Verhaal: “Het verzinnen van een zonde vond ik nog het allermoeilijkste”
- Leiden
- Geschiedenis 1901-1950
- Geschiedenis 1951- heden
Interview met mevrouw Marijke (M.P.C.) Broesterhuizen-Gründemann op 14 april 2025
Marijke Gründemann werd begin 1949 geboren aan het Leidse Plantsoen. Gravend naar herinneringen diept ze uit haar geheugen een aantal verhalen over haar grootouders en ouders op, die een beeld geven van haar Leidse wortels.
Opa Plouvier, van moederszijde, kocht aan het eind van de 19e eeuw de schoenenzaak Paanakker in de Maarsmansteeg. Marijke vertelt dat deze winkel oorspronkelijk aan de zijde van Vroom & Dreesmann was gevestigd. Opa is niet bezweken voor steeds hogere biedingen van het warenhuis, dat lang heeft geaasd op die winkel. Pas na zijn dood verhuisde de zaak naar de overzijde van de steeg.
De familienaam van oma van moederszijde was Wijtenburg, van de sigarenfabriek Edelachtbaar. Aan haar heeft Marijke geen herinneringen, omdat deze grootmoeder overleed in haar geboortejaar.
Bankroet
Opa Gründemann, de vader van haar vader, stamt uit een textielfamilie die begin 19e eeuw vanuit Westfalen naar Nederland is gekomen. Omdat het in die tijd in Duitsland heel slecht ging in de textielindustrie, kwamen ook families als Dreesmann, Kreymborg en Brenninkmeijer hierheen.
“De familie van deze grootvader had een herenmodezaak op de Vismarkt. Die winkel liep zo goed dat mijn opa en zijn drie ongetrouwde zussen er goed van konden leven. Tot het rampjaar 1929 van de stadhuisbrand. De winkel is mee in de vlammen opgegaan; het pand was niet verzekerd en eigenlijk waren ze in één klap bankroet.”
Oma van vaderszijde heette Hofman; zij was ‘heel erg bemiddeld’. Marijke kent haar voorgeschiedenis niet, maar opa was bankroet, de beurskrach van 1930 kwam en opa is, net als veel anderen, gaan speculeren. Eind van het liedje was dat het hele kapitaal van oma in rook is opgegaan. Weliswaar had ze toestemming gegeven voor het speculeren, maar Marijke vermoedt dat ze toch verbitterd is geraakt. “Op foto’s zie ik een vrouw met een verdrietige uitstraling.”
Inwonen aan het Plantsoen
Gerard, de vader van Marijke, was de oudste van vier kinderen. Hij wilde graag studeren, maar er was geen geld meer. Gelukkig had opa ook nog een zus die getrouwd was met een welgestelde man uit de familie Kreymborg. Zij waren bereid de studie van Gerard te betalen.
Haar moeder had de ambitie om naar de sportacademie te gaan. Maar in haar vroege jeugd was ze ernstig ziek geweest als gevolg van een ontsteking in haar buik. Er werd verondersteld dat zij als ‘zwak poppetje’ niet geschikt zou zijn voor de sportacademie. Nadat ze in 1938 van de middelbare meisjesschool (mms) kwam, vond ze een baan als assistente bij een tandarts aan het Rapenburg. Daar heeft ze gewerkt totdat ze in mei 1946 ging trouwen.
Woonruimte was schaars in die tijd. De broer van oma Wijtenburg had een huis aan het Plantsoen. Zijn buurvrouw op nummer 21, juffrouw Van Waveren, woonde daar alleen na het overlijden van haar ouders. Hij vroeg of ze misschien woonruimte had voor zijn nichtje dat wilde gaan trouwen.

Plantsoen 21 - foto J.H. van Waveren 1900-1940
Marijke vertelt dat het meteen ‘geweldig klikte’ tussen haar ouders en juffrouw Van Waveren. “Zij was een schat van een vrouw; we waren allemaal dol op haar. Wij zijn daar alle drie geboren, mijn oudere broer, mijn jongere zus en ik. Voor kleine kinderen had ze natuurlijk best een lastige naam. Van Waveren werd al snel ‘Waffa’ en dat is ze gebleven tot haar dood. Ze was vrijgezel en kandidaat-notaris. Zelf koken deed ze niet. Bijna altijd ging ze eten bij Bernsen op de Breestraat. Ze nam ons ook regelmatig mee om te lunchen bij V&D op de bovenste etage of om thee te drinken bij Kluit, ook op de Breestraat. Dat was een tearoom met heerlijke gebakjes.”
Bewaarschool
Toen Marijke vijf jaar oud was, verhuisde het gezin naar de Kanaalweg. Daar werd, vlak bij de watertoren, een rij huizen gebouwd. De band met Waffa bleef.
Vader Gerard was na zijn studie rechten in Leiden als jurist in dienst getreden bij het Productschap voor Vis en Visproducten in Den Haag. Regelmatig nam hij vis mee naar huis. “Mijn moeder hield daar helemaal niet van. Als we haring hadden gegeten, moesten de vorken en messen in de tuin, in de aarde, worden schoongemaakt. Anders zou de lucht aan het zilver blijven hangen.”
Marijke liep vanaf de Kanaalweg naar de Barbaraschool op het Levendaal. “Ik noem het een bewaarschool, want ik kan me niet herinneren dat ik ooit één knutselwerkje mee naar huis kon nemen. Ik zat de hele dag met mijn armen over elkaar in een bankje. En koud dat het was! Het lokaal was koud en van de nonnen ging ook geen warmte uit.” De lagere school was ook een meisjesschool. Dit onderdeel van de Barbaraschool stond aan het eind van de Lorentzkade. “Ze noemden het ook wel de Finse school. Godsdienstles kregen we van een kapelaan van de Petruskerk. Met de hele klas moesten we gaan biechten. Dat was vooral uren wachten. Het verzinnen van een zonde in de biechtstoel vond ik nog het allermoeilijkste. Van de pastoor moest je dan een oefening van berouw bidden.”
Trefbal
Marijke had niet het sportieve talent van haar moeder geërfd. “Ik heb een blauwe maandag op balletles gezeten. Mijn moeder was er ongelooflijk goed in en mijn jongere zus vond het ook leuk, maar ik vond het vreselijk. Gelukkig mocht ik ermee stoppen van mijn ouders. Ik ben toen op pianoles gegaan en dat heb ik met veel plezier gedaan.”
Op haar zevende moest Marijke al een bril dragen. “Bij ieder spel met een grote bal was ik als de dood voor die bal. Daardoor was ik natuurlijk een dankbaar slachtoffer bij trefbal. Na afloop stond ik dan weer bij Van der Wiel op de Hooigracht om mijn bril recht te laten zetten.”
Voor het Sint Agnes-lyceum moest ze toelatingsexamen doen. “Ik kon eigenlijk best goed leren, dus ik was er niet zenuwachtig voor.” Ook het Agnes was een meisjesschool. Toen Marijke daar startte, in 1961, waren de nonnen net weg. De school was gehuisvest in het voomalige klooster aan de Oude Vest, waar later studentencomplex Pelikaanhof is gebouwd.

Van het oude St. Agnes Lyceum aan de Oude Vest naar het nieuwe in de Eijmerspoelstraat
Er waren twee mogelijkheden op het Agnes: mms of gymnasium. Marijke koos voor gymnasium alfa. In het laatste jaar ging ze op de fiets naar het nieuwe gebouw in de Eijmerspoelstraat. “Dat was wel een hele overgang, naar dat rechttoe-rechtaan gebouw.”
Op zondag ging Marijke nog altijd met haar ouders mee naar de kerk. “Het was nog steeds een gezagsgetrouwe tijd.”
Corsage
In 1967 deed Marijke eindexamen en begon ze met de studie Frans in Leiden. “Ik vond het op school al een ontzettend leuke taal. Mijn eerste vakantie was in de Ardennen. Mijn vader had toen net een auto gekocht, een groene eend. In het hotel waar we verbleven was een franssprekende familie die het leuk vond om mij nog meer van de taal bij te brengen.”
Ze werd lid van de VVSL ‘voor de gezelligheid’ én van Augustinus, ‘want dat was katholiek’. “Mijn lidmaatschap van de VVSL heb ik na anderhalf jaar opgezegd, omdat de sfeer me niet zo lag. Bij Augustinus had ik het beter naar mijn zin, ook doordat ik op een gegeven moment werd gevraagd voor een ouderejaars jaarkring. Dat contact ontstond via mijn man, die toen mijn man nog niet was. Hem leerde ik kennen doordat het nieuwe gebouw van het Agnes ingewijd moest worden met een bal. Ik had een vriend van mijn broer uitgenodigd die op het laatste moment niet kon. Toen zei mijn broer dat hij wel iemand anders voor me wist, Emiel, die ook nog op dezelfde dag jarig was als ik. Ik vond het wel spannend: zou hij wel een corsage bij zich hebben? Hij leek op Jezus én hij kon niet dansen, maar het is toch goed gekomen.” In november 1971 zijn Marijke en Emil getrouwd.
Vanaf het derde jaar van haar studie heeft ze lesgegeven. “De toenmalige directeur van de mulo vroeg of ik de leerlingen in de vierde klas van de mulo wilde bijspijkeren voor hun eindexamen. Het was het laatste jaar dat de mulo bestond. Die kinderen waren 15 of 16 en ik was pas 20. Na dat jaar vroeg de directeur of ik op de mavo wilde lesgeven. Ik vond het leuk, maar wel pittig.”
Ze heeft haar studie Frans uiteindelijk niet afgemaakt. Nadat haar kinderen waren geboren, heeft ze nog een aantal jaren hard gestudeerd in de avonduren, maar vervolgens gekozen voor een studie Rechten. En die heeft ze wel afgemaakt.
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
Opa Plouvier, van moederszijde, kocht aan het eind van de 19e eeuw de schoenenzaak Paanakker in de Maarsmansteeg. Marijke vertelt dat deze winkel oorspronkelijk aan de zijde van Vroom & Dreesmann was gevestigd. Opa is niet bezweken voor steeds hogere biedingen van het warenhuis, dat lang heeft geaasd op die winkel. Pas na zijn dood verhuisde de zaak naar de overzijde van de steeg.
De familienaam van oma van moederszijde was Wijtenburg, van de sigarenfabriek Edelachtbaar. Aan haar heeft Marijke geen herinneringen, omdat deze grootmoeder overleed in haar geboortejaar.
Bankroet
Opa Gründemann, de vader van haar vader, stamt uit een textielfamilie die begin 19e eeuw vanuit Westfalen naar Nederland is gekomen. Omdat het in die tijd in Duitsland heel slecht ging in de textielindustrie, kwamen ook families als Dreesmann, Kreymborg en Brenninkmeijer hierheen.
“De familie van deze grootvader had een herenmodezaak op de Vismarkt. Die winkel liep zo goed dat mijn opa en zijn drie ongetrouwde zussen er goed van konden leven. Tot het rampjaar 1929 van de stadhuisbrand. De winkel is mee in de vlammen opgegaan; het pand was niet verzekerd en eigenlijk waren ze in één klap bankroet.”
Oma van vaderszijde heette Hofman; zij was ‘heel erg bemiddeld’. Marijke kent haar voorgeschiedenis niet, maar opa was bankroet, de beurskrach van 1930 kwam en opa is, net als veel anderen, gaan speculeren. Eind van het liedje was dat het hele kapitaal van oma in rook is opgegaan. Weliswaar had ze toestemming gegeven voor het speculeren, maar Marijke vermoedt dat ze toch verbitterd is geraakt. “Op foto’s zie ik een vrouw met een verdrietige uitstraling.”
Inwonen aan het Plantsoen
Gerard, de vader van Marijke, was de oudste van vier kinderen. Hij wilde graag studeren, maar er was geen geld meer. Gelukkig had opa ook nog een zus die getrouwd was met een welgestelde man uit de familie Kreymborg. Zij waren bereid de studie van Gerard te betalen.
Haar moeder had de ambitie om naar de sportacademie te gaan. Maar in haar vroege jeugd was ze ernstig ziek geweest als gevolg van een ontsteking in haar buik. Er werd verondersteld dat zij als ‘zwak poppetje’ niet geschikt zou zijn voor de sportacademie. Nadat ze in 1938 van de middelbare meisjesschool (mms) kwam, vond ze een baan als assistente bij een tandarts aan het Rapenburg. Daar heeft ze gewerkt totdat ze in mei 1946 ging trouwen.
Woonruimte was schaars in die tijd. De broer van oma Wijtenburg had een huis aan het Plantsoen. Zijn buurvrouw op nummer 21, juffrouw Van Waveren, woonde daar alleen na het overlijden van haar ouders. Hij vroeg of ze misschien woonruimte had voor zijn nichtje dat wilde gaan trouwen.
Plantsoen 21 - foto J.H. van Waveren 1900-1940
Marijke vertelt dat het meteen ‘geweldig klikte’ tussen haar ouders en juffrouw Van Waveren. “Zij was een schat van een vrouw; we waren allemaal dol op haar. Wij zijn daar alle drie geboren, mijn oudere broer, mijn jongere zus en ik. Voor kleine kinderen had ze natuurlijk best een lastige naam. Van Waveren werd al snel ‘Waffa’ en dat is ze gebleven tot haar dood. Ze was vrijgezel en kandidaat-notaris. Zelf koken deed ze niet. Bijna altijd ging ze eten bij Bernsen op de Breestraat. Ze nam ons ook regelmatig mee om te lunchen bij V&D op de bovenste etage of om thee te drinken bij Kluit, ook op de Breestraat. Dat was een tearoom met heerlijke gebakjes.”
Bewaarschool
Toen Marijke vijf jaar oud was, verhuisde het gezin naar de Kanaalweg. Daar werd, vlak bij de watertoren, een rij huizen gebouwd. De band met Waffa bleef.
Vader Gerard was na zijn studie rechten in Leiden als jurist in dienst getreden bij het Productschap voor Vis en Visproducten in Den Haag. Regelmatig nam hij vis mee naar huis. “Mijn moeder hield daar helemaal niet van. Als we haring hadden gegeten, moesten de vorken en messen in de tuin, in de aarde, worden schoongemaakt. Anders zou de lucht aan het zilver blijven hangen.”
Marijke liep vanaf de Kanaalweg naar de Barbaraschool op het Levendaal. “Ik noem het een bewaarschool, want ik kan me niet herinneren dat ik ooit één knutselwerkje mee naar huis kon nemen. Ik zat de hele dag met mijn armen over elkaar in een bankje. En koud dat het was! Het lokaal was koud en van de nonnen ging ook geen warmte uit.” De lagere school was ook een meisjesschool. Dit onderdeel van de Barbaraschool stond aan het eind van de Lorentzkade. “Ze noemden het ook wel de Finse school. Godsdienstles kregen we van een kapelaan van de Petruskerk. Met de hele klas moesten we gaan biechten. Dat was vooral uren wachten. Het verzinnen van een zonde in de biechtstoel vond ik nog het allermoeilijkste. Van de pastoor moest je dan een oefening van berouw bidden.”
Trefbal
Marijke had niet het sportieve talent van haar moeder geërfd. “Ik heb een blauwe maandag op balletles gezeten. Mijn moeder was er ongelooflijk goed in en mijn jongere zus vond het ook leuk, maar ik vond het vreselijk. Gelukkig mocht ik ermee stoppen van mijn ouders. Ik ben toen op pianoles gegaan en dat heb ik met veel plezier gedaan.”
Op haar zevende moest Marijke al een bril dragen. “Bij ieder spel met een grote bal was ik als de dood voor die bal. Daardoor was ik natuurlijk een dankbaar slachtoffer bij trefbal. Na afloop stond ik dan weer bij Van der Wiel op de Hooigracht om mijn bril recht te laten zetten.”
Voor het Sint Agnes-lyceum moest ze toelatingsexamen doen. “Ik kon eigenlijk best goed leren, dus ik was er niet zenuwachtig voor.” Ook het Agnes was een meisjesschool. Toen Marijke daar startte, in 1961, waren de nonnen net weg. De school was gehuisvest in het voomalige klooster aan de Oude Vest, waar later studentencomplex Pelikaanhof is gebouwd.
Van het oude St. Agnes Lyceum aan de Oude Vest naar het nieuwe in de Eijmerspoelstraat
Er waren twee mogelijkheden op het Agnes: mms of gymnasium. Marijke koos voor gymnasium alfa. In het laatste jaar ging ze op de fiets naar het nieuwe gebouw in de Eijmerspoelstraat. “Dat was wel een hele overgang, naar dat rechttoe-rechtaan gebouw.”
Op zondag ging Marijke nog altijd met haar ouders mee naar de kerk. “Het was nog steeds een gezagsgetrouwe tijd.”
Corsage
In 1967 deed Marijke eindexamen en begon ze met de studie Frans in Leiden. “Ik vond het op school al een ontzettend leuke taal. Mijn eerste vakantie was in de Ardennen. Mijn vader had toen net een auto gekocht, een groene eend. In het hotel waar we verbleven was een franssprekende familie die het leuk vond om mij nog meer van de taal bij te brengen.”
Ze werd lid van de VVSL ‘voor de gezelligheid’ én van Augustinus, ‘want dat was katholiek’. “Mijn lidmaatschap van de VVSL heb ik na anderhalf jaar opgezegd, omdat de sfeer me niet zo lag. Bij Augustinus had ik het beter naar mijn zin, ook doordat ik op een gegeven moment werd gevraagd voor een ouderejaars jaarkring. Dat contact ontstond via mijn man, die toen mijn man nog niet was. Hem leerde ik kennen doordat het nieuwe gebouw van het Agnes ingewijd moest worden met een bal. Ik had een vriend van mijn broer uitgenodigd die op het laatste moment niet kon. Toen zei mijn broer dat hij wel iemand anders voor me wist, Emiel, die ook nog op dezelfde dag jarig was als ik. Ik vond het wel spannend: zou hij wel een corsage bij zich hebben? Hij leek op Jezus én hij kon niet dansen, maar het is toch goed gekomen.” In november 1971 zijn Marijke en Emil getrouwd.
Vanaf het derde jaar van haar studie heeft ze lesgegeven. “De toenmalige directeur van de mulo vroeg of ik de leerlingen in de vierde klas van de mulo wilde bijspijkeren voor hun eindexamen. Het was het laatste jaar dat de mulo bestond. Die kinderen waren 15 of 16 en ik was pas 20. Na dat jaar vroeg de directeur of ik op de mavo wilde lesgeven. Ik vond het leuk, maar wel pittig.”
Ze heeft haar studie Frans uiteindelijk niet afgemaakt. Nadat haar kinderen waren geboren, heeft ze nog een aantal jaren hard gestudeerd in de avonduren, maar vervolgens gekozen voor een studie Rechten. En die heeft ze wel afgemaakt.
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.