Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Ik ben er tevreden mee, het kon niet anders

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw M. Hoogeveen-Gieling op 3 februari 2015

Mevrouw Hoogeveen-Gieling is in 1927 in Beverwijk geboren en via Wageningen, Amersfoort en Nijmegen op haar negende jaar met het gezin in Leiden terechtgekomen. De stad waar haar ouders zijn getrouwd en hun eerste woning hadden. Ze kwamen op een bovenhuis in de Hoefstraat terecht. De moeder van mevrouw Hoogeveen was Leidse. Haar vader vond het wonen in de stad een ramp, want hij kwam uit de bossen van Gelderland. Hij was als sigarenmaker opgeleid in de fabriek van zijn oom en deed dat werk ook in Leiden, bij de firma Wijtenburg aan de Zijlsingel, tegenover de Meelfabriek.
cd7431e2-26bc-11e3-a880-3cd92befe4f8
Sigarenfabriek Fa. Wijtenburg "De Edelachtbare"

Mevrouw Hoogeveen trouwde toen zij 23 was en is op de Morsweg 2 gaan wonen, op kamers bij haar schoonmoeder, die weduwe was. Een groot wit huis met een tuin ervoor, tegenover de voormalige kazerne.

De Hoefstraat was een gezellige straat, waar mevrouw Hoogeveen nog graag doorheen fietst. Ze woonden daar prettig, alleen wel boven op elkaar met vijf kinderen in die bovenwoning. Ze had een leuke jeugd en was lid van verschillende verenigingen, zoals de zangvereniging, de gymnastiekvereniging en de padvinderij. Ze zat op het Plantsoen op de lagere school, waar ze na het laatste jaar moest blijven omdat ze met haar elf jaar te jong was om van school te gaan. Ze kwam van school toen ze dertien was en is nog een tijd naar de huishoudschool geweest, waar ze door de omstandigheden in de hongerwinter van af moest. Na de oorlog heeft zij nog wel diploma’s gehaald, zoals voor typen en steno.

NOOIT RUZIE GEWEEST
Tijdens de oorlog hebben haar ouders twee gezinnen in huis genomen. Het waren vrienden uit Wageningen en Arnhem, die moesten evacueren. Ze zijn met hun hele ‘hebben en houwen’ op een karretje naar Leiden gelopen. Mevrouw Hoogeveen heeft toen grote bewondering voor haar ouders gekregen. “Er is nooit ruzie geweest. Moet je je voorstellen, komen daar twee getrouwde stellen bij, allebei met twee kinderen. We zaten dus met twaalf mensen in die krappe bovenwoning. Mijn oudste zus was intussen getrouwd en het huis uit. En er is nooit, nee, nooit ruzie geweest. En dan moet je bedenken, dat mijn moeder dat allemaal maar in goede banen moest leiden”.

Het was omstreeks 1944 en in de hongerwinter. Haar getrouwde zus kwam nog wel bij haar ouders eten. Er werd op de sigarenfabriek niet meer gewerkt en alleen haar vader kon op eten uit, want hij was te oud voor de arbeidsinzet in Duitsland. De twee vaders en twee zoons van de gezinnen uit Wageningen en Arnhem waren namelijk ondergedoken, omdat ze niet in Duitsland te werk gesteld wilden worden. Mevrouw Hogeveen moest van de huishoudschool af om net als haar vader op jacht te gaan naar eten., want haar broers waren wel naar Duitsland en de andere kinderen waren nog te jong. Haar vader ging op de fiets en was een week van huis. Zij ging naar de boeren in de buurt. ”Ik ben er tevreden mee. Het kon niet anders”, zegt mevrouw Hoogeveen daarover.

ALS DE DROMMEL NAAR HUN SCHUILPLAATS
Ze zaten op een keer net met z’n allen aan tafel toen de Duitsers binnenvielen, op zoek naar onderduikers. De mannen en jongens moesten als de drommel naar hun schuilplaats boven een kast. “Nou ja, dat was zenuwslopend. Ze hebben het hele huis doorzocht en niks gevonden. Toen ze weg waren zaten we nog met z’n allen na te trillen. Begrijpelijk want we moesten ook nog snel alle eetgerei van tafel wegstoppen. Het waren hele nare tijden. We hebben ook wel mensen van de ondergrondse in huis gehad, die heel onvoorzichtig waren. Dat ik een keer thuis kwam en er een zak in de gang stond, waar een geweer in zat. Het was van de zoon van observator Hins van de Sterrewacht. Ik heb mijn vader nog nooit zo boos gezien. Hij zegt tegen die knul: “Weet je wel waar jij ons aan blootstelt? Toen nam ie heel gewoon, heel nonchalant die zak op zijn rug en ging daar mee naar huis. Gewoon overdag…..”

WAAKTE OVER ZIJN DOCHTERS
Mevrouw Hoogeveen heeft haar echtgenoot leren kennen tijdens een van de straatfeesten die na de oorlog werden georganiseerd. “Ik mocht daar in eerste instantie niet naar toe van mijn vader, want die waakte over zijn dochters”. Maar het is wel gebeurd en ik moest om tien uur thuis zijn. Er was muziek en er werd gedanst en daar wilde je allemaal naar toe. Maar ja, ik was in die tijd nog maar een kind. Wat was je, wat had je toen nog helemaal meegemaakt? Je wist van niks. Ik was altijd thuisgehouden. Het is nog goed afgelopen”, zegt ze lachend. Na een jaar hebben ze zich verloofd, maar moest ze nog steeds om tien uur thuis zijn.

Haar man heeft 35 jaar bij de Leidse schouwburg gewerkt, eerst als toneelmeester en bedrijfsleider en de laatste vijf jaar als directeur. Daarvoor was er veel wisseling van de wacht, omdat de directie een aantal keren in opspraak is geweest. Hij ging met vervroegd pensioen toen de schouwburg werd verbouwd.
De Leidse schouwburg vóór de verbouwing in 1974 b51859ac-26bc-11e3-9eb3-3cd92befe4f8
Het echtpaar woonde eerst aan de Vondellaan en later in Voorhout, waar ze 28 jaar hebben gewoond. Mevrouw Hoogeveen wilde graag terug naar Leiden, en als haar man gezond was gebleven, waren ze nooit uit Voorhout weggegaan. “Want hij had het daar zo naar zin. Hij had paarden, schapen, geiten. Hij had kippen. Hij had bokken. Hij had graag boer willen worden. We hadden heel veel grond, wel 3000 vierkante meter. Dus er was ruimte genoeg. Nou, en toen is mijn man gaan sukkelen en zijn we verhuisd…”. Het huis werd te groot en de tuinman haakte ook af omdat hij te oud werd. Zij hebben toen het huis verkocht en kwamen in de flat aan de Plantijnstraat te wonen[Cronestein]. Ik vond dit altijd zo’n vreselijke flat. Ik moet er eerst niet aan denken in die blokkendoos”. Maar ze had er al veel vriendinnen van de UVV (Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers) wonen en die hebben haar overgehaald. “Ik heb er geen spijt van, nee, ik heb er geen spijt van”.

ALTIJD IEDEREEN HELPEN
Mevrouw Hoogeveen is niet alleen in het UVV actief geweest, maar was ook 25 jaar verbonden aan het Rode Kruis. In het UVV had zij een eigen gehandicaptensoos, waarvan ze er in heel Zuid-Holland nog een aantal heeft opgericht, samen met Harry Bonda, van het veevoederbedrijf.

Nog steeds wil mevrouw Hoogeveen iedereen helpen. “Ik moet het een beetje afhouden, want soms gaat het een beetje ver en kan ik het gewoon niet meer. Maar als het nodig is, breng ik bij iedereen een hapje eten. Veel mensen kunnen zelf niet koken en hebben ook geen kinderen. Dan denk ik al snel dat iemand niets heeft. Nou dat doe ik dan…”. Terugkijkend kunnen we constateren dat het helpen van anderen de rode draad is geweest in het leven van mevrouw Hoogeveen.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Van dit interview is op 13 juli 2017 een artikel in het Leidsch Dagblad verschenen.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart