Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Mans hand boven en Wyfshooft

  • Leiden
  • Geschiedenis 1601-1700
  • Geschiedenis 1801-1900
  • Gebouwen

Gevelteken Nieuwstraat 49


foto Stichting Industrieel Erfgoed Leiden (Stiel) 1981


foto Stiel 2007

bovenstaande foto's laten een andere kleurstelling zien (zie man's hand)


Rijksmonument nummer: 25230
Pand met smalle puntgevel met beeldhouwwerk Ao 1650 en oorspronkelijke kruisvensters. Aan weerszijden Dorische pilasters.

In één van de smalste gevels van de stad bevindt zich onder het raam van de eerste verdieping een gevelsteen, met in reliëf een vrouwenhoofd met het onderschrift
T WIJFSHOOFT en op de basementen van de pilasters ANNO 1650.


GT_1132 foto P. van der Vlist (2014)


foto W. Devilee (2012)

Boven de vensters van de eerste verdieping bevindt zich een zandstenen strek met een engelkopje en een festoen.


GT_2012 foto Stiel


In het bovenste gedeelte van de tuitgevel, boven het hijsluik, bevindt zich een gevelsteen met een hand, de palm naar voren gedraaid.


GT_1233 foto P. van der Vlist

Sedert vele jaren gaan er in Leiden diverse verhalen rond over dit pand aan de Nieuwstraat 49. Eén van de vertellers is J. le Francq van Berkhey in zijn "Ernstige en boertige vertellingen mijner jeugd" uit 1804. In dichtvorm vertelt hij het verhaal van een vrouw die door achterklap haar man diverse malen in diskrediet had gebracht. De man wilde een huis laten bouwen aan de Nieuwstraat maar vond het perceel te smal. Hoe hij ook pleitte voor de aankoop van een naastgelegen perceel: de vrouw stemde niet toe, dat zou teveel geld kosten. Uiteindelijk bedacht hij dat het bouwen in de hoogte niets zou kosten en liet een extra verdieping op het huis zetten, zonder medeweten van zijn vrouw. In deze verdieping liet hij de afbeelding van een 'mans hand' aan brengen. Iedere keer als de vrouw wilde kijven wees de man naar boven naar de hand, uiteindelijk bond de vrouw in en leefden zij nog vergenoegd en vreedzaam tot hun dood.

Omstreeks 1919 werd het verhaal weer iets anders verteld in het tijdschrift 'Buitenleven' van december 1919, opgetekend uit de mond van een Leidenaar, door de heer W.H. de Roos.
Het gaat als volgt: de poorter die hier deze gevel liet optrekken had een zeer ijdele vrouw. In huis was zij de baas en ze greep de gelegenheid van de nieuw te bouwen gevel aan om dit ook aan de buitenwereld te laten zien. In de gevel zou de beeltenis van de vrouw worden opgenomen en iedereen zou zien dat zij de baas was in huis. De man werd toen door zijn vrienden met medelijden bekeken en bespot. Hij nam wraak door zonder medeweten van zijn vrouw een gevelsteen met een hand aan te laten brengen boven het portret van zijn vrouw, 'Mans Hand Boven'. De boodschap was duidelijk: uiteindelijk was toch de man hier de baas.

Het pand waar dit verhaal betrekking op heeft is eeuwenlang het achterhuis geweest van een huis aan de Nieuwe Rijn (kad. 289 oud huisnr. 59). Dit pand stond bekend als Cromhout, genoemd naar de bakker die hier woonde Adriaan Meesz. Cromhout. Deze naam ging echter verloren met andere, volgende generaties. In 1650 woonde hier Jan Barendszoon van Lent met zijn vrouw Jannetje de Roy. Zij hebben rond 1650 dit smalle pand, dat het achterpand werd van hun woning aan de Nieuwe Rijn, laten bouwen. Jannetje was in deze tijd een jonge bakkersvrouw met drie kleine kinderen; zij zal waarschijnlijk weinig tijd hebben gehad zich bezig te houden met achterklap. Jan had de bakkerij, die toen bekend stond als de 'Byekorf', in 1649 overgenomen van bakker Van Toll.
Van Lent wilde door de afbeelding op de steen uiting geven aan het harmonieuze huwelijk dat hij met zijn “Huyswijf” (echtgenote) had. Helaas was het huwelijk van korte duur want in hetzelfde jaar overleed hij. Jannetje hertrouwde in december van datzelfde jaar met de Amsterdammer Anthony van der Piet.
De belangstelling van Le Francq van Berkhey valt te verklaren uit het feit dat zijn dochter Geertje 125 jaar later in het belendende pand aan de Nieuwe Rijn woonde.

Mogelijk is de steen met de hand pas in een latere periode in de geveltop geplaatst.
Soortgelijke afbeeldingen ziet men bij textielververs en zeepzieders.

In 1942 is tijdens een radiohoorspel het volksverhaal achter deze gevelsteen naverteld:
Twee echtgenoten krijgen ruzie over de bouw en uitvoering van een pand. De dominante vrouw krijgt uiteindelijk haar zin en haar beeltenis wordt in de gevel aangebracht. Om aan de buitenwereld toch zijn gezag te tonen liet haar echtgenoot in de geveltop een mannenhand aanbrengen. Hiermee gaf hij aan dat weliswaar de vrouw de baas in huis was maar dat toch altijd nog ‘’s mans hand daar boven stond'.

Stichting Diogenes schreef over Mans hand boven een stuk, dat u hier kunt lezen.

Bronnen:

Leids Volksleven, samengesteld door de commissie Volkskunde van de Vereniging 'Oud Leiden', Leiden 1953, "De legende van Mans Hand Boven", door A. Bicker Caarten en Mr. M. van Royen, blz. 68 en verder.
Pancras van der Vlist, Leidse geveltekens, 2009
Stichting Diogenes Leiden. 2017

Zie ook: Dirk J. de Vries, Gezichten op gevels van huizen 1400-1700, p. 43 e.v..; W Books 2022

Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, zie verder ons colofon.
kaart