Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Het gevelteken van het Heerenlogement

  • Leiden
  • Geschiedenis 1601-1700
  • Gebouwen

Gevelteken Nieuwstraat 4


GT_1525
't Heerenlogement

Als een van de voornaamste stedelijke gebouwen van Leiden heeft ook het Heerenlogement een gevelteken: een grote steen met de tekst 'T HEERENLOGEMENT. In dit pand op de hoek van de Nieuwstraat en Burgsteeg is nu een bibliotheek gevestigd, zodat het alleen nog de herinnering aan oude tijden vasthoudt, zoals ook de leeuw boven de poort ernaast (gebeeldhouwd door Rombout Verhulst) boven een lang geschiedkundig verhaal op rijm in het Latijn van de hand van Petrus Scriverius dat doet.

Op 24 april 1651 werd de Burcht met het aangrenzende terrein en de daarbij behorende of van het burggraafschap in het algemeen afgeleide rechten door de burggraaf, Claude Lamoraal prins De Ligne enz. enz., officieel overgedragen aan de stad Leiden voor de lieve som van ƒ 70.000.(1) Om dit geld – in munten, dus een zwaarwichtig kapitaal! – naar de woonplaats van de prins in Belloeil in Henegouwen te kunnen vervoeren, moest zelfs een vrijgeleide van de Staten van Holland aangevraagd worden(2), maar het is toch ter bestemder plaatse aangekomen.
Als men gedacht heeft dat het stadsbestuur daarna tevreden op zijn lauweren zou gaan rusten, is men er wel naast. In die tijd werden alle plannen groots aangepakt, en hoewel er lijfrenten verkocht moesten worden om aan het benodigde kasgeld voor deze grote financiële transactie te komen(3), de situatie laten zoals die was zou beneden de waardigheid en eer van de stad (die maar wat trots was op de verworven waardigheid van het burggraafschap) geweest zijn. Doch in deze plannen werd men gehinderd door het feit dat het Burchtterrein reeds voor negen jaar verhuurd was, en wel aan Pieter de Grient voor ƒ 600 per jaar. Deze huur was op 22 februari 1649 ingegaan(4) en zou dus nog lopen tot 21 februari 1658. De Grient had de beschikking over de Burchtheuvel met de daarop groeiende fruitbomen en het huis onder aan de voet (ongeveer waar nu het binnenplein en de fonteinkamer zijn), dat als herberg gebruikt werd, maar moest al het onderhoud zelf bekostigen. De stad probeerde nu met deze De Grient, die het huis op een beetje onduidelijke wijze van de prins De Ligne overgenomen had, tot een akkoord te komen. Er zou een nieuw huis annex herberg op kosten van De Grient en naar plannen van stadsarchitect Arent van ’s-Gravesande (de bouwmeester van o.a. de Lakenhal en de toen net gereedgekomen Marekerk) gebouwd worden. De Grient eiste echter een zeer langlopend huurcontract en nog andere rechten; de stad bood aan de fundering en kelders te zullen bekostigen, een aanzienlijke ingang aan de Nieuwstraat te maken en alle door de stad te houden openbare verkopingen en verhuringen in De Grients nieuwe herberg te houden.(5) Waarom de onderhandelingen afgesprongen zijn is niet bekend, misschien door de dood van De Grient, die op 6 januari 1656 overleden was(6), mogelijk als gevolg van de in 1655 zeer hevig gewoed hebbende pestepidemie. Uit de inventaris van zijn nagelaten bezittingen blijkt dat zijn herberg hem geen windeieren gelegd heeft: naast een welvoorziene porselein- en zilverkast bezat hij zeer veel schilderijen, o.a. van de Leidse schilders Jan van Goyen, Quirijn van Brekelenkam, Jacob van Swanenburch (een leermeester van Rembrandt), Pieter Vromans en Cornelis van Swieten.(7)
Zijn zonen Adrianus en Dirck waren nog slechts twaalf en negen jaar oud, zodat zij het bedrijf niet konden voortzetten, en de weduwe hertrouwde zeer spoedig met de timmerman (dus niet herbergier) Dammas van Bekesteyn, zodat de huur van het Burchtterrein met herberg – met toestemming van het stadsbestuur – op 26 januari 1657 overgedaan werd aan Aernout Eelbrecht, tot dan toe waard in de herberg “Cronesteyn’.(8) Deze huurde tot 22 februari 1658 op het oude contract, maar kon toch nog op 5 november 1657 voor een jaar verlenging bedingen tegen een verhoogde prijs van ƒ 625.(9)
Op 10 januari 1658 waren de plannen blijkbaar zo ver gevorderd dat het besluit kon vallen om twee percelen ten noorden van de (toen nog zeer smalle) toegang tot het Burchtterrein vanaf de Nieuwstraat aan te kopen, een om voor verbreding van die toegang te dienen en een om als herberg gebruikt te worden.(10) De officiële overdracht van deze percelen volgde op 13 mei 1658 door de verkopers Pieter Herrewijn, glasverkoper, voor ƒ 3.950 en overname van een hypotheek van ƒ 6.000, bestaande uit een groot huis vanouds genaamd “Den Burcht”, een klein huis en drie kleine huisjes daarachter, en de erfgenamen van Hans Ravens voor ƒ 12.500, waarvan ƒ 2.000 contant te betalen en de rest op hypotheek af te lossen, voor een ander huis.(11) Op 9 maart 1659 werd een contract gesloten met Jan Davidszoon de Maerschalck, goudsmid, die het huis links van de toegangspoort in de Burgsteeg bezat. Hij stond toe (misschien is het beter te zeggen: hij werd gedwongen toe te staan) dat zijn huis voor een groot deel gesloopt werd en volgens plannen van architect Willem van der Helm weer opgebouwd in de vorm van een gotische toren.(12) Hoewel de beroemde Pieter Post ook plannen voor een representatieve toegangspoort inclusief dit huis ontworpen heeft (13), is uiteindelijk voor dit onderdeel een van de plannen van Van der Helm uitgevoerd. Het natuursteenwerk van deze poort werd op 23 juli 1658 voor ƒ 500 aan de steenhouwer Willem Wijmoth aanbesteed; het gedeeltelijk afbreken en veranderen van de op de plaats van het Logement gestaan hebbende school en washuis werd op 20 juli aan metselaar Gillis Houcke voor ƒ 262 en aan timmerman Jan Bruyn voor ƒ 73 aanbesteed, terwijl timmerman Dammas van Beeckesteyn een nieuwe galerij voor ƒ 170 moest bouwen. Op 26 juli werd het metselwerk van de poort voor ƒ 400 aanbesteed aan Gerrit Harmenszoon van Aerdenstoff en het binnenwerk van het Logement aan timmerman Willem van der Helm voor ƒ 150.(14) Boven de poort werd een steen met de namen van de burgemeesters uit 1657 aangebracht en het in steen gehouwen gedicht over de Burcht van Petrus Scriverius (“Burgi Prosopoeia” enz.), dat al in 1651 of 1652 gemaakt zal zijn en toen in steen gehouwen, gezien de betaling van ƒ 25 aan Pieter, de zoon van Arent van ’s-Gravesande, op 3 mei 1653 voor zijn grote moeite “in het schrijven ende dickmaels herschrijven van de lettren van het monument, ‘twelck op den Burch sal werden gestelt, soo op het papier als op de steen selffs off daerinne gegraveert te werden.”(15) Ook kwam hier nog bij de door Rombout Verhulst gemaakte leeuw.(16)

Is het Heerenlogement dus in 1658 niet geheel nieuw gebouwd, maar uit zwaar verbouwde bestaande gebouwen samengesteld, ook in later tijden is er zeer vaak aan het gebouw, en met name in het interieur, verbouwd. Een oorzaak vond dat o.a. ook in het feit dat er twee functies in het complex gecombineerd werden: venduhuis en hotel. Reeds in het nieuwe huurcontract met Eelbrecht, op 22 februari 1659 voor 6 jaar en 3 maanden aangegaan tegen een huursom van ƒ 1.200 per jaar, belooft de stad om een stal voor zes paarden te bouwen en dat alle verkopingen van onroerende goederen door de stad te houden, hier plaats zullen vinden(17), waarna op 16 september 1660 besloten werd om ook alle verkopingen waarin de Weeskamer (een stedelijke instelling) een rol speelde, daar te houden.(18) Van lieverlee is het Heerenlogement het enige venduhuis in Leiden geworden.

In 1692/93 werd op de Vismarkt een fontein gerealiseerd, waartoe op de Burchtheuvel waterreservoirs aangelegd werden. Om het water uit het Burchtgrachtje, overigens gefilterd met behulp van een grote waterkelder in de voet van de heuvel, naar boven te pompen, werd een paardenmolen gebruikt. Hiertoe werd de bestaande paardenstal sterk uitgebreid danwel geheel vernieuwd. Dit is het pand dat na ingrijpende restauratie restaurant Het Koetshuis genoemd werd. Enkele details wijzen nog op de vroegere functie voor het stallen van paarden en koetsen.
Om het bezoek aan het openbare plein aan de voet van de Burchtheuvel nog aan te moedigen, vond de pachter (kastelein) van het Heerenlogement het wel aantrekkelijk om een fontein bij dat plein te bouwen, dus tussen de toegang tot de trap en het gebouw dat recht tegenover de ingang vanaf de Nieuwstraat staat. Dat is tot de dag van vandaag in gebruik voor vooral de dorstige bezoekers van het plein en ging vanwege de fontein al snel Fonteinkamer heten; thans staat het bekend als Sociëteit/Grand Café De Burcht. Op 9 februari 1747 dienden stadsmeestertimmerman Pieter van Drongen en stadsmeestermetselaar Jacob van Werven een advies daarover in. Zo moest er een bestaande pomp weggebroken worden en waren er heel wat bijkomende zaken, terwijl het maken van de waterkom en fontein op ƒ 250 geraamd werd. Op 18 maart gingen de Burgemeesteren ter plaatse inspecteren en besloten dat de investering van ƒ 551 gerechtvaardigd was en accepteerden het aanbod van de kastelein om meer huur te gaan betalen.(19) Dit kleine maar fraaie fonteintje werd rond 1800 weer weggebroken.
Als hotel was het ook zeer belangrijk. Vele belangrijke personen hebben er gelogeerd. In 1770 werd het genoemd ‘de deftigste en beroemdste herberg van de stad, waar ook openbare verkopingen van huizen, landerijen en schuldbrieven werden gehouden’. Het complex werd voor deze functie wel vaak verbouwd. Zo werd bijvoorbeeld in 1762 de kamer naast de Fonteinkamer tot de hoogte daarvan opgetrokken en in 1849 werd dit gebouw nogmaals ingrijpend verbouwd.(20) Het complex werd toen ook voor culturele activiteiten gebruikt; zo was hier het onderkomen van een rederijkerskamer, met leden als Nicolaas Beets en François HaverSchmidt (alias Piet Paaltjens). In 1888 werd het Logement grondig onderhanden genomen(21), waardoor een eigen theaterzaaltje ontstond, waarvoor een gedeelte van de binnenplaats moest wijken. In 1932 ten slotte werd het Logement, waar de notarissen en hun venduhuis toen al uit vertrokken waren, nogmaals ingrijpend verbouwd, evenals de Fonteinkamer, die bij het pand Nieuwe Rijn 20, hotel “De Korenbeurs”, getrokken werd.(22) Toen dat later door de gemeente afgestoten werd, bleef de Fonteinkamer eigendom van de gemeente. In de vleugel aan het Burchtpleintje waren vooral horecagelegenheden gevestigd, met name Hotel Den Burcht, met de Jacobazaal voor vergaderingen, lezingen en zelfs dansen, en gedurende een korte tijd zelfs een dancing Het Zeepaardje, en De Kleine Burcht. Door de grote restauratie van rond 1980 (begonnen in juni 1976, maar gehinderd door een brand op 15 september 1976) door het architectenbureau Van der Sterre-Peetoom en de inrichting tot Openbare Bibliotheek (thans BenC) heeft het Heerenlogement een goede bestemming gekregen. De officiële heropening door koningin Beatrix vond plaats op 11 juni 1981.


GT_1817 foto J. Hartstra
In het timpaan van de meest rechtse dakkapel van het Heerenlogement, gezien vanaf het Burchtplein, staan de letters JJ en Renovatum 1976-1981. Dit zijn de initialen van Jan Jessurun, de toenmalige hoofddirecteur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, die zich zeer ingespannen heeft om de restauratie en inrichting tot bibliotheek te realiseren. Uit erkentelijkheid mocht hij bij de officiële start van de restauratie op 23 juni 1976 een bord vasttimmeren met zijn initialen daarop geschilderd, en Renovatum 1976-19.. (het eindjaartal werd dus opengelaten). Op 17 september 1981 bij de afsluiting van de restauratie door hem is het eindjaartal ingevuld.



NOTEN:
1. Archieven van de Stadsheerlijkheden en Vroonwateren (verder te noemen S.H.V.) inv.nr. 939b fol. 1 e.v.
2. S.H.V. inv.nr. 930d.
3. Stadsarchief 1575-1816 (verder te noemen SA II) inv.nr. 481, Vroedschapsboek V fol. 76v., 18 april 1651.
4. S.H.V. inv.nr. 953a.
5. S.H.V. inv.nr. 954a en Prentverzameling cat.nr. 18550.
6. Archief Weeskamer, boedel 1391 sub d; hernummerd in inv.nr. 6049.
7. Archief Weeskamere, boedel 1391 sub d, h, i en m; hernummerd in inv.nrs. 6046-6060.
8. S.H.V. inv.nr. 939b fol. 47.
9. S.H.V. inv.nr. 939b fol. 50.
10. S.H.V. inv.nr. 939b fol. 53v.
11. SA II inv.nr. 3, Privilegeboek F fol. 12 e.v.
12. S.H.V. inv.nr. 955.
13. Bijlagen bij de rekening van de tresorier-ordinaris 1659, zie J.J. Terwen, ‘Pieter Post stuurt een declaratie aan de stad Leiden’, Uit Leidse bron geleverd (Leiden 1989) 383-391, en J.J. Terwen en K.A. Ottenheym, Pieter Post (1608-1669) architect (Zutphen 1993) 195-197.
14. SA II inv.nr. 1393, Verhuringen en Bestedingen M fol. 212 e.v. (met onderbrekingen).
15. SA II inv.nr. 5031 fol. 31.
16. M. van Notten, Rombout Verhulst, beeldhouwer, 1624-1698 (’s-Gravenhage 1907) en Stefan Glasbergen, Rombout Verhulst 1624-1698. Beeldhouwer in de Lage Landen (Zwolle 2024) 166-169.
17. S.H.V. inv.nr. 939b fol. 55.
18. S.H.V. inv.nr. 939b fol. 58.
19. SA II inv.nr. 203, Notulen ter Burgemeesterskamer 1746-1747 p. 320-321.
20. S.H.V. inv.nr. 954b.
21. Prentverzameling cat.nr. 18563.
22. Prentverzameling cat.nr. 18564.


Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, auteur P. de Baar. Voor meer informatie of contact met de commissie raadpleeg ons colofon.
Eventuele aanvullingen voor dit verhaal kunt u sturen naar geveltekens@oudleiden.nl
kaart