Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Het recht is vaak krom en dan zou ik het niet willen verdedigen”

  • Leiden
  • Rijnsburg
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer M.C. (Martin) Kroon op 10 april 2024

De eerste drie jaar van zijn leven bracht Martin Kroon door in Rijnsburg. Eind 1946 werd hij als vijfde en laatste kind geboren in een bovenhuis aan de noordzijde van de Vliet. Zijn vader was onderwijzer aan de christelijke Julianaschool. Martin heeft geen herinneringen aan Rijnsburg, maar hij kent wel het verhaal dat zijn oudste broer Arie, geboren in 1938, hem van de verdrinkingsdood heeft gered door hem aan zijn enkels uit de Vliet te trekken. De kleine Martin was iets te enthousiast achter een knikker aangerend.

Natte poten
Rijnsburg was een hechte gemeenschap. Je hoorde erbij of je hoorde er niet bij. Dat laatste bleek toen de vader van Martin een baan in Leiden kreeg bij de christelijke BLO-school aan het Plantsoen. Omdat hij niet meer economisch gebonden was aan Rijnsburg, moest het gezin vertrekken. Martin vertelt: “We zijn min of meer weggepest. Mijn ouders zijn uit het huis aan de Vliet gezet; ze kregen wel een ander huis aangeboden, een krot met een plee in de tuin”. Gelukkig konden ze in Leiden een ruim huis in de Leeuwerikstraat huren.


Christelijke BLO-school aan het Plantsoen - Foto Joop Gijsman 1997

Martin vond het een fantastische buurt om op te groeien. “We speelden altijd in het bos van Bosman. Het verhaal ging dat de eigenaar, meneer Bosman, een enge figuur met een geweer was. Op een dag dachten mijn vrienden en ik dat hij eraan kwam; toen zijn we gevlucht. We hadden een dammetje van planken over de sloot gemaakt, maar toen had ik geen tijd om daaroverheen te lopen. Bij mijn sprong over de sloot liep ik natte poten op. Pas veel later heb ik hem persoonlijk ontmoet. Bleek het een heel aardige, kleine oude man te zijn. Ook op straat speelden we buiten. En in de winter konden we over het ijs tot aan het hek bij Endegeest komen. Mijn moeder ging echt niet constant achter ons aan. Ze had met vijf kinderen natuurlijk genoeg omhanden aan gewone huishoudelijke taken. Bovendien leed ze aan astma, waardoor ze fysiek niet zoveel aankon.”
Alle kinderen, drie jongens en twee meisjes, hadden hun eigen taken. Martin moest kolen scheppen, aardappels schillen en boodschappen doen. Gelukkig was er een groentezaak in de buurt en een kruidenier, de Sperwer. De bakker en de melkboer kwamen aan de deur.
Martin vertelt dat hun huis in de Leeuwerikstraat van Niko Tinbergen was geweest, een van de grondleggers van het onderzoek naar diergedrag. Hij vertrok, omdat hij hoogleraar werd in Oxford. “Mijn vader was ook een halve bioloog, dus dat was een mooie opvolger. In de vakanties trok hij op zijn motor met een vriend door Europa om foto’s te maken en vlinders te verzamelen. Mijn moeder is één keer mee geweest, wildkamperen; dat was eens maar nooit weer. Doordat zij een echte klassieke huisvrouw was, kreeg mijn vader de vrijheid om zijn bestaan te vieren.


Vader J.H. Kroon met zijn zoontje Martin en zijn vlinders

Zijn kamer stond vol kasten met boeken, opgezette dieren, vlinders en aquaria. Ik ben opgegroeid tussen de dode dieren. We hadden ook een hond. Dat was een voormalige dierproevenhond, die mijn broer had gered uit het laboratorium waar hij werkte bij het AZL.”

Parkeerwachter
Martin denkt dat hij van de vijf kinderen wel de beste was ‘qua leren’. Hij bezocht de christelijke Leidse Houtschool. “Toen zat ik al te neuzen in de Winkler Prins. Ook mijn eigen seksuele opvoeding heb ik daaruit gehaald. Na de lagere school ging ik naar het christelijke lyceum in de Kagerstraat. Omdat mijn wiskunde slecht was, heb ik gekozen voor gymnasium-alfa. In die tijd kon ik Latijn lezen alsof het Engels was. Mijn ouders hielden zich niet bezig met mijn schoolkeuze. Voor mij was het een onbezorgde tijd. Ik ging veel bij vrienden langs en ik had al gauw brommers, waar ik aan zat te sleutelen. En ik had vakantiebaantjes. Vanaf mijn dertiende ging ik bollen rapen op het land van Zandbergen; we begonnen om 6 uur ’s ochtends. Tussen de middag kreeg ik een flesje cola; dat was heel luxe voor mij. Soms viel ik dan van vermoeidheid in slaap tegen het stro. Daar verdiende ik 48 gulden per week.”
Toen hij wat ouder was, tufte hij in zijn vrije tijd op zijn brommer naar Noordwijk, waar hij als afwasser in Hotel Noordzee werkte. Dat leidde uiteindelijk tot zijn beste vakantiebaan.
“Op een gegeven moment kwam bij het parkeerterrein van dat hotel een baantje vrij. Nou, daar heb ik leren parkeren. Ik kreeg de sleutels van alle - vaak dure - auto’s van de gasten. Ik parkeerde ze zo krap mogelijk, want ik ving elke dag een flink bedrag per auto. Een vriend van mij en ik hebben dat twee zomers kunnen doen. Toen heeft de eigenaar het weer naar zich toegetrokken. Het was te rendabel! Toen ik één maand 18 was, heb ik na twaalf rijlessen mijn rijbewijs gehaald.”

Tolerant
“Wij waren netjes gereformeerd, twee keer naar de kerk op zondag, ook al probeerde ik dat altijd tot één keer te beperken. Maar ik vertrok al heel jong op de fiets, de natuur in, net als mijn vader. Of op 3 oktober ’s nachts naar het vuurwerk kijken vanaf de flats in de Boerhaavelaan.”
Achteraf gezien vindt Martin zijn ouders best tolerant. Hij heeft zelf zijn keuzes kunnen maken. Martin voelt zich nog wel verwant met de kerk, maar hij is niet meer actief betrokken. Toch vond hij het – gezien zijn achtergrond – logisch om te gaan studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Veel van zijn vrienden van het gymnasium kozen voor een studie Theologie.
“Ik gaf de voorkeur aan de studie Rechten, omdat je daar alle kanten mee op kunt. Maar ik voel me nooit een echte jurist, want het recht is vaak krom en dan zou ik het niet willen verdedigen. Ik heb zelf op ministeries gewerkt. Dan weet je hoe wetten tot stand komen. Door de politiek kunnen regels onrechtvaardig uitvallen. Dan is er wel een wet, maar moet je die in alle gevallen gehoorzamen? Ik heb milieubeleid gemaakt en ik voel me daarmee verwant. Je probeert oplossingen te vinden voor echte problemen op een manier dat de burger daar wat aan heeft en het milieu ook. De liefde voor natuur en milieu heb ik van huis uit meegekregen.”

Rijnlandroute
Martin woont nu aan de rand van de Stevenshof, op een plek waar hij zijn kano zo in het water kan leggen. “Totdat ik ging scheiden woonde ik in Voorschoten. Toen ging ik al regelmatig met mijn kano op pad. Al varend zag ik dit huis te koop staan en ik wist meteen: ‘Dit wordt hem, hier moet ik wonen’. Ik heb besloten dat ik hier blijf, ook als de Rijnlandroute veel lawaai oplevert (op het moment van het interview is de weg nog net niet geopend, SvL). Die weg ligt hier 180 meter voor de deur. Dat is veel te dichtbij. We hebben met de buurtbewoners actie gevoerd, waardoor de weg nu wel verdiept is aangelegd. Maar het was beter en zelfs goedkoper geweest om de tunnel langer te maken.”
Martin heeft geen goed woord over voor de ambtenaren van Rijkswaterstaat en van de betrokken ministeries. “Wij, de actievoerders, hebben zelf bij ministeries gewerkt. We weten hoe de spelletjes gespeeld worden. Er wordt alleen maar gekeken of de procedures goed zijn gevolgd.”
Hij hoopt dat de geluidsoverlast meevalt, want hij wil echt niet weg van deze plek. Ook zijn sociale contacten heeft hij in de buurt. Zijn vriendin en zijn kinderen wonen in Noord-Holland; een zus en twee schoonzussen wonen dichtbij en dat geldt ook voor zijn ex, die hij nog regelmatig ziet. En het water voor de deur natuurlijk: “Ik vaar zo weg, de natuur in.”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Een bijlage met foto's is hier te bekijken.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.


kaart