Verhaal: Een columnist is generaal in eigen zandbak
- Leiden
- Rijnsburg
- Geschiedenis 1901-1950
- Geschiedenis 1951- heden
Interview met de heer R.D. (Ruud) Paauw, 7 oktober 2024
De heer Ruud Paauw werd in september 1937 geboren in Haarlem.
Door vaders werk bij de Noord-Zuid-Hollandse Vervoersmaatschappij verhuisde het gezin nogal eens. Toen ze neerstreken in Rijnsburg kwam Ruud net uit militaire dienst. Hij zocht een baan in Leiden en vond die bij de Firma Brill, een interessante, wetenschappelijke uitgeverij die al in de 17e eeuw was gesticht. Er werd onder andere Arabisch en Chinees gedrukt en er kwamen nogal wat hoogleraren over de vloer.

Firma E.J. Brill aan de Oude Rijn, foto A. van Vliet 1958
Ruud had in zijn diensttijd diploma’s Nederlandse en Engelse handelscorrespondentie gehaald en ging bij Brill de contacten met buitenlandse auteurs onderhouden. Hij voelde zich er wat apart als enige man tussen de zeven meisjes die er werkten. Hun belangstelling lag voornamelijk bij verkeringen, gevoelens en kleren, terwijl Ruud het liever eens over Ajax en Feijenoord had. Toen hij zich erop betrapte dat hij over zijn nieuwe regenjas praatte, dacht hij: ik moet hier absoluut weg.
Sport
Intussen schreef hij artikelen over sport en stuurde die naar het Leidsch Dagblad. Ze werden onder zijn naam gepubliceerd. Het leidde ertoe dat de directeur van de krant, Eddie van Dishoeck, hem persoonlijk uitnodigde. Ruud kreeg een aanstelling als tweede sportredacteur. Hij is er zo’n 38 jaar gebleven.

Loting om de Leidsche Dagblad Beker 1990, Ruud Paauw rechts
Op de administratie werkte Riet, een aardig meisje van 16 jaar. Een afspraakje met haar maken lukte niet. Ze moest naar zwemmen, turnen, moeder helpen… Het was haar manier om te zeggen dat ze er geen zin in had, dacht Ruud en gaf het op. Tot ze hem een ansichtkaart stuurde uit Oostenrijk, waar ze met vakantie was. En zo kwam het toch nog goed. Met hulp van Van Dishoeck konden ze een appartementje krijgen: vierhoog aan de Paramaribostraat in De Kooi, waar ze jaren gewoond hebben. Er werden twee zonen geboren.
Ruuds speciale belangstelling voor de Olympische Spelen dateert al uit zijn kindertijd toen hij gefascineerd raakte door Fanny Blankers-Koen. Met de 300 gulden die hij in zijn diensttijd had opgespaard, ging hij in 1960 naar de Spelen in Rome.
Ook de regionale sport had zijn belangstelling. Op zaterdag- en zondagmiddag stond hij langs de lijn bij voetbalwedstrijden. Nationaal en internationaal was er veel te doen. Hij versloeg interlandwedstrijden en reed met de supportersbus van Ajax mee naar Parijs.
“Vieze jongens”
Na tien jaar sport kreeg Ruud behoefte aan een bredere journalistieke blik. Hij werd assistent van de redacteur buitenland. Het was bureauwerk. Op zich nuttig, maar na een paar jaar had hij het wel gezien. Toen er een functie van algemeen verslaggever vrijkwam, stapte hij over en het bleek “zalig werken.” Hij kon overal terecht in de regio en schreef veel over politiek. Journalistieke neutraliteit stond bij hem hoog in het vaandel, ook al had hij zo zijn eigen mening over zaken die hij behandelde. Alleen in zijn sportcolumn ‘Vrijuit’ in de dinsdagkrant kon hij schrijven wat hij van de dingen vond. Immers: “…een columnist is altijd generaal in zijn eigen zandbak.”
Op de redactie hadden Ruud en zijn collega’s soms te maken met tegenwerking van een zeer behoudende hoofdredacteur. Toen ze voor de zaterdagse jeugdpagina een stukje over het optreden van de Beatles in Treslong (Hillegom) wilden opnemen, zei hij: “Ik wil die vieze jongens niet in de krant hebben.” Het driemanschap dat de jeugdpagina maakte, zei daarop - voor die tijd ongekend - dat ze dan zouden stoppen met die pagina. Van Dishoeck hakte de knoop door: de Beatles kwamen in de krant. Ook over de rookbommen bij het huwelijk van prinses Beatrix zei de hoofdredacteur: “Ik wil dit niet in de krant hebben!” Dat zou wonderlijk zijn omdat iedereen het op tv al had gezien. De rookbommen kwamen in de krant.
Niet lang daarna trad er een nieuwe, ervaren hoofdredacteur aan, Rob Soetenhorst. “Die gooide de luiken van het redactielokaal open.” Hij schreef commentaren, wat niet eerder was gedaan en dat liep soms hoog op met sommige behoudende, oudere redacteuren.
De reden waarom die redacteuren wilden doorwerken na hun 65ste was dat er geen pensioenen waren geregeld in de journalistiek. Voordat de AOW werd ingevoerd, had men helemaal geen inkomen meer. Zo werd hoofdredacteur Menkhorst, een goede man, in oorlogstijd door de bezetter ontslagen. Hij mocht elke maand 50 gulden komen halen bij de krant. Van Dishoeck maakte een begin met een pensioenregeling.
Soetenhorst bleef niet lang. Zijn opvolger Han Mulder, ook een prima hoofdredacteur, vertrok na een jaar of zes en vroeg Ruud of hij hem niet wilde opvolgen. Hij aarzelde. Hij streefde nooit naar dat soort functies, maar het was eervol en hij dacht aan zijn hypotheek, dus hij zei: “Nou, goed, laat ze maar stemmen. Als ik niet meer dan vijf tegenstemmen heb, dan doe ik het.” De 35 redacteuren brachten hun stem uit, waarna Han Mulder hem kwam vertellen: “Je bent benoemd, dus ik ga nu naar de directeur.” Ruud werd adjunct-hoofdredacteur en bleef dat zo’n 17 jaar lang. Daarnaast schreef hij nog artikelen. Een consequentie was dat hij niet meer naar buiten kon voor zijn journalistieke werk, maar kantoor moest houden in het fraaie Dudok-gebouw aan de Witte Singel.

Met het personeel vóór het gebouw op de Witte Singel - Ruud Paauw miden met sigaar
Fusies
In Ruuds begintijd was er veel concurrentie op krantengebied. Het was een verzuilde tijd met de protestantse Nieuwe Leidsche Courant, de rooms-katholieke Leidse Courant en de Leidse editie van het sociaaldemocratische Vrije Volk. Het Leidsch Dagblad was liberaal.
Een grote verandering ontstond later doordat bedrijven, zoals Albert Heijn, kleur in hun advertenties wilden. Met kunst en vliegwerk zorgden de drukkers daarvoor, maar de kwaliteit liet te wensen over en de aanschaf van een kleurendrukpers was niet te bekostigen. Uiteindelijk leidde dat tot een fusie van de Verenigde Noord-Hollandse Dagbladen, het Haarlems Dagblad, de Gooi- en Eemlander in Hilversum en het Leidsch Dagblad tot de nieuwe Hollandse Dagbladcombinatie. Het voortzetten van zijn leidende functie in het sterk afgeslankte onderdeel Leiden en Omstreken en de Duinstreek trok Ruud niet aan. Toen er behoefte bleek aan een ombudsman die klachten van lezers behandelde, solliciteerde hij en kreeg de baan. Drie jaar later, op zijn 62ste, sloot hij zijn carrière af door gebruik te maken van de VUT-regeling.
Ereburger
Naast de journalistiek is Ruud intensief betrokken geweest bij het organiseren van een soort ombudsfunctie voor Leidenaren. In de gemeenteraad waren stemmen opgegaan om klachten van burgers te kanaliseren en behandelen. Zo kwam er een burgerraadsman. Om de onafhankelijkheid te bewaken is een raad van toezicht ingesteld waarvan Ruud vervolgens zo’n acht jaar deel uitmaakte.
Ruud is benoemd tot ereburger van Leiden. Hij begreep niet goed waarom, en als journalist was hij er wat ongemakkelijk onder. Maar aardig is wel dat je als ereburger op 3 oktober uitgenodigd wordt in het gevolg van de burgemeester en om voor het stadhuis te zitten als de optocht langskomt. Met een rasechte Leidse als echtgenote wordt 3 oktober elk jaar gevierd met zelfbereide hutspot en het bijwonen van de festiviteiten in de stad. De laatste jaren door omstandigheden wat minder intensief, maar het blijft een feest.
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
Door vaders werk bij de Noord-Zuid-Hollandse Vervoersmaatschappij verhuisde het gezin nogal eens. Toen ze neerstreken in Rijnsburg kwam Ruud net uit militaire dienst. Hij zocht een baan in Leiden en vond die bij de Firma Brill, een interessante, wetenschappelijke uitgeverij die al in de 17e eeuw was gesticht. Er werd onder andere Arabisch en Chinees gedrukt en er kwamen nogal wat hoogleraren over de vloer.
Firma E.J. Brill aan de Oude Rijn, foto A. van Vliet 1958
Ruud had in zijn diensttijd diploma’s Nederlandse en Engelse handelscorrespondentie gehaald en ging bij Brill de contacten met buitenlandse auteurs onderhouden. Hij voelde zich er wat apart als enige man tussen de zeven meisjes die er werkten. Hun belangstelling lag voornamelijk bij verkeringen, gevoelens en kleren, terwijl Ruud het liever eens over Ajax en Feijenoord had. Toen hij zich erop betrapte dat hij over zijn nieuwe regenjas praatte, dacht hij: ik moet hier absoluut weg.
Sport
Intussen schreef hij artikelen over sport en stuurde die naar het Leidsch Dagblad. Ze werden onder zijn naam gepubliceerd. Het leidde ertoe dat de directeur van de krant, Eddie van Dishoeck, hem persoonlijk uitnodigde. Ruud kreeg een aanstelling als tweede sportredacteur. Hij is er zo’n 38 jaar gebleven.
Loting om de Leidsche Dagblad Beker 1990, Ruud Paauw rechts
Op de administratie werkte Riet, een aardig meisje van 16 jaar. Een afspraakje met haar maken lukte niet. Ze moest naar zwemmen, turnen, moeder helpen… Het was haar manier om te zeggen dat ze er geen zin in had, dacht Ruud en gaf het op. Tot ze hem een ansichtkaart stuurde uit Oostenrijk, waar ze met vakantie was. En zo kwam het toch nog goed. Met hulp van Van Dishoeck konden ze een appartementje krijgen: vierhoog aan de Paramaribostraat in De Kooi, waar ze jaren gewoond hebben. Er werden twee zonen geboren.
Ruuds speciale belangstelling voor de Olympische Spelen dateert al uit zijn kindertijd toen hij gefascineerd raakte door Fanny Blankers-Koen. Met de 300 gulden die hij in zijn diensttijd had opgespaard, ging hij in 1960 naar de Spelen in Rome.
Ook de regionale sport had zijn belangstelling. Op zaterdag- en zondagmiddag stond hij langs de lijn bij voetbalwedstrijden. Nationaal en internationaal was er veel te doen. Hij versloeg interlandwedstrijden en reed met de supportersbus van Ajax mee naar Parijs.
“Vieze jongens”
Na tien jaar sport kreeg Ruud behoefte aan een bredere journalistieke blik. Hij werd assistent van de redacteur buitenland. Het was bureauwerk. Op zich nuttig, maar na een paar jaar had hij het wel gezien. Toen er een functie van algemeen verslaggever vrijkwam, stapte hij over en het bleek “zalig werken.” Hij kon overal terecht in de regio en schreef veel over politiek. Journalistieke neutraliteit stond bij hem hoog in het vaandel, ook al had hij zo zijn eigen mening over zaken die hij behandelde. Alleen in zijn sportcolumn ‘Vrijuit’ in de dinsdagkrant kon hij schrijven wat hij van de dingen vond. Immers: “…een columnist is altijd generaal in zijn eigen zandbak.”
Op de redactie hadden Ruud en zijn collega’s soms te maken met tegenwerking van een zeer behoudende hoofdredacteur. Toen ze voor de zaterdagse jeugdpagina een stukje over het optreden van de Beatles in Treslong (Hillegom) wilden opnemen, zei hij: “Ik wil die vieze jongens niet in de krant hebben.” Het driemanschap dat de jeugdpagina maakte, zei daarop - voor die tijd ongekend - dat ze dan zouden stoppen met die pagina. Van Dishoeck hakte de knoop door: de Beatles kwamen in de krant. Ook over de rookbommen bij het huwelijk van prinses Beatrix zei de hoofdredacteur: “Ik wil dit niet in de krant hebben!” Dat zou wonderlijk zijn omdat iedereen het op tv al had gezien. De rookbommen kwamen in de krant.
Niet lang daarna trad er een nieuwe, ervaren hoofdredacteur aan, Rob Soetenhorst. “Die gooide de luiken van het redactielokaal open.” Hij schreef commentaren, wat niet eerder was gedaan en dat liep soms hoog op met sommige behoudende, oudere redacteuren.
De reden waarom die redacteuren wilden doorwerken na hun 65ste was dat er geen pensioenen waren geregeld in de journalistiek. Voordat de AOW werd ingevoerd, had men helemaal geen inkomen meer. Zo werd hoofdredacteur Menkhorst, een goede man, in oorlogstijd door de bezetter ontslagen. Hij mocht elke maand 50 gulden komen halen bij de krant. Van Dishoeck maakte een begin met een pensioenregeling.
Soetenhorst bleef niet lang. Zijn opvolger Han Mulder, ook een prima hoofdredacteur, vertrok na een jaar of zes en vroeg Ruud of hij hem niet wilde opvolgen. Hij aarzelde. Hij streefde nooit naar dat soort functies, maar het was eervol en hij dacht aan zijn hypotheek, dus hij zei: “Nou, goed, laat ze maar stemmen. Als ik niet meer dan vijf tegenstemmen heb, dan doe ik het.” De 35 redacteuren brachten hun stem uit, waarna Han Mulder hem kwam vertellen: “Je bent benoemd, dus ik ga nu naar de directeur.” Ruud werd adjunct-hoofdredacteur en bleef dat zo’n 17 jaar lang. Daarnaast schreef hij nog artikelen. Een consequentie was dat hij niet meer naar buiten kon voor zijn journalistieke werk, maar kantoor moest houden in het fraaie Dudok-gebouw aan de Witte Singel.
Met het personeel vóór het gebouw op de Witte Singel - Ruud Paauw miden met sigaar
Fusies
In Ruuds begintijd was er veel concurrentie op krantengebied. Het was een verzuilde tijd met de protestantse Nieuwe Leidsche Courant, de rooms-katholieke Leidse Courant en de Leidse editie van het sociaaldemocratische Vrije Volk. Het Leidsch Dagblad was liberaal.
Een grote verandering ontstond later doordat bedrijven, zoals Albert Heijn, kleur in hun advertenties wilden. Met kunst en vliegwerk zorgden de drukkers daarvoor, maar de kwaliteit liet te wensen over en de aanschaf van een kleurendrukpers was niet te bekostigen. Uiteindelijk leidde dat tot een fusie van de Verenigde Noord-Hollandse Dagbladen, het Haarlems Dagblad, de Gooi- en Eemlander in Hilversum en het Leidsch Dagblad tot de nieuwe Hollandse Dagbladcombinatie. Het voortzetten van zijn leidende functie in het sterk afgeslankte onderdeel Leiden en Omstreken en de Duinstreek trok Ruud niet aan. Toen er behoefte bleek aan een ombudsman die klachten van lezers behandelde, solliciteerde hij en kreeg de baan. Drie jaar later, op zijn 62ste, sloot hij zijn carrière af door gebruik te maken van de VUT-regeling.
Ereburger
Naast de journalistiek is Ruud intensief betrokken geweest bij het organiseren van een soort ombudsfunctie voor Leidenaren. In de gemeenteraad waren stemmen opgegaan om klachten van burgers te kanaliseren en behandelen. Zo kwam er een burgerraadsman. Om de onafhankelijkheid te bewaken is een raad van toezicht ingesteld waarvan Ruud vervolgens zo’n acht jaar deel uitmaakte.
Ruud is benoemd tot ereburger van Leiden. Hij begreep niet goed waarom, en als journalist was hij er wat ongemakkelijk onder. Maar aardig is wel dat je als ereburger op 3 oktober uitgenodigd wordt in het gevolg van de burgemeester en om voor het stadhuis te zitten als de optocht langskomt. Met een rasechte Leidse als echtgenote wordt 3 oktober elk jaar gevierd met zelfbereide hutspot en het bijwonen van de festiviteiten in de stad. De laatste jaren door omstandigheden wat minder intensief, maar het blijft een feest.
De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.
Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.
Een bijlage met foto's is hier te bekijken.
Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl
Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.