Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: In den Vergulden Turk

  • Leiden
  • Geschiedenis 1601-1700
  • Geschiedenis 1951- heden
  • Gebouwen

Gevelteken, Breestraat 84


GT_1028


foto 1983 Stiel

Beeldhouwwerk van Pieter Xavery (1647-1674) voorstellende vlnr. Neptunus, een Oosterling, Mercurius.
Willem van der Helm (1628-1675) was de architect van het oorspronkelijke pand, gebouwd in 1673.

'In den vergulden Turk' is een monumentaal pand in de Breestraat dat oorspronkelijk in de stijl van het Hollands Classicisme werd gebouwd. Het huis had een zandstenen pilastergevel met composiete kapitelen.



De naam waaronder het bekend staat, is te lezen op het doorlopende fries onder het fronton.
Het pand werd in 1673 gebouwd als woon- en werkhuis voor de uit Vlaanderen afkomstige familie LePla die zich bezighield met textielhandel. Zij hadden de opdracht gegeven aan Willem van der Helm die van 1662 tot 1675 stadsbouwmeester en hoofd van de stadstimmerwerf van Leiden was.
Zijn leermeester was Arent van 's-Gravesande die in Leiden onder andere de Lakenhal, Marekerk en Bibliotheca Thysiana bouwde.
Gedurende zijn carrière was Van der Helm betrokken bij de bouw van veel openbare en particuliere gebouwen en constructies in Leiden.



Het beeldhouwwerk in het fronton wordt toegeschreven aan de Vlaamse beeldhouwer Pieter Xavery. Het is bekend dat Xavery in 1670 naar Leiden kwam om mathematica te studeren. Ook wordt wel gesuggereerd dat hij bevriend was met Rombout Verhulst die in dezelfde tijd de sculpturen voor De Waag ontwierp.
In Leiden zijn slechts weinig sporen van zijn beeldhouwwerk bewaard gebleven. Naast de sculpturen aan dit pand zijn dat de tympaansculpturen van de Vierschaar in het Gravensteen.

De beelden in het fronton stellen van links naar rechts voor;
De Romeinse god Neptunus, te herkennen aan de drietand.
Een Oosterling die later als Turk geïdentificeerd zou worden en de naam aan het pand zou geven.
De Romeinse god Mercurius, te herkennen aan de caduceus (herautstaf).

De familie Le Pla dreef handel met het Midden Oosten, vandaar het beeld van de Oosterling in het midden van het fronton. Deze persoon stond symbool voor de handel in angorawol en kameelhaar, die de Leidse textielondernemers onderhielden met het Turkse Rijk. Niet alleen haalde men de wol daar vandaan maar het gebied in het Midden Oosten diende tevens als afzetgebied voor het eindproduct
De beelden van de goden van de zee (Neptunus) en de handel (Mercurius) symboliseren de overzeese handel.

Het huis heeft eigenlijk altijd 'Inde Vergulde Druyff' geheten en werd pas veel later 'In den Vergulden Turk' genoemd naar het café-restaurant dat er rond 1900 in gevestigd werd.
Een foto uit 1870 laat nog de oude situatie zien.

De indeling van de percelen, van vòòr de tijd dat de familie Le Pla het huis ging bewonen, is goed te zien op een plattegrond in het Stratenboek van Van Dulmenhorst. Deze kaart werd in het laatste kwart van de 16de eeuw gemaakt.
De kaart toont de precieze ligging van het perceel en geeft tevens de breedte van de gevel aan de straatkant èn de naam van de toenmalige eigenaar, de beroemde stadssecretaris Jan van Hout.
Van Hout heeft het pand waarschijnlijk kort na terugkomst uit zijn ballingschap (1567-73) gekocht van de brouwer Adriaen Gerritsz. die het in 1560 kocht van de vroegst bekende eigenaar, Jan van Berendrecht.
Op 28 februari 1587 droeg Jan van Hout het huis voor de som van f 4100 over aan Dominicus Tiara, die het op zijn beurt een jaar later, op 8 januari 1588 voor f 3700 verkocht aan de glasverkoper Jacob Jansz. van Cranendonck.
Door vererving kwam het pand op 10 april 1606 in het bezit van Geertruyt Jacobsdochter van Cranendonck en haar echtgenoot, de latere burgemeester Jacob Willemsz. Verboom.
De kinderen en erfgenamen van de laatstgenoemden verkochten het op 26 februari 1635 voor de hoge som van f 16.262 aan de lakenverkoper Jan Adriaensz Le Pla.
In de akte werd het alsvolgt beschreven;
“een groote huysinge ende erve staende ende gelegen binnen deser stede aen de Bredestraet, omtrent de Blaeuwe Steen, van outs genaempt de Vergulde Druyff ende noch een huys ende erve staende ende gelegen in seeckere poorte ende gange uytgaende tot op ten Rijn,...“
Het betrof een perceel met voorhuis en achterhuis, uitkomende via een
steeg op de in het begin van onze eeuw nog bestaande Vischpoort.
Het toenmalige huis staat afgebeeld op een perspectivisch gezicht van de Breestraat voorstellende de Gebuurte ‘T Hartochdom van Steynenburch dat gemaakt is omstreeks het einde van de 16de eeuw.

Jan Adriaensz. le Pla (ca 1611-1664), die het huis aan de Breestraat in 1635 kocht, was één van de vier zonen van de in Brugge geboren “stamet & laeckentrapier” Adriaen Adriaensz. le Pla.
De vier broers waren allen succesrijke “coopluyden ende laeckenreders” in een groot deel van Europa. Van Abraham le Pla (overleden 1669) is bekend dat hij in Stockholm heeft geresideerd. Zijn broer Robert overleed in 1653 in Sevilla, waarschijnlijk tijdens een handelsmissie. Uit enkele notariële actes blijken er handelscontacten met verschillende steden in Frankrijk te zijn geweest. Waarschijnlijk is het huis via broer Adriaen le Pla (overleden in 1669) in bezit gekomen van diens zoon en naamgenoot Adriaen (1630-1673). Ook deze was, evenals zijn ooms, lakenproducent en -handelaar. Zijn broer Johan was zijn compagnon.
Tot 1725 zou het huis in het bezit blijven van deze vooraanstaande familie.

Aan het werk van de architect Willem van der Helm is te zien dat hij werd geïnspireerd door het toen populaire tractaat van de Venetiaanse architect en theoreticus Vincenzo Scamozzi (1552-1616), getiteld “‘L’Idea dell’ Architettura Universale”. Dit tractaat, dat in 1661 ook in een Nederlandse vertaling verscheen, was een handboek voor veel Hollandse architecten en heeft een grote invloed gehad op de 17de-eeuwse klassicistische bouwkunst in de Nederlanden.
Van der Helm heeft de grote lijnen van Scamozzi’s voorbeelden gevolgd maar de details op een eigen manier heeft geïnterpreteerd. Zo heeft hij de pilasterbasementen en kapitelen van de Breestraatgevel niet op Scamozzi gebaseerd; zij benaderen nog het meest de door hem beschreven Romeinse Orde.

De naam 'In den Vergulden Turk' die tegenwoordig aan het pand verbonden is, is pas in het jaar 1900 ontstaan toen het pand in gebruik genomen werd als café-restaurant met die naam. Vóór die tijd komt de naam niet in documenten voor en is hij op foto’s ook niet op het fries te lezen.
Het huis heette gedurende meer dan twee eeuwen 'De Vergulde Druyff’.
Deze naam is te traceren tot in het laatste kwart van de zestiende eeuw.
In een acte uit de Getuigenboeken, gepasseerd op 4 december 1586, lezen we het volgende;

“hoe dat hij getuyge (ene Jacob Biljet) met de voornoemde requirant (Pieter van Daele) ende eene Pieter de Smytere mitsgaders noch zommich ander geseltschap geweest is ten huyse van Domminicus Tiara doen ter tydt waert in de Gulde Druyff aldaer vrundelijck int ronde een pinte wijns mitten anderen drinckende Ende naerdat zij daer een wijl tijds geweest waren ende de voorseyde jegens de voornoemde de Smyter met taerlingen (dobbelstenen) gespeelt hadde zijn zij vandaer gescheyden”.

Blijkbaar herbergde 'De Vergulde Druyff' in 1586 een tapperij.
Van Dominicus Tiara weten we uit het betreffende Bonboek dat hij het pand Breestraat 84 in de jaren 1587 en 1588 bezat. Vóór die tijd kan hij het huis reeds van de voorgaande eigenaar, Jan van Hout, in huur hebben gehad. In de jaren dat Jan van Hout het huis in eigendom had stond het al bekend als 'De Druyff'.
Ook Jacob Jansz van Cranendonck, die het huis in 1588 van Tiara overnam, wordt in enkele documenten als bewoner van 'Den Druyff' genoemd. In de twee hierboven geciteerde actes uit 1635 en 1671 is het huis "van outs genaempt de Vergulde Druyff’. Opmerkelijk is dat het huis ook na de verbouwing en de toevoeging van de nieuwe gevel in de jaren 1672 en 1673, deze naam is blijven behouden. Vooral omdat er geen redenen zijn om aan te nemen dat het huis na de verkoop in 1588 een herberg is gebleven.
Van de familie Le Pla is in ieder geval bekend dat zij het voorhuis bewoonden terwijl in het achterhuis lakenpersen stonden opgesteld. Tot 1876 zou het pand zijn functie van woonhuis blijven behouden.
De naam 'De Vergulde Druyff' is tot 1779 onverbrekelijk aan het huis verbonden gebleven.
In een verkoopacte uit dat jaar wordt het pand nog omschreven als “Een extra-ordinair kapitaal, ruim, hecht, sterk en zeer weldoortimmerd huys en erve met een ongemeene fraaye hartsteene gevel voor aan de straat van outs genaamd den Vergulden Druyff...“.
Nadien wordt de naam, voor zover bekend, niet meer in documenten genoemd. De oorzaak hiervan kan zijn dat in het begin van de 19de eeuw alle panden in Leiden een wijk- en huisnummer kregen toegewezen, waardoor de precieze ligging van een pand op een eenvoudiger wijze kon worden aangeduid.
Vermoedelijk is de oorspronkelijke naam 'De Vergulde Druyff' pas in de vorige eeuw in vergetelheid geraakt en heeft het huis in de volksmond de naam 'De Vergulde Turk' gekregen naar het in 1900 geopende café-restaurant.

Met de aankoop van het pand in 1875 door de Amsterdamse winkelierster A.M.A. de Val-Hoefnagels, begon een volgend hoofdstuk in de geschiedenis van het huis dat tot dan toe door families werd bewoond.
In 1876 werd er door de nieuwe eigenaresse het koffiehuis 'Café Suisse' in gevestigd. Dit bracht onder andere een verbouwing van de gevel met zich mee. In 1879 trok mevrouw De Val-Hoefnagels zich terug uit de zaak en verhuisde. Vanaf dat jaar tot en met 1898 werd het koffiehuis beheerd door zetbazen.
In mei 1893 vond hier de oprichtingsvergadering plaats van de toen nog Rooms Katholieke bekende studentenvereniging Augustinus, die momenteel aan het Rapenburg zit. De Leidse winkelier M. Cahen, die het koffiehuis van 1884 tot 1899 in eigendom had, heeft zelf nooit in het huis gewoond. Hij verkocht 'Café Suisse' in 1899 aan de eigenaar van de Leidse bierbrouwerij “De Posthoorn”, de heer M.H. van Waveren. Van Waveren liet het koffiehuis grondig verbouwen en begon een nieuw groots opgezet café-restaurant met een nieuwe naam: 'In den Vergulden Turk'.
In 1900 werden de onderpui en de 1e verdieping van het pand onder leiding van de architect H.J. Jesse verbouwd. De gevel werd hierbij drastisch gewijzigd dit tot groot ongenoegen van veel Leidenaren.

In de brochure die de 'Turk' in 1932 voor zijn cliëntèle uitgaf wordt de sluiting van zijn voorganger 'Café Suisse' mede geweten aan “ het feit dat de inrichting niet meer beantwoordde aan de eisschen die aan een café gesteld konden worden en bovendien doordat de tand des tijds zoozeer aan het gebouw geknaagd had, dat dit in bouwvalligen toestand begon te geraken, zoodat het gevaar niet denkbeeldig was, dat de fraaie voorgevel, die bedenkelijke afwijkingen begon te vertoonen, op den duur zou inzakken.“
De juistheid van dit laatste gegeven lijkt twijfelachtig. Gelet op de verschillende verbouwingen moet het huis redelijk onderhouden zijn geweest. De verwijzing naar de zogenaamde bouwvalligheid heeft daarom veel weg van een achteraf goedpraten van de in dezelfde brochure genoemde “grondige restauratie” van 1899-1900, die ondermeer de aanbrenging van
de erker in de gevel ter hoogte van de eerste verdieping betekende.
Bureau Van der Laan verbouwde en restaureerde het pand in de jaren dertig en veertig. Sinds 1962 maakt 'De Turk' deel uit van warenhuis Vroom & Dreesmann en is er helaas weinig meer te zien van het oorspronkelijke interieur.

In 1906 opende de firma Vroom en Dreesmann als eerste een warenhuis in Leiden in verschillende bestaande en aangepaste gebouwen aan de Aalmarkt, Breestraat en Maarsmansteeg. Toen in 1930 ondanks de verbouwing de ruimte eigenlijk te klein bleek, werd besloten tot de nieuwbouw van een groot gebouw.
De warenhuizen in andere steden had Vroom & Dreesmann door Jan Kuyt laten bouwen. De directeur van de Leidse vestiging gaf echter de voorkeur aan de Leidse architect J.A. van der Laan, die het huidige gebouw in twee fasen tussen 1933-1935 neerzette. Uitbreidingen aan de Maarsmansteeg vonden plaats in 1968 en 1977-1979. De erker van Jesse werd verwijderd. Het gebouw achter de nieuwe gevel werd omgevormd tot een groot warenhuis.
Indertijd was het doel van de architect was de gevel zoveel mogelijk de oude uitstraling te geven. De uitkomst hiervan was een 'reconstructie' van de zeventiende-eeuwse gevel in de bovenbouw met daaronder een nieuwe functionele toegangspui. De hele gevel werd als een presentatie van de winkel opgevat. Er kwamen diepliggende entrees die het winkelende publiek naar binnen moesten loodsen.

In 1991 werd het gebouw door het college van B en W op de lijst van monumenten geplaatst.

In 2013 vond weer een verbouwing van de gevel plaats. Ook nu werd weer getracht de gevel te laten lijken een op een 'modern' 17e eeuws gebouw. Het beeldhouwwerk werd gerestaureerd en weer in z'n oude pracht hersteld.


Bronnen:
Leids Jaarboekje 1982, De restauratie van de gevel van het pand Breestraat 84, “van outs genaemt de Vergulde Druyff’ doch tegenwoordig bekend als “In den Vergulden Turk”, door Albert J. Elen
Wikipedia

Foto's: Hans de Sterke

Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. Zie verder colofon
kaart