Verhaal: “Dat kind moet naar de Academie”, Paul Citroen
- Leiden
- Geschiedenis 1901-1950
- Geschiedenis 1951- heden
Interview met mevrouw J.M.C. Schumacher-Huiser, 18 maart 2024
Mevrouw Joanna Magdalena Catharina (Ans) Schumacher-Huiser werd in april 1941 geboren op de Nieuwe Rijn nr. 34. Ze was de tweede dochter. Na haar kwamen er nog drie broers. Voor vader was het zijn tweede huwelijk na het overlijden van zijn vrouw. Zijn volwassen kinderen waren al zelfstandig, behalve Bientje. Zij was een leuke halfzus die jarenlang het gezin verzorgde en vaak met de kinderen op pad ging. Moeder gaf niet veel om het interieur. Alles mocht in huis; tenten op de tafel bouwen bijvoorbeeld. “Het was een bende, laat het me maar zo zeggen.”

Gezin mevr. Schumacher in het vd Werfpark
Vader was monteur. Samen met moeder dreef hij een winkel in automaterialen aan de Nieuwe Rijn. Er waren veel winkels en bedrijven in de buurt waar de eigenaren, net als zij, achter woonden, of boven. De winkel was de enige in zijn soort in de wijde omgeving, dus die liep goed. Tijdens de oorlog was het schipperen. Drie grote motoren konden worden verstopt, maar Duitsers kwamen wel in de winkel. Ans was daar vaak bij vader. Ze deed er haar middagdutje achter de toonbank. Ook op de dag dat er een Duitse militair binnenkwam. Ans bekeek de man en vroeg: “Pa, is dat nou een rotmof?” Vader moest ’s middags een verklaring komen afleggen in de kazerne, maar hij heeft zich eruit kunnen praten. Hij mocht weer gaan.
Ommekeer
Financieel ging het goed met de zaak, maar daar kwam een ingrijpend einde aan doordat vader jong overleed. Ans was toen tien jaar. Moeder ging werken als verpleegster en met zijn allen zorgden ze voor de jongere kinderen en voor elkaar. Zo was er altijd een kopje thee voor moeder als ze thuiskwam. Het gezin verhuisde naar een te krap bovenhuis in de Prins Hendrikstraat in Leiden-Noord. De buurt was een nette arbeiderswijk, maar de kinderen misten het Van der Werfpark, het Plantsoen, de Burcht - waar ze op een kleedje naar beneden roetsjten - en het water van de Nieuwe Rijn met vaders motorboot voor de deur.
Moeder pakte alles aan om geld te verdienen. Ze mangelde wasgoed bij wasserij Nijssen, maar ook ging ze op de fiets langs boeren in Zoeterwoude voor wie vader onderhoudswerk had gedaan en waarvan de rekeningen nog openstonden.
Vagevuur
Naar de lagere school ging Ans op het Levendaal, de Barbaraschool, waar voornamelijk door nonnen les werd gegeven. Toen de Finse school, het houten gebouw op de Lorentzkade klaar was, verhuisden ze daarnaartoe. Het hout was zo nieuw dat bij warm weer hars uit de banken kwam waar je jurk aan vastplakte. Als de terpentijnlucht de adem benam, ging de les buiten door met de billen op het gras. Met de nonnen kon Ans het niet vinden. Ze waren onvriendelijk en soms onredelijk streng. Moeder liet zich niet door hen overbluffen, maar ze was gelovig en hechtte aan katholiek onderwijs. Hoewel vader onkerkelijk was, liet ze hem begraven vanuit de Josephkerk aan de Herensingel. Ze kocht bidprentjes, aan de hand waarvan gebeden kon worden voor vermindering van het aantal dagen dat vaders ziel in het vagevuur moest doorbrengen. De meeste bidprentjes waren goed voor 100 dagen aflaat, maar Ans koos er een van 300 dagen. “Ik denk: dat schiet op. Als een idioot zat je te bidden om je pa maar uit dat vagevuur te houden!”
Paul Citroen
Het liefst was Ans naar het gymnasium gegaan. Ze was intelligent, maar door geldgebrek werd het de mulo, waar ze van de weeromstuit slechte cijfers kreeg. Het soort onderwijs boeide haar absoluut niet.
Omdat moeder geen raad met haar wist, stuurde ze haar voor zes weken naar De Vonk in Noordwijkerhout. Een vormingsinstituut waar werd gekeken naar de interesses van de jongeren en hoe ze in het leven stonden. Ans had er de tijd van haar leven. Ze maakten nachtwandelingen, leerden naar muziek luisteren en ze hield er goede vriendinnen aan over. Het advies van De Vonk: kies voor Ans een artistieke richting. Maar ook daar was geen geld voor.
Moeder gaf haar wel een abonnement op Openbaar Kunstbezit, waarbij ze platen van kunstwerken thuisgestuurd kreeg en via de radio uitleg ervan kon volgen. En ze stimuleerde bezoek aan musea en tentoonstellingen. Zo ontmoette Ans op een dag Paul Citroen bij het Prentenkabinet, waar zijn tekeningen hingen. “Zo zusje, wat kom je doen?”, vroeg hij. Hij leidde haar rond en vroeg haar zelf iets te tekenen. Daarop schreef hij een briefje voor haar moeder: “Dat kind moet naar de Academie. Paul Citroen.”

Tentoonstelling tekeningen van Paul Citroen in het Prentenkabinet in 1955
Hotels
Ans was 15 jaar toen ze aan haar eerste baan begon. Moeder had haar best gedaan om iets voor haar te vinden wat enigszins kunstzinnig was. Het werd Potterie Ravelli bij Valkenburg. Ze moest er de hele dag schuren en ondanks de afzuiging was het werk ongezond. Ze zocht een andere baan en kwam als winkelmeisje terecht bij een fotograaf in Noordwijk. Dat duurde niet lang. Toen meneer in de donkere kamer zijn vingers niet thuis kon houden, is ze gevlucht. Vervolgens stapte ze binnen bij het Palacehotel om te solliciteren; geen idee wat ze er kon doen. Ze werd kamermeisje, maar dat was zwaar en stressvol. Na een tijdje administratief werk, mocht ze assistent van de receptioniste worden. Ondanks bezwaren van haar moeder - die bang was voor Sodom en Gomorra - ging ze er intern wonen. Ze had er een fijne tijd. Als je ’s ochtends en ’s avonds werkte, kon je ’s middags naar het strand.
Na een paar jaar stapte ze over naar Huis ter Duin en werkte afwisselend daar en in het Rembrandthotel. Ze leerde er maître d’hotel Fred Schumacher kennen, met wie ze in 1971 trouwde. Voor hem was het een tweede huwelijk. Met de eerste vrouw van Fred raakte Ans bevriend en toen die overleed kwam zoon Mark bij hen in huis. Fred wilde geen kinderen meer en Ans legde zich daarbij neer.
Begin 1972 vertrokken Ans en Fred naar België, waar ze beiden gingen werken bij hotelgroep Grand Bazar. Na sluiting van het hotel keerden ze terug naar Noordwijk, waar Fred bedrijfsleider werd. Aanvankelijk in het Palacehotel en nadat dit afbrandde in het visrestaurant waar Ans werkte.

Ans Schumacher schildert meestal grote gezichten, die een tijdsbeeld weergeven
Eigen boontjes doppen
In 1989 verhuisden ze naar Leiden. Voor Ans brak een periode aan om na te denken over haar toekomst. Ze deed een pedicureopleiding en begon een bedrijfje. Daarnaast naaide ze de mooiste jasjes voor haar man en zichzelf van fijne Harris-tweedstoffen, die ze kocht uit de failliete boedel van een confectiecentrum.
Haar artistieke aanleg was op de achtergrond geraakt, tot er in de buurt een kunstschool kwam. Ans schreef zich in, maar het abstracte schilderen dat er gedoceerd werd, trok haar niet. Op een dag kreeg ze de gelegenheid om haar werk te exposeren en van het een kwam het ander. De krant besteedde er aandacht aan en ze werd gevraagd als portretschilder in het tv-programma Sterren op het doek. Een doorbraak kwam toen de eigenaar van een kunstuitleen twaalf schilderijen van haar kocht. De werken vonden ook hun weg naar het buitenland.
In 2010 overleed Fred, na bijna 40 jaar huwelijk. Van alle kanten werd Ans hulp aangeboden, maar ze bedankte ervoor. Van haar moeder had ze geleerd om zelfstandig te denken en haar eigen boontjes te doppen. En dat deed ze.
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
Gezin mevr. Schumacher in het vd Werfpark
Vader was monteur. Samen met moeder dreef hij een winkel in automaterialen aan de Nieuwe Rijn. Er waren veel winkels en bedrijven in de buurt waar de eigenaren, net als zij, achter woonden, of boven. De winkel was de enige in zijn soort in de wijde omgeving, dus die liep goed. Tijdens de oorlog was het schipperen. Drie grote motoren konden worden verstopt, maar Duitsers kwamen wel in de winkel. Ans was daar vaak bij vader. Ze deed er haar middagdutje achter de toonbank. Ook op de dag dat er een Duitse militair binnenkwam. Ans bekeek de man en vroeg: “Pa, is dat nou een rotmof?” Vader moest ’s middags een verklaring komen afleggen in de kazerne, maar hij heeft zich eruit kunnen praten. Hij mocht weer gaan.
Ommekeer
Financieel ging het goed met de zaak, maar daar kwam een ingrijpend einde aan doordat vader jong overleed. Ans was toen tien jaar. Moeder ging werken als verpleegster en met zijn allen zorgden ze voor de jongere kinderen en voor elkaar. Zo was er altijd een kopje thee voor moeder als ze thuiskwam. Het gezin verhuisde naar een te krap bovenhuis in de Prins Hendrikstraat in Leiden-Noord. De buurt was een nette arbeiderswijk, maar de kinderen misten het Van der Werfpark, het Plantsoen, de Burcht - waar ze op een kleedje naar beneden roetsjten - en het water van de Nieuwe Rijn met vaders motorboot voor de deur.
Moeder pakte alles aan om geld te verdienen. Ze mangelde wasgoed bij wasserij Nijssen, maar ook ging ze op de fiets langs boeren in Zoeterwoude voor wie vader onderhoudswerk had gedaan en waarvan de rekeningen nog openstonden.
Vagevuur
Naar de lagere school ging Ans op het Levendaal, de Barbaraschool, waar voornamelijk door nonnen les werd gegeven. Toen de Finse school, het houten gebouw op de Lorentzkade klaar was, verhuisden ze daarnaartoe. Het hout was zo nieuw dat bij warm weer hars uit de banken kwam waar je jurk aan vastplakte. Als de terpentijnlucht de adem benam, ging de les buiten door met de billen op het gras. Met de nonnen kon Ans het niet vinden. Ze waren onvriendelijk en soms onredelijk streng. Moeder liet zich niet door hen overbluffen, maar ze was gelovig en hechtte aan katholiek onderwijs. Hoewel vader onkerkelijk was, liet ze hem begraven vanuit de Josephkerk aan de Herensingel. Ze kocht bidprentjes, aan de hand waarvan gebeden kon worden voor vermindering van het aantal dagen dat vaders ziel in het vagevuur moest doorbrengen. De meeste bidprentjes waren goed voor 100 dagen aflaat, maar Ans koos er een van 300 dagen. “Ik denk: dat schiet op. Als een idioot zat je te bidden om je pa maar uit dat vagevuur te houden!”
Paul Citroen
Het liefst was Ans naar het gymnasium gegaan. Ze was intelligent, maar door geldgebrek werd het de mulo, waar ze van de weeromstuit slechte cijfers kreeg. Het soort onderwijs boeide haar absoluut niet.
Omdat moeder geen raad met haar wist, stuurde ze haar voor zes weken naar De Vonk in Noordwijkerhout. Een vormingsinstituut waar werd gekeken naar de interesses van de jongeren en hoe ze in het leven stonden. Ans had er de tijd van haar leven. Ze maakten nachtwandelingen, leerden naar muziek luisteren en ze hield er goede vriendinnen aan over. Het advies van De Vonk: kies voor Ans een artistieke richting. Maar ook daar was geen geld voor.
Moeder gaf haar wel een abonnement op Openbaar Kunstbezit, waarbij ze platen van kunstwerken thuisgestuurd kreeg en via de radio uitleg ervan kon volgen. En ze stimuleerde bezoek aan musea en tentoonstellingen. Zo ontmoette Ans op een dag Paul Citroen bij het Prentenkabinet, waar zijn tekeningen hingen. “Zo zusje, wat kom je doen?”, vroeg hij. Hij leidde haar rond en vroeg haar zelf iets te tekenen. Daarop schreef hij een briefje voor haar moeder: “Dat kind moet naar de Academie. Paul Citroen.”
Tentoonstelling tekeningen van Paul Citroen in het Prentenkabinet in 1955
Hotels
Ans was 15 jaar toen ze aan haar eerste baan begon. Moeder had haar best gedaan om iets voor haar te vinden wat enigszins kunstzinnig was. Het werd Potterie Ravelli bij Valkenburg. Ze moest er de hele dag schuren en ondanks de afzuiging was het werk ongezond. Ze zocht een andere baan en kwam als winkelmeisje terecht bij een fotograaf in Noordwijk. Dat duurde niet lang. Toen meneer in de donkere kamer zijn vingers niet thuis kon houden, is ze gevlucht. Vervolgens stapte ze binnen bij het Palacehotel om te solliciteren; geen idee wat ze er kon doen. Ze werd kamermeisje, maar dat was zwaar en stressvol. Na een tijdje administratief werk, mocht ze assistent van de receptioniste worden. Ondanks bezwaren van haar moeder - die bang was voor Sodom en Gomorra - ging ze er intern wonen. Ze had er een fijne tijd. Als je ’s ochtends en ’s avonds werkte, kon je ’s middags naar het strand.
Na een paar jaar stapte ze over naar Huis ter Duin en werkte afwisselend daar en in het Rembrandthotel. Ze leerde er maître d’hotel Fred Schumacher kennen, met wie ze in 1971 trouwde. Voor hem was het een tweede huwelijk. Met de eerste vrouw van Fred raakte Ans bevriend en toen die overleed kwam zoon Mark bij hen in huis. Fred wilde geen kinderen meer en Ans legde zich daarbij neer.
Begin 1972 vertrokken Ans en Fred naar België, waar ze beiden gingen werken bij hotelgroep Grand Bazar. Na sluiting van het hotel keerden ze terug naar Noordwijk, waar Fred bedrijfsleider werd. Aanvankelijk in het Palacehotel en nadat dit afbrandde in het visrestaurant waar Ans werkte.
Ans Schumacher schildert meestal grote gezichten, die een tijdsbeeld weergeven
Eigen boontjes doppen
In 1989 verhuisden ze naar Leiden. Voor Ans brak een periode aan om na te denken over haar toekomst. Ze deed een pedicureopleiding en begon een bedrijfje. Daarnaast naaide ze de mooiste jasjes voor haar man en zichzelf van fijne Harris-tweedstoffen, die ze kocht uit de failliete boedel van een confectiecentrum.
Haar artistieke aanleg was op de achtergrond geraakt, tot er in de buurt een kunstschool kwam. Ans schreef zich in, maar het abstracte schilderen dat er gedoceerd werd, trok haar niet. Op een dag kreeg ze de gelegenheid om haar werk te exposeren en van het een kwam het ander. De krant besteedde er aandacht aan en ze werd gevraagd als portretschilder in het tv-programma Sterren op het doek. Een doorbraak kwam toen de eigenaar van een kunstuitleen twaalf schilderijen van haar kocht. De werken vonden ook hun weg naar het buitenland.
In 2010 overleed Fred, na bijna 40 jaar huwelijk. Van alle kanten werd Ans hulp aangeboden, maar ze bedankte ervoor. Van haar moeder had ze geleerd om zelfstandig te denken en haar eigen boontjes te doppen. En dat deed ze.
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.