Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Liste Civique 1811

  • Genealogie
  • Geschiedenis 1801-1900

Index. SAII 1301

Om de pdf te openen en/of downloaden klik op bovenstaande pijl. Na opening is het bestand met CTRL+F of CMD+F doorzoekbaar.

Index op de Liste Civique 1811

In 1810 werd het Koninkrijk Holland na de troonsafstand door koning Lodewijk Napoleon door zijn broer, de grote keizer Napoleon, gevoegd bij het keizerrijk Frankrijk. Dit had tot gevolg dat de wetgeving van het koninkrijk, nog maar pas met veel moeite een beetje geüniformeerd, volledig vervangen moest gaan worden door die van het keizerrijk. Het was uiteraard niet mogelijk alles in één klap te regelen, maar in een hoog tempo werden steeds meer wetten "executoir" verklaard, zodat ze ook in Holland gingen gelden. Een van de bekendste Franse wetten betrof de invoering van de Etat Civil, de Burgerlijke Stand, op de meeste plaatsen per 1 maart 1811. Maar verder kwam er een niet aflatende stroom van allerlei wetten en besluiten (decreten) uit Parijs of Den Haag. In Den Haag zetelde G. de Stassart, Auditeur au Conseil d'Etat, Baron de l'Empire, Chevalier de la Legion d'honneur et de l'Ordre du Mérite Civil de Bavière, Préfêt des Bouches de la Meuse, en deze stuurde in hoog tempo allerlei brieven met vragen en formulieren ter invulling. Er was bijna geen onderwerp te bedenken waar men in Den Haag geen belangstelling voor had. Overigens heeft deze correspondentie, die het uiterste van de stadhuisklerken gevraagd moet hebben, niet erg veel effect gesorteerd. Het is dat de periode van de inlijving bij Frankrijk te kort geduurd heeft om Holland met het keizerrijk gelijk te schakelen.

Kort voor 11 juli 1811 kreeg maire (burgemeester) D.M.G. Heldewier weer eens een brief uit Den Haag. Het was een gedrukte, want als de prefect De Stassart alle onder prefecten en maires in het departement van de Bouches de la Meuse (Monden van de Maas) wilde bereiken, was dit wel de meest efficiënte methode. In zijn brief van 27 juni schreef hij dat de bezorgdheid van Zijne Majesteit (Napoleon) zich niet alleen bepaalde tot het invoeren van de rechterlijke wetten en de staatsregelen van de rest van het keizerrijk, maar hij wilde ook dat de wetten over de constitutionele verkiezingen in werking gesteld zouden worden. De Stassart beval dan ook: "Gevolgelijk moet gij u zonder verzuim bezig houden met de daarstelling der lijsten der burgers uwer Gemeente. Die lijsten moeten aan het hiernevens gevoegde model gelijkvormig zijn. Het is niet altijd de woonplaats, welke de plaats van het politiek domicilium uitmaakt, maar die plaats alwaar men zijne politieke regten wil uitoefenen; dus hangt zulks af van den wil der persoon die ingeschreven wordt; edoch totdat den wil van zulk een persoon door een uitdrukkelijke verklaring bekend is geworden, kan men de woonplaats aanmerken als den plaats van het publiek domicilium".

Volgens een tiental artikelen van het Wetboek Napoleon moesten alle burgers die de ouderdom van 21 jaar bereikt hadden en niet uit hun burgerlijke of politieke rechten ontzet, op die lijst ingeschreven worden, zelfs als jongelieden van 21 jaar en ouder nog bij hun ouders woonden en niet zelf belastingen betaalden. Volgens een achttal andere artikelen van dat Wethoek moesten alle personen die tot lijfelijke straffen (gevangenisstraf e.d.) veroordeeld waren, niet ingeschreven worden, tenzij de straffen opgelegd waren i.v.m. misdaden "die den persoon niet onteeren". Kort voordien had Heldewier al uitvoerige lijsten met alle bajesklanten in 's-Gravenstein opgezonden, al snel daarop gevolgd door uitgebreide beoordelingen of er niet enige lichte gevallen losgelaten zouden kunnen worden.
Belangrijker was de bepaling dat niet ingeschreven mochten worden personen die wel in staat waren met werken de kost te verdienen, maar geen ambacht uitoefenden, geen middelen van bestaan hadden en geen voldoende borgen voor hun goed gedrag konden geven. Alle werklozen voor langere tijd, bedelaars en zigeuners zal men dus tevergeefs in de Liste Civique zoeken. Tenslotte mochten ook niet ingeschreven worden personen die failliet gegaan waren, alle loontrekkende bedienden en zij die in voorarrest zaten.

De bedoeling was dat de maire de lijst zou samenstellen en zodra dat gebeurd was, deze gedurende veertien dagen aangeplakt worden opdat degenen die hun naam misten dit konden melden. Wanneer de maire niet wist of hij iemand alsnog zou moeten toevoegen, kon hij dit aan de onder prefekt of de prefekt voorleggen. De vastgestelde lijst moest aldus aangevuld ingeleverd worden hij de onder prefekt. Van groot genealogisch belang was (achteraf gezien) de bepaling dat het niet voldoende was alleen de ouderdom van een persoon in te schrijven; "men moet den datum zijner geboorte invullen, om alle onzekerheden voor te komen". De Stassart besloot zijn brief met: "Gij zult, Mijneheeren, met de grootste zorgvuldigheid den inhoud dezer brief en de artikelen daarin uit het Wetboek Napoleon aangehaald, bestuderen, en gij zult U aanstonds met de daarstelling dier lijsten bezig houden. Dezelve moeten in orde en aangeplakt zijn den 15den julij, gesloten en geteekend den 31sten derzelven maand, en den 1sten Augustus aan de Onderprefekt ingezonden worden." Na lezing van "Ik heb de eer U met de meeste achting te groeten" zal Heldewier wel een diepe zucht geslaakt hebben. Toen de brief in de vergadering met zijn adjoinct maires (vergelijkbaar met wethouders) op 11 juli 1811 gelezen werd, was er wellicht al enig huiswerk verricht, want de notulen melden: "waarop gedelibereerd (overlegd) zijnde, is goedgevonden aan deze missive de noodige executie (uitvoering) te geven door de Heeren der respective Gebuurten bij eene aanschrijving van den navolgenden inhoud" opdracht te geven de lijsten voor hun buurt samen te stellen. Omdat ook de brief van de maire aan de 130 Heeren van de Gebuurten (de kleinste onderverdeling van de stad) het meest efficiënt gedrukt kon worden, is dat gedaan. In dit stuk drukwerk droeg de maire de Heeren op om mee te helpen met het opstellen van de burgerlijsten dezer Gemeente, met bepaling dat de lijsten, behoorlijk ingevuld, ter secretarie ingezonden moesten worden voor of uiterlijk op woensdag 17 juli. Al op de 15de juli maakte Heldewier bekend dat de Burgerlijsten zodra ze in orde gemaakt zouden zijn, in de Stadhuispoort aangeplakt zouden worden tot op 28 juli en dat degenen die wegens verzuim of abuis op de lijsten enige opmerkingen hadden, die tot 28 juli konden inbrengen ter secretarie op het Raadhuis "'s morgens van twaalf tot een uur, de zondagen uitgezonderd". Of daarvan echter veel gebruik gemaakt is, moet wel betwijfeld worden. Op 1 augustus schreef Heldewier aan Monsieur le Sous prefect dat hij de Liste Civique de cette Commune inzond, welke hij getracht had met alle nauwkeurigheid samen te stellen en geheel conform het toegezonden model.
Daarmee was een geweldig werk verzet in korte tijd. Of er ooit gebruik gemaakt is van deze Burgerlijst, is echter de vraag.

In het Stadsarchief berust (onder inv.nr. 1301) de Liste Civique, hoogstwaarschijnlijk een kopie van de aan de onder prefekt gezonden lijsten (of register). In de marge is hier en daar in lilliput lettertjes een nummering van 1 tot 130 aangebracht. Dit duidt aan in welke gebuurte (van de 130 volgens de regeling van 10 februari 1804) men woonde. De hele lijst telt 5721 namen, waarbij de nrs. 1 4077 onder Canton 1 vielen en van 4078 5705 onder Canton 2; Canton 3 (nrs. 5706 5721) betrof de oude stadsvrijheid, waarin vrijwel uitsluitend blekers woonden. Het hele register is gedateerd op 13 juli 1811, een datum die in de praktijk dus wat later moet liggen. Bij één persoon is genoteerd dat hij op 25 juli, dus nog vóór het afsluiten van de Liste, overleden was. Men zou verwachten dat er uitsluitend personen op voor zouden komen die geboren waren vóór 13 juli 1790, zijnde 21 volle jaren vóór 13 juli 1811, maar tegen 37 personen die tussen 1 januari en 13 juli 1790 geboren waren, staan toch nog 9 personen geboren tussen 13 juli 1790 en 31 december 1790 en zelfs vijf tussen 18 januari en 28 december 1791. Waarom de maire vooral de laatsten toch opgenomen heeft, is niet duidelijk.

Wel duidelijk is dat het op het Stadhuis aanwezige register nog jarenlang bijgehouden is. Bij menigeen staat de opmerking "décédé" en bij diverse steekproeven is inderdaad gevonden dat de betrokkene in 1812 of 1813 overleden was. Het register is zelfs nog ná de omwenteling bijgehouden, want de opmerking "overleden" staat zelfs bij prof. Hermanus Tollius, die eerst op 29 april 1822 te Leiden overleed. Maar dit zal wel een uitzondering geweest zijn. Aan de taal kan men dus zien of de aantekening in of na de Franse tijd gezet is ofschoon ook dat geen wet van Meden en Perzen is: bij de op 28 november 1813 overleden J.B. Neeb staat toch nog décédé. Bij anderen staat gekrabbeld "c. de dom.", hetgeen staat voor "changé de domicile", van domicilie veranderd. Dit kan betekenen dat men zijn politieke rechten elders wilde gaan uitoefenen, bijvoorheeld waar men zijn zomerverblijf hield. Om die reden zullen sommige rijke Leidenaars niet eens in de eerste lijsten opgenomen zijn. Van een aantal van de personen met deze letters achter hun naam kan inderdaad gevonden worden dat ze naar elders verhuisd zijn.

Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat de Liste Civique niets met dienstplicht of weerbaarheid te maken heeft, zoals nog wel eens verondersteld wordt, en waarom wèl heel exact de geboortedatum vermeld is, maar de geboorteplaats niet genoteerd is. Desondanks, en in gedachten houdend dat heel wat dienstpersoneel, werklozen en gevangenen niet in de Liste voorkomen, is dit een zeer waardevolle genealogische bron. In 1911 is dan ook tot indicering ervan overgegaan. De gegevens werden op stroken geschreven door A. Cartens, waarna W.P. van Rhijn ze in 1912 collationeerde en alfabetiseerde, volgens opgave 5721 stuks. Vervolgens werden de stroken opgeplakt en tot een boek gebonden. Dit gebeurde op een voor hedendaagse eisen wat al te eenvoudige wijze. Daarom is rond 1980 besloten de index over te typen, hetgeen een geweldige ruimtebesparing opleverde. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de alfabetisering op enkele het meest in het oog lopende plaatsen wat bij te schaven zo is de letter Z thans overal als S geïnterpreteerd en de ei en ij bij elkaar gebracht na de letter X. Dat houdt dus in dat de alfabetisering nog steeds niet perfect is, zeker niet alfabetisch fonetisch. Ook werden ettelijke namen ontdekt die op het eerste gezicht er vrij merkwaardig uitzagen. Bij contrôle bleek de lezing van dhr. Cartens altijd correct te zijn. Het oplossen van de verbasterde namen zou zoveel tijd kosten als het al zou lukken dat daarvan afgezien is. Toch bestaat de indruk dat met de aldus herziene index zeer goed te werken is.
De mogelijkheden van de computer hebben ertoe geleid dat de tekst in 1995 gescand is en daarna nog weer gecollationeerd. De kans dat er dus nieuwe fouten ingeslopen zijn, is wel heel klein te achten. Het origineel staat op microfiche (F 58 in lade 19).

Zie voor literatuur over de Liste of Registre Civique: J.L. van Zanden, 'De Registres Civiques 1811 (1812, 1813), Broncommentaren deel IV ('s-Gravenhage 1985) [Alg. Bibl. 9363 f; geplaatst op de studiezaal].
Ook wordt thans door de Ned. Genealogische Vereniging, met name de sectie rond het tijdschrift Gens Data, een project uitgevoerd om alle Registres of Listes Civique van heel Nederland te automatiseren en daarna beschikbaar te stellen.

Bron: Regionaal Archief Leiden, Stadsarchief van Leiden (Stadsbestuur (SA II)), nummer toegang 501A, inventarisnummer 1301. Liste Civique', lijst van mannelijke inwoners op 13 juli 1811 boven de 20 jaar, 1811.
kaart