Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Eerste steen Nico Taverne 18 24/11 97

  • Genealogie
  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Gebouwen

Gevelteken Hooigracht 57

Hooigracht 57, eerste steen

Het perceel Hooigracht 57 heeft een oppervlakte van 227 m². In vergelijking met de andere panden in deze straat is de oppervlakte van dit object relatief groot. Na de Tweede Wereldoorlog heeft dit pand de status Joods Monument gekregen en wordt beheerd door het Joods Cultureel Kwartier. Vanuit dit pand werd de familie Thors-Adler in 1943 gedeporteerd naar diverse vernietigingskampen, waar slechts één familielid, Leni, het overleefde. Salomon Thors had het op 1 juli 1919 voor f 15.000,-- gekocht (van iemand die het op 1 februari van dat jaar voor f 12.000,-- had verworven).

...
GT_2156 - foto Thijs de Vries - tekening collectie Nieuwe Instituut Rotterdam

In de onderste speklaag van de gevel bevindt zich rechts van de deur een witgekalkte hoeksteen met de ingegraveerde tekst: Nico Taverne 18 24/11 97

Over de familie Taverne is in de (Leidse) historische kranten best veel gepubliceerd en desondanks kostte het moeite om erachter te komen, welke persoon met Nico wordt bedoeld. Toen eenmaal duidelijk werd dat in 1897 op 11 september van het huis met tuin Hooigracht 57 voor f 3700,-- koper de heer dr. H.J. Taverne bleek te zijn, kon zijn levensloop in kaart worden gebracht.
Hermanus Johannes Taverne, geboren op 26 januari 1859 in Leiden als zoon van Nicolaas Franciscus Taverne, kwam al in 1873 in het nieuws met het bericht dat hij op de Leidsche Hoogere Burgerschool van de 1e tot de 2e klasse was bevorderd. Hij was toen 14 jaar. In 1877 werd hij toegelaten tot het literarisch-mathematisch examen voor toekomstige artsen en apothekers. Een jaar later slaagde hij voor het examen Hoogere Burgerschool. Daarna volgde er in drie jaar tijd nog een reeks van succesvolle studies met onder meer twee natuurkundige examens en misschien wel de belangrijkste in 1879, die voor hulpapotheker. Hermanus was vastbesloten apotheker te worden en bereikte dat op 14 oktober 1880 met de succesvolle afronding van het theoretisch apothekersexamen. Op 9 oktober had hij zich al als student in de Wis- en Natuurkunde laten inschrijven, maar mogelijk is hij toen niet gaan studeren. In datzelfde jaar in december nam hij de apotheek in het pand Hoogewoerd 86 over van D.J. Cockuyt.


Leidsch Dagblad 31 december 1880 pag. 4

Kort daarna op 13 januari 1881 trouwde Hermanus Johannes met Helena Johanna Catharina Stadhouder. Zij woonde in Leiden in de Wintersteeg (Windsteeg, nu Hooglandse Kerkgracht). Zij kregen zes kinderen, waarvan het laatste op 28 augustus 1892, een jongetje dat nog voor de geboorte overleed. De overige kinderen waren Johanna Nicoletta Maria (1882-1886), Anna Maria Louisa (1884-1971), Nicolaas Jacobus Aloysius (1886-1952), Dorothea Nicoletta Maria (1889-1967), en Louisa Anna Maria (1890-1954).

Naast de gedrevenheid in zijn studies voor apotheker was er nog ruimte voor ontspanning. Voorafgaand aan de 3-oktoberviering in 1884 werden ten huize van de heer H.J. Taverne, Hoogewoerd 86, voor belangstellende leden van het Leidens Mannenkoor op maandagochtend 29 september toegangskaarten aangeboden voor het bijwonen van de repetitie met orkest op 30 september in de Stadsgehoorzaal. Onduidelijk is of Hermanus hier als bestuurslid handelde of als zanger van het mannenkoor. Het noodlot kwam twee jaar later, toen op 24 juli 1886 hun eerstgeboren dochter Johanna overleed, op de leeftijd van vier jaar. Er was echter in datzelfde jaar ook weer vreugde bij een voorspoedige bevalling van een zoon Nicolaas, op 10 oktober.

Op 28 juni 1887 verscheen in het Leidsch Dagblad het bericht dat H.J. Taverne, apotheker alhier, een toelatingsexamen te ‘s-Hertogenbosch heeft afgelegd dat hem het recht verleende op promotie in een der vakken van de philosophische faculteit. Een ander opmerkelijk bericht volgde:


Leidsch Dagblad 8 maart 1888

Cornelia Maria Mooiman, sinds 22 augustus 1878 weduwe van Franciscus Mattheus Taverne, behoorde niet tot dezelfde familietak als Hermanus. Zij runde een spekslagerij aan de Beestenmarkt 43 (later Steenstraat 43). Om besmettingen bij mensen te voorkomen, was al in die tijd wettelijk vastgelegd dat vlees van varkens en geschoten wild zwijn altijd op Trichinella (een parasitaire infectie met rondworm) moet worden onderzocht. Hermanus had als apotheker de bevoegdheid en kennis om microscopische beelden te interpreteren. Overigens voerde hij ook analytisch onderzoek uit door metingen van het ijzergehalte in water, afkomstig uit een bron in de Haarlemmermeer.
Op 3 mei 1889 volgde weer een gezinsuitbreiding met de ontijdige geboorte van Dorothea Nicoletta Maria. Intussen ging het werk in de apothekerszaak voort en werden af en toe monsters voor analyse aangeboden, waarvan er een met een wel heel opmerkelijke conclusie:


LD 1890 20 januari, pag. 2

Leidsch Dagblad | 20 januari 1890 | pagina 2 - Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken (courant.nu)

Ondanks dat Arsenicum als toxisch werd aangemerkt, diende arsenigzuur met vet gemengd als onschadelijk middel ter verdelging van wandgedierte. Inmiddels is dit standpunt van eind 19e eeuw herzien! Het was in die tijd dat Hermanus zijn grens verlegde naar het buitenland om in Heidelberg wiskunde en natuurkunde te studeren. Op 23 januari 1892 had hij zich weer, als 33-jarige, als student in de Wis- en Natuurkunde laten inschrijven. Het gezin vertrok in 1893 naar Heidelberg, waar hij op 26 mei 1894 summa cum laude promoveerde tot doctor in de scheikunde. In datzelfde jaar 1894 had hij zijn Bureau voor Chemische Onderzoekingen verhuisd van Hogewoerd 86 naar Renkum, bij Wageningen. Eenmaal terug in Leiden werd hij op 16 april 1895 door de minister van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs, benoemd tot assistent voor scheikunde aan de Rijksuniversiteit. Deze aanstelling was weliswaar tijdelijk, maar werd per jaar tot in 1914 verlengd. Tussen de bedrijven door wist hij analyses te doen aan medicinale wijnen. Vooral Malagawijn was erg in trek.


Leidsch Dagblad 29 juni 1896 pag. 7

Maar met het in het oog springende bericht in het Leidsch Dagblad (14 september 1897 pag. 3) over het uitgebrachte bod van f 3.700 op Hooigracht 57 (een eerste bod bedroeg f 3.500,--) en als koper Dr. H.J. Taverne, is bevestigd dat hij dit pand in eigendom had. De gravering in de hoeksteen Nico Taverne 18 24/11 97 vormt het bewijs van zijn binding met dit pand. Hij kocht dit van Maria de Hoon, echtgenote van Julius Cesar Geersens, geneeskundige te Sint Laureins (B.), enige dochter van Catharina Margaretha Petronella van Wensen (weduwe van Petrus Bernardus van Hijfte) en Eduard de Hoon; zij overleed op 24 december 1883 te Bassevelde (B.).


Hooigracht 57 Nico Taverne 18 24/11 97

Het feit dat de gravering op die plaats en met die datum in hardsteen is aangebracht, maakt het wel zeker dat het hier gaat om een eerste steenlegging. Welk familielid wordt hier met Nico bedoeld? Het zal wel zijn enige zoontje Nicolaas J.A. zijn geweest, geboren 10 oktober 1886 en dus elf jaar oud. Verder onderzoek heeft een verrassende ontdekking opgeleverd, namelijk de vergunningverlening aan architect Leo van der Laan voor het verleggen van de stoep van Hooigracht 57 (sectie I nr. 1603). Hieraan was een volledige nieuwbouw van dit pand gekoppeld, waarvoor in 1897 tekeningen, financiële stukken, correspondentie en omschrijving van de werkzaamheden door Leonardus van der Laan waren ingediend (bewaard in archief Nieuwe Instituut in Rotterdam, toegangsnummer LAAX7).



Ontwerptekening 1897 Hooigracht 57 door architect Leo van der Laan

Het pand onderging een totale herbouw en het is een raadsel waarom Taverne er nooit heeft gewoond. Hij vestigde zich namelijk op 12 januari 1897 met vrouw en vier kinderen op Witte Singel 18 (hernummerd in 23; thans 85). Nu hij twee huizen bezat vond hij het wellicht raadzaam om Hooigracht 57 in de verkoop te doen en zo gebeurde het.
Paulus Johannes de Wilde tekende op 13 oktober 1898 het koopcontract als nieuwe eigenaar. Het kostte hem f 10.400,--, zodat het bouwen wel grotendeels gereed geweest zal zijn. In de akte wordt ook niets over nog onderhanden werkzaamheden gemeld.

Hermanus wist van geen ophouden en slaagde in 1901 voor het kandidaatsexamen in de scheikunde. Even later werd hij door de gemeenteraad benoemd tot regent van het R.K. Wees- en Oudeliedenhuis aan de St. Jacobsgracht te Leiden. Al spoedig nam hij ook de functies van secretaris en voorzitter voor zijn rekening. Toen in 1903 in het weeshuis de functie vrijkwam van binnenvader en -moeder konden belangstellenden zich wenden tot regent Dr. H.J. Taverne, Witte Singel 18.
In de loop van 1905 verloor Hermanus zijn beide ouders, eerst op 2 september Nicolaas Franciscus Taverne en op 10 september Johanna Catharina Keijser, respectievelijk 77 en 79 jaar oud. Zijn vrouw, Helena Johanna Catharina Stadhouder, zou het jaar daarop op 29 december 1906 overlijden, 49 jaar oud.
Voor het regentschap heeft hij zich met verve ingezet. Toen de voorzitterszetel vacant kwam, bleek hij de aangewezen persoon om deze functie te vervullen. Hij wist zelfs de kerkelijke overheid ervan te overtuigen dat het maar beter was om het R.K. Wees- en Oudeliedenhuis en het concurrerende R.K. Parochiaal Armenbestuur (en hun regenten) te verenigen. Na veel moeite en tegenwerking kwam dit doel in 1914 bij bisschoppelijk besluit tot stand. Deze fusie maakte een bestuursverkiezing noodzakelijk en dr. Taverne werd prompt tot nieuwe voorzitter benoemd. Omdat hij het belang van de Katholieke Kerk zo nadrukkelijk nastreefde, werd hij door de bisschoppelijke commissaris, pastoor Th.M. Beukers, gehuldigd. Vanwege zijn bijzondere verdiensten voor de kerk heeft het Z.H. de Paus behaagd aan hem het gouden erekruis Pro Ecclesia et Pontifice te verlenen.


Maasbode 12-11-1929

Intussen was Hermanus Johannes (50 jaar) op 13 april 1909 hertrouwd met de uit Hoorn afkomstige zus van de vrouw van zijn broer, Geertruida Maria Jacoba Bots. In de periode die daarna volgde heeft hij zich dus naast het doceren van natuur- en scheikunde op de Kweekschool ook vooral ingezet op het terrein van katholieke charitas. Op 16 oktober 1919 verkreeg dr. Taverne eervol ontslag als leraar aan de Gemeentelijke Kweekschool, nadat hij al eerder zijn betrekking als assistent aan de Leidse universiteit had neergelegd. Na zijn afscheid als voorzitter van het R.K. Parochiaal Armenbestuur, Regenten van het Roomsch-Katholiek Wees- en Oudeliedenhuis in april 1923 vestigde hij zich eerst in Ruurlo en daarna in “Duinzicht” te Oegstgeest, om tenslotte zijn intrek te nemen in “Huize St. Augustinus” te Alkmaar. In deze plaats heeft hij nog ruim een jaar geleefd voordat hij op 2 november 1929 op 71-jarige leeftijd overleed. Zijn vrouw stierf twee jaar later op 9 maart 1931.


Veel tijdgenoten zullen aan hem een onvergetelijke herinnering gehad hebben. De gevelsteen was maar een opstapje naar het levensverhaal van een bevlogen mens, Hermanus Johannes Taverne.


Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, auteur Thijs de Vries. Voor meer informatie zie ons colofon.
kaart