier naar Scouting. Ze begon als kabouter en werd ten slotte gidsenleidster. Als er een kamp voorbereid moest worden, ging ze samen met de pastoor langs de boeren om een plek te vinden waar de tenten opgezet mochten worden en strozakken gevuld konden worden om op te slapen.
Een van de boeren bracht de groep van ruim 20 kinderen met een schoongeveegde veewagen naar een kampeerplek in Schoorl, voorbij Breda, of waar dan ook. Dat waren lange tochten waarbij de kinderen op bankjes aan weerskanten op de open wagen zaten. Etenswaren werden zoveel mogelijk gratis ingezameld: worst bij de worstfabriek, achtergebleven aardappelen van het boerenland. Gekookt werd in de openlucht, op een vuur.


Liesbeth Raaphorst met douaniershoedje

In haar volwassen leven werkte Liesbeth bij de douane in Leiden, op het Schuttersveld. Bureauwerk, maar ook op pad om aan- en uitvoer bij bedrijven te controleren. Toen er als gevolg van automatisering minder werknemers waren en er dus minder ruimte nodig was, verhuisde het kantoor naar Alphen.

Bij haar afscheid moest Liesbeth haar douane-uniform inleveren. “Alleen mijn hoedje, die krijg je niet”, zei ze. Ze zet hem graag nog even op.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart