Verhaal: Van aardappelhandel naar psychiatrie
- Leiden
- Geschiedenis 1901-1950
- Geschiedenis 1951- heden
Interview met de heer J.H.M. Stolwijk, 14 oktober 2024
De heer Johannes Hendricus Maria (Jan) Stolwijk werd in januari 1943 geboren op de Oude Rijn in Leiden. Hij was de derde in het gezin dat negen kinderen zou gaan tellen; acht jongens en een meisje. De familie was katholiek, wat inhield dat ze naar de kerk gingen en dat de pastoor regelmatig langskwam om een praatje te maken. Hij informeerde dan naar het welzijn, maar ook naar mogelijke gezinsuitbreiding. Toen Jan er de leeftijd voor had, werd hij misdienaar. Zuster Cunegonda schreef het Latijn fonetisch voor hem uit, zodat hij de teksten voor zang en gebed uit zijn hoofd kon leren.
Tijd en ruimte om buiten te spelen was er ook genoeg; er waren nog heel weinig auto’s. In de werkplaats van een schoorsteenbouwer in de buurt speelden de kinderen graag. Ze maakten er houten bootjes met zeiltjes en hielden daar wedstrijden mee in het water. Eén keer viel Jan erin: “Bijna verzopen.” Hij werd gered door meneer Jilleba van de glashandel. Toen hij druipend thuiskwam, werd hij niet vrolijk ontvangen. Leren zwemmen is hem nooit gelukt.

De heer G.N. Jilleba in zijn Glas-in-lood bedrijf aan de Oude Rijn
Sjouwen
Vader had een groothandel in aardappelen, samen met een zwager. Zodra de kinderen konden sjouwen, vanaf een jaar of tien, moesten ze helpen met het lossen van aangevoerde aardappelen. Ook moeder hielp mee in het bedrijf, naast de zorg voor het gezin.
Op maandag ging vader naar de beurs, waar hij boeren van de Zuid-Hollandse eilanden ontmoette. Hij bracht dan aardappelpartjes mee die thuis gekookt en beoordeeld werden, waarna hij al of niet de koop sloot.
Vakantie had vader maar één week per jaar. Wel verbleef het gezin een aantal jaren gedurende drie weken in een schoongemaakte stal van een boerderij bij de duinen, waar vader dan ’s avonds kwam en ’s ochtends vroeg weer vertrok. De kinderen konden er heerlijk spelen. Ook gingen ze wel dagjes uit met een tante en neefjes en nichtjes. Naar de dierentuin in Wassenaar of naar de Wassenaarse Slag. Brood en drinken mee en de hele dag in de natuur.
Onder de bedstee
Hoewel vader zes dagen per week hard moest werken, was hij erg betrokken bij de kinderen. Hij zat ook in schoolbesturen.
Een douche was er niet in huis, dus gingen de kinderen om beurten in de teil. De oudsten eerst. Ergens halverwege werd het water een keer ververst. Tijdens het badritueel las vader voor, met de kleintjes op de grond zittend om hem heen. Wie te oud werd voor de teil kreeg een kwartje voor een douche in het badhuis. “Je moest wel opschieten, want het moest binnen een kwartier gebeurd zijn.”

De heer Stolwijk met het voorleesboek uit zijn jeugd PING PONG PONIA
Vader en moeder waren niet streng voor de kinderen, maar goed gedrag was belangrijk. En ze werden ingeschakeld bij het huishouden. Ook Jan moest eraan geloven. Na het zondagse kerkbezoek en het middagmaal werden de taken verdeeld: twee kinderen stofzuigen, twee bedden opmaken en twee afwassen.
Voor opa, die in de Haarlemmerstraat woonde, deed Jan boodschappen met een houten koffer die door vader van wieltjes was voorzien. Als beloning kreeg hij dan een dubbeltje. Als ze met z’n tweeën waren, moesten ze delen. “Maar vijf cent was toen een hoop geld.” Met het wagentje liep Jan ook naar een drukkerij en een bakkerij waarvan hij wist dat ze papieroverschot hadden. Bij de lorrenboer kreeg hij daar nog wat geld voor.
Met oma had hij een bijzondere band. Soms bleef hij bij hen logeren. Dan sliep hij onder de bedstee waar opa en oma lagen. “Toch wel heel leuk.”
12 jaar aardappelen
Naar de kleuterschool ging Jan bij de Zusters van Liefde in de Pelikaanstraat. De lagere school was op het Rapenburg, een katholieke jongensschool. Iedere dag liep hij samen met de broers vier keer de afstand tussen huis en school. Hij had geen hekel aan school en het leren ging hem gemakkelijk af. Daarna volgde de mulo, en met dat diploma op zak kwam Jan bij vader in de zaak. Hij haalde zijn rijbewijzen en kreeg een eigen vrachtwagen waarmee hij twee keer in de week aardappelen vervoerde. Hij reed graag.
Na 12 jaar stapte Jan uit het bedrijf. Hij was eigenlijk geen handelaar en wilde iets anders. Een jongere broer nam het over en die veranderde de aardappelhandel in een groente- en fruithandel. Aardappelen werden een bijproduct. Het bedrijf hield op te bestaan toen ook de broer er geen zin meer in had.
Eén kind
Jan hockeyde graag en een van zijn sportvrienden had een erg leuke zus. Jan trouwde met haar. Ook zij kwam uit een gezin met negen kinderen. Samen besloten ze dat één kind - het werd een dochter - genoeg was.
Jans vrouw werkte in het onderwijs in Zoetermeer. Dat betekende dat hij 3 oktober altijd alleen met zijn dochtertje vierde. In de stad kijken naar de boeienkoning, de degenslikker en de vuurvreter. En naar de kermis op ‘het Veld’, het Schuttersveld waar je een toegangskaart voor moest hebben. En laarzen, want vaak was het er zompig door de regen.

3 oktober kermis in 1960 op het Schuttersveld - foto Jan Holvast
Jan herinnert zich dat hij als kind op 4 oktober heel vroeg in de ochtend op het kermisterrein naar verloren geld ging zoeken. Hij vond altijd wel wat en bewaarde dat voor het volgende jaar.
Prachtig werk
Intussen was hij aan het werk gegaan in de gezondheidszorg, waartoe hij een mbo-opleiding arbeidstherapie deed. Hij werd op dat spoor gezet doordat hij een keer met zijn vrouw meeging naar een zomerkamp voor kinderen met een beperking. Daar ontdekte hij wat hij werkelijk graag wilde.
Zijn eerste aanstelling was bij de Van den Berghstichting in Noordwijk, waar mensen met een verstandelijke beperking woonden. Na drie jaar stapte hij over naar Het Westerhonk in Monster, een wat kleinschaligere instelling. Daar leerde hij onder andere gebarentaal aan bewoners zodat ze beter konden communiceren. Vervolgens werkte Jan in een gezinsvervangend tehuis, wat hij ook plezierig vond, en ten slotte vond hij een baan in de psychiatrie, onder andere bij de Sint Bavo in Noordwijkerhout. “Dat was prachtig werk.” Op zijn 62ste ging hij met pensioen. Hij had 44 jaar gewerkt en vond het genoeg.
Vervelen deed hij zich niet. Hij zat op een zangkoor, leerde bridgen en werd vrijwilliger bij Radius. Met een busje haalde hij mensen op voor hun dagopvang. Je kon een praatje maken met ze en als het nodig was ze geruststellen. Hij bouwde een vertrouwensband met ze op. Tien jaar heeft hij het gedaan.
In zijn vrije tijd wijdde Jan zich ook aan zijn grote hobby: beeldhouwen. Hij volgde cursussen en had contacten met steenhouwers die bouwwerken repareerden. Hij bezocht ook beurzen en exposeerde eigen werk. Stenen hebben hem altijd geïnteresseerd en zijn hem blijven boeien.
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
Tijd en ruimte om buiten te spelen was er ook genoeg; er waren nog heel weinig auto’s. In de werkplaats van een schoorsteenbouwer in de buurt speelden de kinderen graag. Ze maakten er houten bootjes met zeiltjes en hielden daar wedstrijden mee in het water. Eén keer viel Jan erin: “Bijna verzopen.” Hij werd gered door meneer Jilleba van de glashandel. Toen hij druipend thuiskwam, werd hij niet vrolijk ontvangen. Leren zwemmen is hem nooit gelukt.
De heer G.N. Jilleba in zijn Glas-in-lood bedrijf aan de Oude Rijn
Sjouwen
Vader had een groothandel in aardappelen, samen met een zwager. Zodra de kinderen konden sjouwen, vanaf een jaar of tien, moesten ze helpen met het lossen van aangevoerde aardappelen. Ook moeder hielp mee in het bedrijf, naast de zorg voor het gezin.
Op maandag ging vader naar de beurs, waar hij boeren van de Zuid-Hollandse eilanden ontmoette. Hij bracht dan aardappelpartjes mee die thuis gekookt en beoordeeld werden, waarna hij al of niet de koop sloot.
Vakantie had vader maar één week per jaar. Wel verbleef het gezin een aantal jaren gedurende drie weken in een schoongemaakte stal van een boerderij bij de duinen, waar vader dan ’s avonds kwam en ’s ochtends vroeg weer vertrok. De kinderen konden er heerlijk spelen. Ook gingen ze wel dagjes uit met een tante en neefjes en nichtjes. Naar de dierentuin in Wassenaar of naar de Wassenaarse Slag. Brood en drinken mee en de hele dag in de natuur.
Onder de bedstee
Hoewel vader zes dagen per week hard moest werken, was hij erg betrokken bij de kinderen. Hij zat ook in schoolbesturen.
Een douche was er niet in huis, dus gingen de kinderen om beurten in de teil. De oudsten eerst. Ergens halverwege werd het water een keer ververst. Tijdens het badritueel las vader voor, met de kleintjes op de grond zittend om hem heen. Wie te oud werd voor de teil kreeg een kwartje voor een douche in het badhuis. “Je moest wel opschieten, want het moest binnen een kwartier gebeurd zijn.”
De heer Stolwijk met het voorleesboek uit zijn jeugd PING PONG PONIA
Vader en moeder waren niet streng voor de kinderen, maar goed gedrag was belangrijk. En ze werden ingeschakeld bij het huishouden. Ook Jan moest eraan geloven. Na het zondagse kerkbezoek en het middagmaal werden de taken verdeeld: twee kinderen stofzuigen, twee bedden opmaken en twee afwassen.
Voor opa, die in de Haarlemmerstraat woonde, deed Jan boodschappen met een houten koffer die door vader van wieltjes was voorzien. Als beloning kreeg hij dan een dubbeltje. Als ze met z’n tweeën waren, moesten ze delen. “Maar vijf cent was toen een hoop geld.” Met het wagentje liep Jan ook naar een drukkerij en een bakkerij waarvan hij wist dat ze papieroverschot hadden. Bij de lorrenboer kreeg hij daar nog wat geld voor.
Met oma had hij een bijzondere band. Soms bleef hij bij hen logeren. Dan sliep hij onder de bedstee waar opa en oma lagen. “Toch wel heel leuk.”
12 jaar aardappelen
Naar de kleuterschool ging Jan bij de Zusters van Liefde in de Pelikaanstraat. De lagere school was op het Rapenburg, een katholieke jongensschool. Iedere dag liep hij samen met de broers vier keer de afstand tussen huis en school. Hij had geen hekel aan school en het leren ging hem gemakkelijk af. Daarna volgde de mulo, en met dat diploma op zak kwam Jan bij vader in de zaak. Hij haalde zijn rijbewijzen en kreeg een eigen vrachtwagen waarmee hij twee keer in de week aardappelen vervoerde. Hij reed graag.
Na 12 jaar stapte Jan uit het bedrijf. Hij was eigenlijk geen handelaar en wilde iets anders. Een jongere broer nam het over en die veranderde de aardappelhandel in een groente- en fruithandel. Aardappelen werden een bijproduct. Het bedrijf hield op te bestaan toen ook de broer er geen zin meer in had.
Eén kind
Jan hockeyde graag en een van zijn sportvrienden had een erg leuke zus. Jan trouwde met haar. Ook zij kwam uit een gezin met negen kinderen. Samen besloten ze dat één kind - het werd een dochter - genoeg was.
Jans vrouw werkte in het onderwijs in Zoetermeer. Dat betekende dat hij 3 oktober altijd alleen met zijn dochtertje vierde. In de stad kijken naar de boeienkoning, de degenslikker en de vuurvreter. En naar de kermis op ‘het Veld’, het Schuttersveld waar je een toegangskaart voor moest hebben. En laarzen, want vaak was het er zompig door de regen.
3 oktober kermis in 1960 op het Schuttersveld - foto Jan Holvast
Jan herinnert zich dat hij als kind op 4 oktober heel vroeg in de ochtend op het kermisterrein naar verloren geld ging zoeken. Hij vond altijd wel wat en bewaarde dat voor het volgende jaar.
Prachtig werk
Intussen was hij aan het werk gegaan in de gezondheidszorg, waartoe hij een mbo-opleiding arbeidstherapie deed. Hij werd op dat spoor gezet doordat hij een keer met zijn vrouw meeging naar een zomerkamp voor kinderen met een beperking. Daar ontdekte hij wat hij werkelijk graag wilde.
Zijn eerste aanstelling was bij de Van den Berghstichting in Noordwijk, waar mensen met een verstandelijke beperking woonden. Na drie jaar stapte hij over naar Het Westerhonk in Monster, een wat kleinschaligere instelling. Daar leerde hij onder andere gebarentaal aan bewoners zodat ze beter konden communiceren. Vervolgens werkte Jan in een gezinsvervangend tehuis, wat hij ook plezierig vond, en ten slotte vond hij een baan in de psychiatrie, onder andere bij de Sint Bavo in Noordwijkerhout. “Dat was prachtig werk.” Op zijn 62ste ging hij met pensioen. Hij had 44 jaar gewerkt en vond het genoeg.
Vervelen deed hij zich niet. Hij zat op een zangkoor, leerde bridgen en werd vrijwilliger bij Radius. Met een busje haalde hij mensen op voor hun dagopvang. Je kon een praatje maken met ze en als het nodig was ze geruststellen. Hij bouwde een vertrouwensband met ze op. Tien jaar heeft hij het gedaan.
In zijn vrije tijd wijdde Jan zich ook aan zijn grote hobby: beeldhouwen. Hij volgde cursussen en had contacten met steenhouwers die bouwwerken repareerden. Hij bezocht ook beurzen en exposeerde eigen werk. Stenen hebben hem altijd geïnteresseerd en zijn hem blijven boeien.
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.