Verhaal: Bijdehand genoeg
- Leiden
- Geschiedenis 1901-1950
- Geschiedenis 1951- heden
Interview met de heer W.M. (Wilbert) Hettinga op 8 en 29 januari 2024
Eind augustus 1946 werd Wilbert Hettinga in het Brabantse Sterksel geboren als achtste kind in de rij; later volgde nog een zusje. Toen hij één jaar oud was, vertrok het gezin uit het dorp. De belangrijkste reden daarvoor was dat in Sterksel alleen een lagere school stond. “Voor het vervolgonderwijs waren we aangewezen op Eindhoven, maar het openbaar vervoer was minimaal.” Vader werkte in Sterksel als hoofd van een school voor kinderen met epilepsie. Een nieuwe uitdaging vond hij in Leiden, waar hij de kans kreeg om een katholieke jongensschool voor buitengewoon lager onderwijs op te richten.
Via de achtertuin
Via de kerk kreeg het gezin een huis in de Stieltjesstraat. Het leven in Leiden was natuurlijk heel anders dan in Brabant, maar afgezien van wat pesterijtjes over het accent van de oudere kinderen heeft de aanpassing voor niemand in het gezin problemen opgeleverd. “Mijn vader vond het een leuke uitdaging om zijn school op te richten en uit te bouwen. Hij ging bijna elke zondagmiddag op huisbezoek, met name richting de dorpen in de omgeving. Op een blo-school zijn de contacten met ouders intensief. Ik ging vaak mee. We deden alles op de fiets.”

Rechts de R.K. Jongensschool, waar de vader van Wilbert een blo-school begon. Foto ca. 1955
Het huis in de Stieltjesstraat was een beetje krap voor een gezin met negen kinderen. De pastoor zorgde ervoor dat het gezin naar een grotere woning aan de De Sitterlaan kon verhuizen. Wilbert vertelt dat de verhuizing midden in de winter plaatsvond via de achtertuinen die aan elkaar grensden. Het verhaal gaat dat de haard, terwijl hij nog een beetje brandde, werd overgezet naar het nieuwe huis. “Ik vond het fantastisch dat er allemaal werklui over de vloer waren om te slopen en te verbouwen. Dat zijn echt mijn eerste herinneringen.”
Te veel praatjes
Op de dag dat hij zes werd, moest Wilbert voor het eerst naar school. “Dat heb ik altijd zo onrechtmatig gevonden, op mijn verjaardag!” Het hoofd van de school aan de Franchimontlaan stond bekend als een autoritaire, norsige man. Wilbert heeft bij hem in de klas gezeten. “We hadden drie rijen in de klas. Eén rij met leerlingen die naar de hbs gingen. De middelste rij, dat waren de mulokinderen. En de derde rij, dat noemde hij ‘het overschot’. Maar ik was een mulokind.” Op de lagere school bleek al dat Wilbert niet op zijn mondje was gevallen. Dat werd hem in zijn schoolcarrière en in zijn loopbaan meer dan eens te verstaan gegeven. Maar het zou hem ook ver brengen.
Van de Titus Brandsma-mulo werd hij na twee jaar weggestuurd vanwege een ordeprobleem. Vervolgens kon hij terecht op de pas gestarte mulo in Voorschoten. “Ook daar moest ik na twee jaar vertrekken, omdat ik ‘te veel praatjes’ had. Toen ben ik naar de uts (uitgebreide technische school) in Den Haag gegaan, opleiding bouwkunde. Maar toen ik daar tot klassenvertegenwoordiger was gekozen, had ik ook daar heel snel de poppen aan het dansen. De directeur was zo’n ontstellend autoritaire man. Wij hoorden van alle docenten dat er een slechte sfeer was tussen directie en docenten. Ik schreef namens de klas een brief en een uur later moest ik bij de directeur komen. Zijn reactie was dat ik wel kon verdwijnen als ik nog één keer een opmerking maakte die hem niet zinde.”
Wilbert besloot in zijn laatste jaar hard te werken. Daardoor haalde hij na twee jaar zijn diploma met hoge cijfers.
Snotneus
Het uts-diploma werd gevolgd door een verplicht stagejaar. “Ik kon beginnen bij het Jacques Urlusplantsoen, die lange flat. Maar dat was heel saai, alles prefab. Toen heb ik gebeld met het architectenbureau dat voor mijn vader een nieuwe school had gebouwd aan de Boerhaavelaan. Een paar dagen later kon ik daar terecht, bij het project aan het Elisabethgasthuishof op de Oude Vest.

Elisabeth Gasthuishof vóór restauratie-herbouw
Ik werd begeleid door een opzichter die bereid was zijn ervaringen met mij te delen. Toen hij er nog een werk bij kreeg, liet hij veel aan mij over.” Op een dag kreeg Wilbert het aan de stok met een uitvoerder over de kwaliteit van de geleverde stenen. “Ik zei: ‘Stop eens, want volgens mij heb je niet de goede stenen.’ Ik kreeg echt zó’n grote waffel; hij zei dat ik net kwam kijken en dat ik er geen verstand van had.”
Wilbert belde de architect die de restauratie begeleidde. Die wilde tot in detail weten wat er was gebeurd. Vervolgens riep hij de uitvoerder op het matje: “Die stenen gaan terug. En u heeft deze meneer ‘snotneus’ genoemd. Maar deze meneer staat hier in plaats van mij, dus dat heb je tegen mij gezegd.” Drie maanden later was er een opzichter nodig bij de renovatie van het weeshuis aan de Sint-Jacobsgracht. De baas zei: “Wij dachten dat jij dat maar moest gaan doen. Je bent bijdehand genoeg.”
De militaire dienst bleek onvermijdelijk. Gedurende de laatste drie maanden daarvan liet Wilbert zich naar eigen zeggen bijna dagelijks uitnodigen voor een sollicitatiegesprek. Hij werd aangenomen bij de gemeente Den Haag, maar al snel verlangde hij terug naar de uitdaging die hij had ervaren bij het werk voor het Elisabethgasthuishof. In die tijd had hij al bedacht dat het hem leuk leek om bij het makelaarskantoor te werken dat daar vlakbij zat, aan de Oude Vest. “Na een gesprek kon ik daar aan de slag, maar ik moest er wel een opleiding voor volgen. Die vond ik zo leuk dat ik er echt hard aan heb getrokken. Er slaagde maar een klein percentage, maar mij is het gelukt.”

Elisabeth Gasthuishof Het hofje is gedeeltelijk afgebroken en herbouwd - Foto ca. 1971
Met eten thuis
In diezelfde tijd was Wilbert de avondhandelsschool gaan volgen. Daar ontmoette hij het meisje dat zijn vrouw zou worden. “Voor het eindexamenfeestje van een klasgenoot haalde ik haar op in Hazerswoude en vanaf dat moment zijn we aan elkaar blijven hangen. We hadden redelijk snel een huis in de Hugo de Vriesstraat. Ik zat toen natuurlijk in de makelaardij.” Dat huis hebben ze helemaal opgeknapt. Daar is hun oudste dochter geboren. Na drie jaar zijn ze naar de Lammenschansweg verhuisd, waar de tweede dochter ter wereld kwam. Ook dat huis werd gerenoveerd, behalve de zolderverdieping. Dat bleef altijd de speelzolder voor de kinderen. “Dat was echt een feest, met heel veel vriendjes en vriendinnetjes.”
Het makelaarsbedrijf had ook huizen in beheer. Wilbert had contact met de aannemer die het beheer voor het aannemersbedrijf uitvoerde. Die vroeg op een gegeven moment of hij daar als bedrijfsleider wilde komen werken. Na de nodige twijfels besloot Wilbert de uitdaging aan te gaan en na een paar jaar nam hij het bedrijf over. “Een van de eerste grote klussen was de renovatie van verzorgingshuis Haagwijk in Leiden-Zuidwest. De aannemersmaatschappij heb ik bijna 40 jaar gehad. Ik heb ook wel wat ontwikkelingsprojectjes gedaan. Ik zei altijd dat dat mijn pensioenverzekering was.”
Het was een vol en druk leven. Het is duidelijk dat thuis ook iemand het gezin moest runnen. “Ik was veel weg, maar ik zorgde ervoor dat ik met eten altijd thuis was. Toen we kleine kinderen hadden, heeft mijn vrouw tien jaar lang geen baan gehad. Dat was een doelbewuste keuze.”
Echte Leienaar
Wilbert rolde steeds van het een in het ander. Het begon ermee dat hij secretaris van de hockeyclub werd. Jaren later, in 1987, kwam hij via uiteenlopende andere activiteiten in de politiek terecht. Hij werd gekozen tot lid van de gemeenteraad voor het CDA en, in het verlengde daarvan, bestuurder van de Leidse Vrijwilligersprijs. Ook via zijn werk vervulde hij tal van bestuurlijke functies: voorzitter van de bouwopleiding, lid van het bestuur van de aannemersclub, bestuurder bij de Mondriaan vmbo-school. Vorig jaar nam hij na 20 jaar afscheid als voorzitter van de hofjes van de diaconie. “Ik vond het bijzonder dat de protestantse achterban indertijd met mijn benoeming instemde.” Ten tijde van het interview is hij nog adviseur van het kerkbestuur van de parochie HH Petrus en Paulus. En niet te vergeten zijn activiteiten voor het Erfgoedcafé Leiden. Dat heeft Wilbert in 2019 samen met twee anderen opgericht. “Mijn werk in de restauratieve sfeer heeft bijgedragen aan mijn liefde voor het culturele erfgoed in Leiden. Ik wilde dat mensen daarvan op een laagdrempelige manier kennis kunnen nemen, dus géén ingewikkelde lezingen en geen toegangsgeld. We organiseren zo’n vier bijeenkomsten per jaar op een locatie waar je, normaal gesproken, niet zo makkelijk binnenkomt. Ook al ben ik geboren in Brabant, ik ben gepokt en gemazeld in Leiden. Ik voel me een echte Leienaar.”
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
Via de achtertuin
Via de kerk kreeg het gezin een huis in de Stieltjesstraat. Het leven in Leiden was natuurlijk heel anders dan in Brabant, maar afgezien van wat pesterijtjes over het accent van de oudere kinderen heeft de aanpassing voor niemand in het gezin problemen opgeleverd. “Mijn vader vond het een leuke uitdaging om zijn school op te richten en uit te bouwen. Hij ging bijna elke zondagmiddag op huisbezoek, met name richting de dorpen in de omgeving. Op een blo-school zijn de contacten met ouders intensief. Ik ging vaak mee. We deden alles op de fiets.”
Rechts de R.K. Jongensschool, waar de vader van Wilbert een blo-school begon. Foto ca. 1955
Het huis in de Stieltjesstraat was een beetje krap voor een gezin met negen kinderen. De pastoor zorgde ervoor dat het gezin naar een grotere woning aan de De Sitterlaan kon verhuizen. Wilbert vertelt dat de verhuizing midden in de winter plaatsvond via de achtertuinen die aan elkaar grensden. Het verhaal gaat dat de haard, terwijl hij nog een beetje brandde, werd overgezet naar het nieuwe huis. “Ik vond het fantastisch dat er allemaal werklui over de vloer waren om te slopen en te verbouwen. Dat zijn echt mijn eerste herinneringen.”
Te veel praatjes
Op de dag dat hij zes werd, moest Wilbert voor het eerst naar school. “Dat heb ik altijd zo onrechtmatig gevonden, op mijn verjaardag!” Het hoofd van de school aan de Franchimontlaan stond bekend als een autoritaire, norsige man. Wilbert heeft bij hem in de klas gezeten. “We hadden drie rijen in de klas. Eén rij met leerlingen die naar de hbs gingen. De middelste rij, dat waren de mulokinderen. En de derde rij, dat noemde hij ‘het overschot’. Maar ik was een mulokind.” Op de lagere school bleek al dat Wilbert niet op zijn mondje was gevallen. Dat werd hem in zijn schoolcarrière en in zijn loopbaan meer dan eens te verstaan gegeven. Maar het zou hem ook ver brengen.
Van de Titus Brandsma-mulo werd hij na twee jaar weggestuurd vanwege een ordeprobleem. Vervolgens kon hij terecht op de pas gestarte mulo in Voorschoten. “Ook daar moest ik na twee jaar vertrekken, omdat ik ‘te veel praatjes’ had. Toen ben ik naar de uts (uitgebreide technische school) in Den Haag gegaan, opleiding bouwkunde. Maar toen ik daar tot klassenvertegenwoordiger was gekozen, had ik ook daar heel snel de poppen aan het dansen. De directeur was zo’n ontstellend autoritaire man. Wij hoorden van alle docenten dat er een slechte sfeer was tussen directie en docenten. Ik schreef namens de klas een brief en een uur later moest ik bij de directeur komen. Zijn reactie was dat ik wel kon verdwijnen als ik nog één keer een opmerking maakte die hem niet zinde.”
Wilbert besloot in zijn laatste jaar hard te werken. Daardoor haalde hij na twee jaar zijn diploma met hoge cijfers.
Snotneus
Het uts-diploma werd gevolgd door een verplicht stagejaar. “Ik kon beginnen bij het Jacques Urlusplantsoen, die lange flat. Maar dat was heel saai, alles prefab. Toen heb ik gebeld met het architectenbureau dat voor mijn vader een nieuwe school had gebouwd aan de Boerhaavelaan. Een paar dagen later kon ik daar terecht, bij het project aan het Elisabethgasthuishof op de Oude Vest.
Elisabeth Gasthuishof vóór restauratie-herbouw
Ik werd begeleid door een opzichter die bereid was zijn ervaringen met mij te delen. Toen hij er nog een werk bij kreeg, liet hij veel aan mij over.” Op een dag kreeg Wilbert het aan de stok met een uitvoerder over de kwaliteit van de geleverde stenen. “Ik zei: ‘Stop eens, want volgens mij heb je niet de goede stenen.’ Ik kreeg echt zó’n grote waffel; hij zei dat ik net kwam kijken en dat ik er geen verstand van had.”
Wilbert belde de architect die de restauratie begeleidde. Die wilde tot in detail weten wat er was gebeurd. Vervolgens riep hij de uitvoerder op het matje: “Die stenen gaan terug. En u heeft deze meneer ‘snotneus’ genoemd. Maar deze meneer staat hier in plaats van mij, dus dat heb je tegen mij gezegd.” Drie maanden later was er een opzichter nodig bij de renovatie van het weeshuis aan de Sint-Jacobsgracht. De baas zei: “Wij dachten dat jij dat maar moest gaan doen. Je bent bijdehand genoeg.”
De militaire dienst bleek onvermijdelijk. Gedurende de laatste drie maanden daarvan liet Wilbert zich naar eigen zeggen bijna dagelijks uitnodigen voor een sollicitatiegesprek. Hij werd aangenomen bij de gemeente Den Haag, maar al snel verlangde hij terug naar de uitdaging die hij had ervaren bij het werk voor het Elisabethgasthuishof. In die tijd had hij al bedacht dat het hem leuk leek om bij het makelaarskantoor te werken dat daar vlakbij zat, aan de Oude Vest. “Na een gesprek kon ik daar aan de slag, maar ik moest er wel een opleiding voor volgen. Die vond ik zo leuk dat ik er echt hard aan heb getrokken. Er slaagde maar een klein percentage, maar mij is het gelukt.”
Elisabeth Gasthuishof Het hofje is gedeeltelijk afgebroken en herbouwd - Foto ca. 1971
Met eten thuis
In diezelfde tijd was Wilbert de avondhandelsschool gaan volgen. Daar ontmoette hij het meisje dat zijn vrouw zou worden. “Voor het eindexamenfeestje van een klasgenoot haalde ik haar op in Hazerswoude en vanaf dat moment zijn we aan elkaar blijven hangen. We hadden redelijk snel een huis in de Hugo de Vriesstraat. Ik zat toen natuurlijk in de makelaardij.” Dat huis hebben ze helemaal opgeknapt. Daar is hun oudste dochter geboren. Na drie jaar zijn ze naar de Lammenschansweg verhuisd, waar de tweede dochter ter wereld kwam. Ook dat huis werd gerenoveerd, behalve de zolderverdieping. Dat bleef altijd de speelzolder voor de kinderen. “Dat was echt een feest, met heel veel vriendjes en vriendinnetjes.”
Het makelaarsbedrijf had ook huizen in beheer. Wilbert had contact met de aannemer die het beheer voor het aannemersbedrijf uitvoerde. Die vroeg op een gegeven moment of hij daar als bedrijfsleider wilde komen werken. Na de nodige twijfels besloot Wilbert de uitdaging aan te gaan en na een paar jaar nam hij het bedrijf over. “Een van de eerste grote klussen was de renovatie van verzorgingshuis Haagwijk in Leiden-Zuidwest. De aannemersmaatschappij heb ik bijna 40 jaar gehad. Ik heb ook wel wat ontwikkelingsprojectjes gedaan. Ik zei altijd dat dat mijn pensioenverzekering was.”
Het was een vol en druk leven. Het is duidelijk dat thuis ook iemand het gezin moest runnen. “Ik was veel weg, maar ik zorgde ervoor dat ik met eten altijd thuis was. Toen we kleine kinderen hadden, heeft mijn vrouw tien jaar lang geen baan gehad. Dat was een doelbewuste keuze.”
Echte Leienaar
Wilbert rolde steeds van het een in het ander. Het begon ermee dat hij secretaris van de hockeyclub werd. Jaren later, in 1987, kwam hij via uiteenlopende andere activiteiten in de politiek terecht. Hij werd gekozen tot lid van de gemeenteraad voor het CDA en, in het verlengde daarvan, bestuurder van de Leidse Vrijwilligersprijs. Ook via zijn werk vervulde hij tal van bestuurlijke functies: voorzitter van de bouwopleiding, lid van het bestuur van de aannemersclub, bestuurder bij de Mondriaan vmbo-school. Vorig jaar nam hij na 20 jaar afscheid als voorzitter van de hofjes van de diaconie. “Ik vond het bijzonder dat de protestantse achterban indertijd met mijn benoeming instemde.” Ten tijde van het interview is hij nog adviseur van het kerkbestuur van de parochie HH Petrus en Paulus. En niet te vergeten zijn activiteiten voor het Erfgoedcafé Leiden. Dat heeft Wilbert in 2019 samen met twee anderen opgericht. “Mijn werk in de restauratieve sfeer heeft bijgedragen aan mijn liefde voor het culturele erfgoed in Leiden. Ik wilde dat mensen daarvan op een laagdrempelige manier kennis kunnen nemen, dus géén ingewikkelde lezingen en geen toegangsgeld. We organiseren zo’n vier bijeenkomsten per jaar op een locatie waar je, normaal gesproken, niet zo makkelijk binnenkomt. Ook al ben ik geboren in Brabant, ik ben gepokt en gemazeld in Leiden. Ik voel me een echte Leienaar.”
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.