Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Jan de Latere hofje

  • Leiden
  • Geschiedenis 1601-1700
  • Geschiedenis 1801-1900
  • Gebouwen

Gevelteken 2e Binnenvestgracht 13

......
GT_1089

Tekst op de steen:
Jan de Latere
Hof
gesticht
1616
herbouwd
1888
door de regenten
H.G.A. Obreen
en
W F Kaiser

Het hofje dat zich tegenwoordig op de Tweede Binnenvestgracht 13 bevindt, heeft er niet altijd zo uitgezien. Hoe het eerste hofje toonde, dat rond 1615/1616 werd gebouwd, valt niet meer te achterhalen. Er zijn geen bouwtekeningen of prenten bewaard gebleven.

Dat er op deze plek een hofje staat, is te danken aan de uit Vlaanderen afkomstige mutsenmaker Jan de Latere. In zijn testament benoemde hij in 1612 oude, arme en onvermogende Leidenaren van gereformeerde huize tot zijn erfgenamen. In plaats van het geld daadwerkelijk aan deze erfgenamen uit te delen, besloten de executeurs-testamentair het geld te gebruiken voor de bouw van een hofje. Ze lieten in 1616 negen huisjes en een regentenkamer bouwen door stadsmetselaar Hendrick Cornelisz. Van Bilderbeek en timmerman Jan Meynertsz. Van Ackeren. Alleen de kamer van de regenten bezat een raam naar de straat. De huisjes zelf waren naar de binnentuin het bleekveld gekeerd.

Van dit oude hofje is weinig meer te traceren, want in 1888 is het geheel herbouwd. Wij kennen het alleen in de neorenaissancestijl, waarin destijds naar ontwerp van architect W.F. van der Heijden is opgetrokken. In het lijkenhuisje middenin het hofje werden ooit overleden bewoners opgebaard vóór de teraardebestelling. Tegenwoordig doet dit gebouwtje dienst als fietsenhok.
Bron; website SLS Wonen

De uit Vlaanderen afkomstige Jan de Latere bepaalde in 1612 per testament dat na zijn overlijden zijn hele hebben en houden zou moeten worden verdeeld onder "schamele, oude, onvermogende persoonen". De executeurs meenden het beste ten uitvoer te kunnen brengen door een hofje te stichten. ........
Het hofje stond er, met huisjes die uitzagen op een tuin "synde een tamelyk groote, doch seer luchtige ruymte, dienende de Hovelingen voor tuynkens tot vermaeck, en voor bleekveld tot gemak, synde sulks seer veilich tegen alle stoornissen en overlast van buyten; hierenboven voorsien met twee regenbakken, pompput, en aschput".
Het hofje, dat de gebruikelijke belastingsfaciliteiten ontving, kreeg het financieel wat ruimer door verschillende schenkingen en legaten. Wie door de poort ging, waarboven de naam van de stichter was aangebracht, kwam in een hofje van een regentenkamer en negen huisjes waar "eerlicke gehuwde, of ongehuwde personen" hun laatste jaren sleten. De bewoners werden geacht zich "stil, eerlic, vroom ende Godvruchtich" te gedragen en zich niet op te houden in "eenige herbergen, taveernen of andere onbehoorlyke plaetsen". Na overlijden werden hun spulletjes eigendom van het hofje.

In 1888 werd het hofje helaas afgebroken en vervangen door het nu nog aanwezige bouwwerk. Bij de nieuwbouw mochten de oude stenen, na schoongehakt te zijn, opnieuw worden gebruikt. De binten konden voor "vloerkespen" worden gebruikt.....
Vanuit hun kamertjes konden de bewoners uitzien op een vertrek waarheen ze allen te zijner tijd zouden verhuizen, namelijk het lijkenhuisje in de tuin. In de zestiger jaren van deze eeuw maakten de laatste bejaarde bewoners van het vervallen complex zich ernstig zorgen over een ophande zijnde restauratie door de Stichting Leidse Studentenhuisvesting. Maar de problemen werden opgelost doordat de bejaarden als eersten onderdak kregen in het opgeknapte gedeelte van het hofje. Gaandeweg verdwenen de bejaarden echter en werd het hofje een "studentenhofje".

Klik hier voor de locatie van het hofje.

Bron:

H. Kleibrink en R. Spruit, Hofjes in Leiden, 1979, boekhandel de Kler, Leiden.

Opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, zie verder colofon.




kaart