Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Koninklijke ontmoetingen op het werk

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw E.M. Bonte, 6 mei 2024

Mevrouw Engelina Magdalena (Els) Bonte werd als tweede dochter in juli 1944 geboren op de Korevaarstraat in Leiden, boven de fotozaak van vader.
In 1949 scheidden haar ouders en verhuisde moeder met de meisjes naar het Levendaal. Daar was op het brede trottoir genoeg ruimte om te spelen met kinderen uit de buurt: tikkertje, tollen, knikkeren, steltlopen en springen met het springtouw. “Ik was eigenlijk meer buiten dan binnen.” Maar het was opletten want het Levendaal was een drukke weg. Els ging ook graag kijken bij de garage van Huisman, wat verderop in de straat, om te zien hoe auto’s in elkaar zaten.
Zwemmen leerde ze al vroeg, nog voor het schoolzwemmen aan de orde was. Dat was gewoonte in de familie na verschillende verdrinkingsgevallen. Beide overgrootouders van moeders kant waren verdronken. En een grootvader verdronk in de buurt van zijn woonplaats Zoeterwoude, toen hij zijn afgewaaide hoed uit het water wilde redden. Het Leidsch Dagblad van 21 januari 1890 meldde: ‘Wel kwam hij nog levend op den vasten wal, doch weldra gaf hij daar den geest.’
Els vond de verplichte zwemles heerlijk. Met veel plezier ging ze naar de Leidse Zwemclub in De Overdekte in de Haarlemmerstraat.

Kraantje
Op haar vierde jaar ging ze naar de kleuterschool, de Haanstraschool, maar toen na een jaar een geliefde stagiaire niet meer terugkwam, weigerde ze nog te gaan. Haar lagere school stond aan de Langebrug.
In de zomervakantie liepen de meisjes naar het Plantsoen; vogeltjes kijken. In de winter werd er geschaatst. De vakanties boden nog een ander pretje: meelopen met de handkar van melkboer Verberg. Dan mocht Els aanbellen bij de klanten en roepen “De melkboer! De melkboer!” Op de kar stond een groot, metalen vat. Daaruit tapte de melkman via een kraantje losse melk per liter. Die goot hij over in de kannen van de klanten.
Na de lagere school ging Els naar de mulo aan de Pieterskerkstraat. Het leren wilde niet vlotten. Ze had er ook geen zin in, dus toen ze 16 werd, stapte ze naar het Arbeidsbureau.

In het ligbad
Zo kwam ze in dienst bij de familie Drijber, voor de huishouding en de kinderen. De familie bewoonde het grote huis Rapenburg 45. Het was een aardig gezin en ze werkte er met plezier. Wel werd ze verplicht een soort verpleegstersuniform dragen met een heel stijf boordje. De lunchboterhammen kreeg ze bij de eetkamertafel op een bordje, waarmee ze naar de keuken moest om ze daar op te eten. Zo hoorde dat. Maar op zaterdag rond het middaguur, als de familie zich terugtrok om te rusten en de kinderen naar hun kamer waren gestuurd, mocht Els in het ligbad. Dat was een hele ervaring.


Rapenburg 45. In dit huis verbleven de prinsessen Beatrix en Margriet tijdens hun studie - foto 1963

Bijzonder was dat prinses Beatrix op de tweede etage een appartement had, met een eigen huishoudelijke hulp. Koningin Juliana kwam wel eens op bezoek, maar Els wist zich bescheiden op te stellen als ze ‘koninklijke ontmoetingen’ had. Wel maakte ze soms een praatje met de rechercheur, die aan het eind van de benedengang achter glas de voordeur in het vizier hield en zich mateloos verveelde. Als er aangebeld werd en Els opendeed, schoot hij tevoorschijn.
In 1961 kwam er een einde aan het dienstverband. De heer Drijber, die in Leiden wethouder was, werd burgemeester van Middelburg. Ze vroegen Els om mee te gaan, maar dat vond ze te ver van huis. Ze hielp nog met de verhuizing en hield het verder voor gezien.

Nieuwe prinses
Juist toen moeder zei dat ze toch maar weer eens werk moest zoeken, werd er aangebeld. Het was mevrouw Melai, die met haar man en drie kinderen het huis op Rapenburg 45 had betrokken. Was Els bereid om daar weer te komen werken? Ze kende het huis en wist hoe zich te gedragen als er een prinses op kamers was. De nieuwe prinses bleek Margriet te zijn, die tijdens haar studie in het appartement van haar zus kwam wonen. Els voelde zich vereerd en uiteindelijk spraken ze af dat ze halve dagen voor de familie Melai ging werken en halve dagen voor de prinses en de vriendinnen die op de verdieping boven haar woonden.


Auto Prinses Margriet voor Rapenburg 45 in 1962

De sfeer in huis was nu veel moderner. Een uniform hoefde niet meer en Els at gewoon mee aan tafel. Op zaterdag was ze vrij. Intussen had ze bij de huishoudschool aan de Groenhazengracht ook haar avondopleiding Kinderverzorging afgerond. Het leven werd meer ontspannen.

Ouwe bloemenschuit
Van haar eerste zelf verdiende geld bij de familie Drijber ging Els naar dansles bij Alphenaar op het Steenschuur. Op zondag waren er dansavondjes, waar ze haar man Marinus leerde kennen. In 1964 trouwden ze. Els stopte met haar werk voor het gezin Melai, maar bleef bij prinses Margriet tot haar afstuderen omdat het voor haar lastiger was een betrouwbare hulp te vinden.
Met een lening kocht Marinus een woonboot: “gewoon een ouwe bloemenschuit met een opbouw.” In de winter moesten ze het ijs eromheen weghakken. Marinus had jaren gevaren op de grote vaart, maar zijn moeder vond dat dat maar eens afgelopen moest zijn. Hij werd brugwachter. Op een dag zag hij dat iemand een zak in het water gooide, waar gepiep uitkwam. Hij viste de zak op en er bleek een hondje in te zitten dat hij mee naar huis nam. Veertien jaar bleef het dier bij ze.

De Valk
Intussen veranderde er veel. Omdat er minder brugwachters nodig waren in Leiden, kreeg Marinus een aanstelling bij de veemarkt in de Groenoordhallen, wat hem nóg minder beviel dan het brugwachtersbestaan. Maar plotseling kwam daar de aantrekkelijke vacature bij molen De Valk, die een gemeentelijk museum werd. Marinus - met zijn museale belangstelling - en Els werden beheerdersechtpaar en gingen in de molen wonen. Ook het geredde hondje had een taak: hij blafte als er te opdringerige toeristen bij de molen kwamen.
In de winter, als het molenmuseum gesloten was, werkte Marinus als suppoost in De Lakenhal. Rond 1975 werd er centrale verwarming in de molen aangelegd, zodat het museum het hele jaar open kon blijven. Het saaie suppoostwerk was daarmee voor Marinus tot zijn opluchting van de baan.
Vijftien jaar hebben ze in de molen gewoond. Zoon Philip is er geboren.


Zoon Philip als kind al gefascineerd door de werking van de molen

Curiosa
Marinus verzamelde oosterse kunst waarmee hij een kamertje in de molen had ingericht. Dat trok speciale bezoekers, waar de directeur van De Lakenhal bezwaar tegen maakte. “Jij eruit of die spullen eruit”, zei hij. Het antwoord “Nou ja, ik misschien” werd niet geaccepteerd. Als oplossing huurden Marinus en Els een pandje, waar ze een winkeltje inrichtten. Het liep goed, ook al doordat ze van diverse kanten spullen aangeboden kregen; bijvoorbeeld uit nalatenschappen. Het was het jaar 1972 en veel curiosawinkels waren er niet. Dat veranderde toen de rommelmarkten en kringloopwinkels verschenen.
Ondertussen was het huwelijk van Els en Marinus op de klippen gelopen. Marinus vertrok en Els ging door met het winkeltje. Een wat ondoordachte advertentie met de slagzin ‘Els Bonte koopt alles wat u kwijt wil’ resulteerde in vuilniszakken voor de deur en de vraag “Wilt u ook een opklapbed?”

Zoon Philip was als kind al gefascineerd door de werking van de molen waarin hij opgroeide. Hij koos voor een opleiding tot molenaar en werd uiteindelijk beheerder van molen De Valk. De cirkel was rond.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Een bijlage met foto's is hier te bekijken.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.

kaart