Verhaal: “Er werd veel gelopen in die tijd.”
- Leiden
- Geschiedenis 1901-1950
- Geschiedenis 1951- heden
Interview met mevrouw W.D. Blansjaar, 4 maart 2024
Mevrouw W.D. (Willy) Blansjaar werd in februari 1947 geboren in de Seringenstraat in Leiden. Er was al een jongen in het gezin. Na haar kwamen er nog twee broertjes, wat een zwaar beroep deed op moeder, die geen sterke gezondheid had.
Vader werkte bij uitgeverij Sijthoff. Als 14-jarige was hij er begonnen als loopjongen en uiteindelijk bracht hij het tot afdelingschef. Als echte gezinsman sprong hij in met koken en stofzuigen, maar verder was hij van de oude stempel. Vrouwen hoorden thuis, vond hij; werken was belachelijk. Toch was hij zelf opgegroeid in een gezin met een werkende moeder. Misschien was dat min of meer gedwongen, want zijn vader had pleinvrees en dat beperkte hem in zijn beroep als kleermaker. Het was er wel heel gezellig. Willy en de broers kwamen er graag.
Seringenstraat 1947, een iglo in de straat
In hun eigen gezin werd helemaal niet gedronken. “Maar bij opa en oma had je wel advocaat en boerenjongens en wij mochten dan, als de fles leeg was, een scheut melk in de fles en dan hadden wij ook een beetje. Ja, dat was altijd een gezellige boel.”
Eén auto
Willy was een jaar oud toen het gezin naar de Buys Ballotstraat verhuisde, waar ze tot haar elfde woonde. Er was voldoende ruimte om met vriendjes en vriendinnetjes buiten te spelen: knikkeren, tollen, touwtjespringen. Eén enkele auto was er maar in de straat: een vrachtwagentje van de melkhandel.
Voor het lager onderwijs ging ze naar een ‘Finse school’, een houten gebouw op de Lorentzkade. Er zaten rond de 42 kinderen in een klas, maar het was er heel geordend en prettig. Op weg naar school liep ze graag door de brandgangen, waar bewoners de sintels uit hun kachels stortten om de paden te verharden en waar bramen woekerden. Het was er spannender dan de route over de straat.
Door ziekte van moeder werden twee broertjes tijdelijk uit huis geplaatst en kwam er dagelijks een verzorgster in huis, Riet, een leuke vrouw met wie Willy altijd contact heeft gehouden. Als kind liep ze met Riet naar De Overdekte op de Haarlemmerstraat, waar ze zwemles kreeg. “Er werd veel gelopen in die tijd.”
Melkhandel van Mil hoek Buys Ballotstraat - foto Niek J. Bavelaar
Op eigen benen
Na zo’n tien jaar Buys Ballotstraat, verhuisde de familie naar de Stuwstraat. Vreselijk vond Willy het er. Het huis was zonniger, waarschijnlijk was dat de reden van de verhuizing, maar ze vond het armoedig. Ze kreeg er wel een eigen kamer, terwijl de drie broers één slaapkamer moesten delen.
De lagere school maakte Willy af op de Lorentzkade; ze had intussen een fiets. Daarna ging ze naar de mulo in de Pieterskerkstraat en ten slotte naar de mms. Toen lokte de zelfstandigheid en begon ze aan haar eerste baan als secretaresse.
Op haar 22ste vond ze eigen woonruimte bij een wat ouder echtpaar. Hun kinderen waren het huis uit en die vonden het wel prettig als er iemand bij hun ouders inwoonde. Vijf jaar verbleef ze er, met veel plezier. Tot beide mensen overleden waren en de kinderen het huis leeg wilden hebben. Via de universiteit kon Willy een flat krijgen, zeshoog op de 5 Meilaan. Te hoog. Vijf jaar later kocht ze een huis met tuin in de Hugo van Woerdenstraat. Aanvankelijk voelde het wat klein, maar nu precies goed.
IT-jongens
In de beginjaren wisselde ze nogal eens van werkkring, waarbij ze een keer in conflict kwam met haar vader. Ze was in dienst gekomen bij de Federatie voor Metaal- en Elektrotechnische Industrie, een werkgeversorganisatie. Vader, een overtuigd PvdA-aanhanger, zag die als de vijand.
Een nieuwe periode brak aan toen ze op het secretariaat van de afdeling Kaakchirurgie van het Academisch Ziekenhuis ging werken. De onderlinge sfeer was prettig. Willy is er bijna 40 jaar gebleven, tot 2012. Ze heeft veel ontwikkelingen meegemaakt. Aanvankelijk, in de zeventiger jaren, kon ze een witte jas aantrekken en door de dubbele deur de operatiekamer binnenwandelen, maar aan die weinig hygiënische situatie kwam een einde. En de automatisering deed zijn intrede. IT-jongens kwamen met nieuwe programma’s die het werk niet altijd eenvoudiger maakten.
In 1995 verhuisde de afdeling naar de nieuwbouw: bijna alles inpandig, er kon geen raam meer open en de verhuizing veroorzaakte chaos in de administratie.
1.200 kinderen
Naast het werk waren er ook sociale contacten en activiteiten te over: met vriendinnen naar de bioscoop, en veel buitensport. Skiën en lange afstanden wandelen, ze genoot ervan. De Vierdaagse liep ze 33 keer, maar ook tweedaagse wandelingen in Luxemburg en vierdaagse in Italië.
Later kwam daar het vrijwilligerswerk bij. Zo ging ze als officemanager 13 maal naar Kenia met Leidse tandartsen, de Dutch Dental Care Foundation. In totaal waren ze met een groep van 15 of 16 mensen. In een week saneerden ze de gebitten van zo’n 1200 kinderen. Ze verbleven er twee weken en betaalden reis en verblijf zelf. Er was wel een leeftijdsgrens; toen mevrouw Willy Blansjaar 75 werd, mocht ze niet meer mee.
Tegenwoordig vraagt de tuin veel aandacht; zware klei en veel water maken het werk lastig.
Denkend aan Leiden, merkt mevrouw Willy Blansjaar op dat er veel ten goede is veranderd. “Vroeger was het een grauwe industriestad waar niks te beleven was. En als je tegenwoordig ziet wat een energie erin is gestoken voor uit eten gaan, terrassen, de muziekscene. Die is heel erg uitgebreid zo met Scheltema en De Nobel en ja, dat vind ik toch wel een gigantische oppepper voor een stad.”
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
Vader werkte bij uitgeverij Sijthoff. Als 14-jarige was hij er begonnen als loopjongen en uiteindelijk bracht hij het tot afdelingschef. Als echte gezinsman sprong hij in met koken en stofzuigen, maar verder was hij van de oude stempel. Vrouwen hoorden thuis, vond hij; werken was belachelijk. Toch was hij zelf opgegroeid in een gezin met een werkende moeder. Misschien was dat min of meer gedwongen, want zijn vader had pleinvrees en dat beperkte hem in zijn beroep als kleermaker. Het was er wel heel gezellig. Willy en de broers kwamen er graag.
Seringenstraat 1947, een iglo in de straat
In hun eigen gezin werd helemaal niet gedronken. “Maar bij opa en oma had je wel advocaat en boerenjongens en wij mochten dan, als de fles leeg was, een scheut melk in de fles en dan hadden wij ook een beetje. Ja, dat was altijd een gezellige boel.”
Eén auto
Willy was een jaar oud toen het gezin naar de Buys Ballotstraat verhuisde, waar ze tot haar elfde woonde. Er was voldoende ruimte om met vriendjes en vriendinnetjes buiten te spelen: knikkeren, tollen, touwtjespringen. Eén enkele auto was er maar in de straat: een vrachtwagentje van de melkhandel.
Voor het lager onderwijs ging ze naar een ‘Finse school’, een houten gebouw op de Lorentzkade. Er zaten rond de 42 kinderen in een klas, maar het was er heel geordend en prettig. Op weg naar school liep ze graag door de brandgangen, waar bewoners de sintels uit hun kachels stortten om de paden te verharden en waar bramen woekerden. Het was er spannender dan de route over de straat.
Door ziekte van moeder werden twee broertjes tijdelijk uit huis geplaatst en kwam er dagelijks een verzorgster in huis, Riet, een leuke vrouw met wie Willy altijd contact heeft gehouden. Als kind liep ze met Riet naar De Overdekte op de Haarlemmerstraat, waar ze zwemles kreeg. “Er werd veel gelopen in die tijd.”
Melkhandel van Mil hoek Buys Ballotstraat - foto Niek J. Bavelaar
Op eigen benen
Na zo’n tien jaar Buys Ballotstraat, verhuisde de familie naar de Stuwstraat. Vreselijk vond Willy het er. Het huis was zonniger, waarschijnlijk was dat de reden van de verhuizing, maar ze vond het armoedig. Ze kreeg er wel een eigen kamer, terwijl de drie broers één slaapkamer moesten delen.
De lagere school maakte Willy af op de Lorentzkade; ze had intussen een fiets. Daarna ging ze naar de mulo in de Pieterskerkstraat en ten slotte naar de mms. Toen lokte de zelfstandigheid en begon ze aan haar eerste baan als secretaresse.
Op haar 22ste vond ze eigen woonruimte bij een wat ouder echtpaar. Hun kinderen waren het huis uit en die vonden het wel prettig als er iemand bij hun ouders inwoonde. Vijf jaar verbleef ze er, met veel plezier. Tot beide mensen overleden waren en de kinderen het huis leeg wilden hebben. Via de universiteit kon Willy een flat krijgen, zeshoog op de 5 Meilaan. Te hoog. Vijf jaar later kocht ze een huis met tuin in de Hugo van Woerdenstraat. Aanvankelijk voelde het wat klein, maar nu precies goed.
IT-jongens
In de beginjaren wisselde ze nogal eens van werkkring, waarbij ze een keer in conflict kwam met haar vader. Ze was in dienst gekomen bij de Federatie voor Metaal- en Elektrotechnische Industrie, een werkgeversorganisatie. Vader, een overtuigd PvdA-aanhanger, zag die als de vijand.
Een nieuwe periode brak aan toen ze op het secretariaat van de afdeling Kaakchirurgie van het Academisch Ziekenhuis ging werken. De onderlinge sfeer was prettig. Willy is er bijna 40 jaar gebleven, tot 2012. Ze heeft veel ontwikkelingen meegemaakt. Aanvankelijk, in de zeventiger jaren, kon ze een witte jas aantrekken en door de dubbele deur de operatiekamer binnenwandelen, maar aan die weinig hygiënische situatie kwam een einde. En de automatisering deed zijn intrede. IT-jongens kwamen met nieuwe programma’s die het werk niet altijd eenvoudiger maakten.
In 1995 verhuisde de afdeling naar de nieuwbouw: bijna alles inpandig, er kon geen raam meer open en de verhuizing veroorzaakte chaos in de administratie.
1.200 kinderen
Naast het werk waren er ook sociale contacten en activiteiten te over: met vriendinnen naar de bioscoop, en veel buitensport. Skiën en lange afstanden wandelen, ze genoot ervan. De Vierdaagse liep ze 33 keer, maar ook tweedaagse wandelingen in Luxemburg en vierdaagse in Italië.
Later kwam daar het vrijwilligerswerk bij. Zo ging ze als officemanager 13 maal naar Kenia met Leidse tandartsen, de Dutch Dental Care Foundation. In totaal waren ze met een groep van 15 of 16 mensen. In een week saneerden ze de gebitten van zo’n 1200 kinderen. Ze verbleven er twee weken en betaalden reis en verblijf zelf. Er was wel een leeftijdsgrens; toen mevrouw Willy Blansjaar 75 werd, mocht ze niet meer mee.
Tegenwoordig vraagt de tuin veel aandacht; zware klei en veel water maken het werk lastig.
Denkend aan Leiden, merkt mevrouw Willy Blansjaar op dat er veel ten goede is veranderd. “Vroeger was het een grauwe industriestad waar niks te beleven was. En als je tegenwoordig ziet wat een energie erin is gestoken voor uit eten gaan, terrassen, de muziekscene. Die is heel erg uitgebreid zo met Scheltema en De Nobel en ja, dat vind ik toch wel een gigantische oppepper voor een stad.”
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.