Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Maar u bent wel groot geworden over de ruggen van de arbeiders”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw B. de Bruijn op 8 november 2016

Verzuiling
Als kind van de verzuiling groeide mevrouw De Bruijn op in een socialistisch milieu. Een ‘net arbeidersgezin’, volgens mevrouw De Bruijn. Haar vader was garagechef bij Het Motorhuis en het gezin woonde boven de showroom aan de Rijnsburgersingel.
1933 Garage Het Motorhuis Morssingel:bc69f4f4-26bc-11e3-9803-3cd92befe4f8
Mede vanwege zijn vriendelijke karakter ontving haar vader vaak fooien van klanten. Zo ook van conservenfabriek Nieuwenhuis; in de zomer een doos limonade en in de winter ingemaakte groenten en fruit. Die jaarlijkse leveringen hielden direct op nadat haar moeder de directeur van de conservenfabriek tijdens een receptie voorhield dat hij wél rijk geworden was over de ruggen van zijn arbeiders! Ook op andere gebieden was de verzuiling present. De radio stond alleen maar afgestemd op de VARA. Op zondagmorgen begon de uitzending met het kraaien van de haan. Het geloof speelde nauwelijks een rol. Spelen met katholieke kinderen mocht niet. Die waren immers niet te vertrouwen.

De Tweede Wereldoorlog en de oorlog in Indonesië
Het bombardement op het Leidse station beleefde mevrouw De Bruijn in de woning aan de nabijgelegen Rijnsburgersingel.

1938 Showroom Het Motorhuis Rijnsburgersingel - nu De Bruine Boon ©HVOL
Bij luchtalarm schuilde het gezin aanvankelijk in de nog aanwezige auto’s in de showroom beneden (men achtte de auto’s daarvoor sterk genoeg) maar later was het de strategie om zo hoog mogelijk in huis te schuilen. Dan kon men je later makkelijker vinden mocht het huis toch nog instorten. Mevrouw De Bruijn zat dus tijdens het bombardement op de bovengang en werd flink heen en weer geslingerd. Wonderlijk genoeg had de woning geen schade! Wel lag er naast het huis een blindganger waardoor het gezin korte tijd geëvacueerd is geweest.

Angst en honger heeft het gezin ook gekend in de Hongerwinter. Hoewel Het Motorhuis al enige tijd gesloten was, wist haar vader op een avond daaruit nog diverse zachtboard platen voor brandstof mee te nemen. De volgende morgen bleek dat hij in de sneeuw een opvallend spoor van houtvezels had achtergelaten. Gelukkig werden ze net op tijd door een kennis gewaarschuwd en wisten ze de sporen in de sneeuw tussen de garage en hun voordeur snel te verwijderen. Honger was er ook, want mevrouw De Bruijn kent de weeïge smaak van tulpenbollen.

Ook de koloniale oorlog in het voormalige Nederlands-Indië ging niet ongemerkt aan het gezin voorbij. De oudere broer van mevrouw De Bruijn vervulde zijn dienstplicht in Indië. Net voordat hij bevorderd zou worden tot korporaal raakte hij zwaargewond. Met een schedelbasisfractuur en halfzijdig verlamd keerde hij terug naar Nederland. De bevordering ging niet door en hulp vanuit het leger om het leven weer op te pakken kwam er niet. Wel ontving hij een onderscheiding die hij altijd droeg.

Opvoeding en vrije tijd
Zoals gezegd groeide mevrouw De Bruijn op in een net arbeidersgezin. De mores waren streng. Volgens mevrouw De Bruijn zelfs strenger dan in beter gesitueerde milieus want er moest altijd erg opgelet worden of je wel correct was. Dus altijd nette kleding aan en tegen iedereen werd u gezegd.
Beatrix de Bruijn als meisje:
Hoewel geld niet het probleem was mocht mevrouw De Bruijn tot haar verdriet niet op pianoles. Dat vond haar moeder niet nodig. Ze mocht wel op een zwemclub. Samen met haar buurmeisje ging ze met de gele tram naar De Overdekte aan het einde van de Haarlemmerstraat. Daarvoor kreeg ze twee dubbeltjes, voor de heen- en terugreis. Dikwijls liepen ze en kochten ze er zoute drop voor. Met de blauwe tram gingen ze in de zomer wel eens naar Noordwijk. De tram zat op de terugweg dikwijls overvol en de metalen emmers en schepjes schuurden dan lelijk tegen je benen! Op vakantie ging men doorgaans niet. Mevrouw De Bruijn herinnert zich één vakantie in Katwijk. In de Voorstraat werd voor een week een huis gehuurd. De eigenlijke bewoners woonden dan met hun kinderen gedurende de vakantieperiode in de krappe schuur in de achtertuin.

Scholing en werk
De lagere school stond op de hoek van de Rijnsburgersingel en het Schuttersveld. Op een dag werden de kinderen daar bijgepraat over ‘het negerschap’. Een zwarte meneer uit Suriname verscheen in de klas bij juffrouw Meijer. Iedereen mocht raden welke kleur zijn bloed had.
Naar de HBS mocht mevrouw De Bruijn niet. Vermoedelijk vanwege de vrees van haar moeder dat ze dan in hoger gesitueerde milieus terecht zou komen. Het werd dus de MULO aan de Pieterskerkgracht. Ze slaagde er met vlag en wimpel. Secretaresse, dat moest ze maar worden vond haar moeder. Zelf gruwde ze bij het idee en het lukte haar om op de Analistenschool te komen in de Hugo de Grootstraat. Ze vond daar ook werk. En haar echtgenoot. Haar inmiddels overleden man wilde graag snel kinderen. Dus werd er getrouwd. Maar daarmee verloor ze ook haar baan. Conform de tijdgeest wachtte haar het moederschap en het huishouden.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart