Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Poortje met sleutels, moriaan en duivelskop

  • Leiden
  • Gebouwen

Gevelteken Wapen Pieterskerkhof 4c




GT_1159 foto W. Devilee


GT_1160 Foto W. Devilee

INLEIDING

In de buitenmuur van de tuin van 'huize de Duivelspoort' (Minerva) aan Pieterskerkhof 4c zijn 3 stenen ingemetseld; boven de poort een wapenschild met de 'Leidse Sleutels', daaronder een kopje van een man met tulband en snor in de boog van de ingang van de poort, en naast de poort een 'duivelskop'.
Achter de muur bevinden zich studentenwoningen.

GESCHIEDENIS

De geschiedenis van het pand Pieterskerkhof 4c kan niet los gezien van het ervoor liggende pand Rapenburg 52. Bij die geschiedenis heeft de universiteit vaak een belangrijke rol gespeeld.

1) Het pand Rapenburg 52 werd gebouwd in 1656 op de plaats van een ouder pand. Dit gebeurde door David Lopez de Haro, drukker en boekhandelaar. Hij was één van de velen, die aangetrokken werden door de universiteit en zich aan het Rapenburg vestigden.

2) Zijn zoon en opvolger in de zaak kocht 30 jaar later het erachter gelegen huis, zodat het pand werd uitgebreid tot aan het Pieterskerkhof.

3) In 1735 was het complex eigendom van Gronovius. Hij heeft hier toen enige tijd onderdak geboden aan de beroemde zweedse plantkundige Carl Linnaeus. Deze had net zijn nieuwe ordening van het plantenrijk geschreven en Gronovius zorgde ervoor, dat deze in Leiden werd uitgegeven.

4) Omstreeks 1773 kon je van zijn zoon, de bekende plantkundige Laurens Theodorus Gronovius de plantenverzameling op Rapenburg 52 bekijken. Het aanleggen van verzamelingen gebeurde veel aan het Rapenburg, omdat de meeste huizen hier groot genoeg voor waren.

5) Een verzameling van geheel andere aard, maar wel veelzijdig, was van notaris Albertus Kleijnenbergh. Hij kocht het complex in 1823. Naast prenten, munten en schilderijen bezat Kleijnenbergh ruim 200 “bavelaartjes”, kleine kijkkastjes met stadsgezichten, welke kastjes door de leden van de familie Bavelaar werden gesneden uit hout of been.

6) In 1960 werd het pand aangekocht door de Stichting Leidse Studentenhuisvesting en ingericht voor studentenkamer verhuur. In 1964 en 1965 vond een renovatie en restauratie plaats, waarbij de zaak (formeel) weer gesplitst werd in Rapenburg 52 en het achterliggende pand (hoewel het beide bij de zelfde eigenaar bleef). Ook in 1990 vond nog een renovatie plaats.

7) Sinds een aantal jaren zijn de panden in bezit van DUWO, de opvolger van de Stichting Leidse Studentenhuisvesting, maar het gebruik voor studentenhuisvesting bleef ongewijzigd. In totaal zijn 40 wooneenheden aanwezig.

HET ACHTERHUIS EN HET MUURTJE

Zoals eerder gesteld werd het complex gerenoveerd in 1964 en 1965. Dit gebeurde door architectenbureau H. Kroneman onder toezicht van ir. J. Belksma. Aannemer was du Prie. Bij de bovengenoemde splitsing kreeg het achterste deel een nieuw adres, namelijk Pieterskerkhof 4c, waarmee de oude situatie van vóór eind 17e eeuw in feite hersteld werd. Ook het muurtje in 1964 en 1965 gebouwd, onder advies en opdracht van Bureau Monumentenzorg. Tot die tijd was het een open tuin, die hoorde bij Rapenburg 52. Gaandeweg de bouw ontdekte men, dat het muurtje gebouwd werd op de gedempte bedding van de Donkere Gracht, een middeleeuwse binnenvestgracht bij het Rapenburg, welke gracht van het terrein van het Falijde Begijnhof naar de Papengracht liep en waarvan nog enkele restanten aanwezig zijn in de vorm van overkluisde kelders in de Kloksteeg en de Houtstraat.

DE GEVELSTENEN

De achtergrond van de drie in het muurtje aanwezige gevelstenen is onduidelijk. Bovengenoemde ir. J Belksma weet te melden, dat in opdracht van bureau Monumentenzorg gevelstenen in het muurtje moesten komen, die men kon ophalen uit de Lakenhal. Daarbij zou de midden boven de deur van de poort aanwezige gevelsteen (de moriaan) op aanwijzing en opdracht van Monumentenzorg moeten worden aangebracht; ook naast het deurkozijn moest een gevelsteen komen, maar dit was ter vrije keuze. Dit werd de duivelskop; de poort wordt ook wel de duivelspoort genoemd. De derde steen is met het stadswapen. Dhr. Belksma merkt nog op, dat op de zolder in de Lakenhal, waar men de stenen uitzocht, ongeveer 7 gevelstenen aanwezig waren. Maar van de onttrekking van deze 3 stenen is bij de Lakenhal helaas geen enkele registratie bekend. En ook de gemeente hield in de jaren 60 geen monumentendossiers bij.

Volstrekt onduidelijk is, waar de stenen oorspronkelijk gezeten hebben en hoe ze in de Lakenhal terecht gekomen zijn. Wel is duidelijk dat het verhaal (aangezien in 1929 op het Pieterskerkhof een restauratiewerkplaats/steenhouwerij ten behoeve van het in 1929 afgebrande stadhuis ingericht werd) dat het wellicht enkele overgebleven fragmenten zijn die hier in de muur zijn gemetseld, naar het rijk der fabelen verwezen kan worden. Ook de uitspraak dat de gevelstenen een moderne vinding zouden zijn klopt niet. Ze zijn duidelijk afkomstig uit een ander pand of andere panden. Maar welke?

BRONMATERIAAL:

1) SLS wonen

2) Een kostbaar bezit; uit het DUWO-archief (met hulp mevr. Elvira Visser)

3) Mededelingen en inlichtingen ir. J. Belksma

4) Met hulp van P.J.M. de Baar



Deze tekst is opgesteld door de heer J. Hartstra, lid van de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. Zie verder colofon
kaart