Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Beste herinneringen aan het weeshuis

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer L.C.P. Overdevest op 12 januari 2015

De heer L. C.P. Overdevest is in mei 1943 in een huis op de Kaiserstraat geboren, waar zijn vader een kapperszaak had. Hij was de jongste van zes en heeft drie zussen en twee broers. Zijn grootvader was melkboer en vader Overdevest moest van hem melk halen bij Duynisveld in Voorschoten, waar hij zijn vrouw ontmoette, die boerendochter was.

De moeder van de heer Overdevest werd ziek bij zijn geboorte en overleed in 1946. Al als baby werd hij ondergebracht bij de Sint Margarita van Cortonastichting (later FIOM). Daarna werd hij in het R.K. Wees- en Oudeliedenhuis (later St. Maarten geheten) aan de Sint Jacobsgracht in Leiden geplaatst. Uiteindelijk kon vader Overdevest het gezin niet meer bij elkaar houden en belandden alle kinderen in dat weeshuis. In 1953 trouwde vader opnieuw en kwamen de kinderen bij hun vader en stiefmoeder te wonen.
De heer Overdevest heeft de beste herinneringen aan het weeshuis. Hij wist dan ook niet beter, want hij had tot zijn tiende nooit een thuissituatie gekend.
Binnenplaats weeshuis aan de St. Jacobsgracht
Het weeshuis werd geleid door nonnen en de dagen kenden een vast patroon. Je stond om zeven uur op om je vervolgens met z’n allen aan de wasbakken te wassen. Daarna ging je van halfacht tot acht naar de kerk, dan eten en naar school. En zomers moest je ook nog een kwartiertje vlooien zoeken in de grote slaapzaal, waar zo’n vijftig bedden stonden.
Op de St. Jansschool aan het Rapenburg 48, de lagere school, ging hij het eerste jaar voorwaardelijk over en dat vonden de nonnen kennelijk niet goed. Daarom kreeg hij twee jaar bijzonder lager onderwijs in het St. Lidwinahuis aan de Zoeterwoudse Singel om vervolgens aan de Breestraat naar school te gaan.

Stro van servieszaken
Op zijn tiende jaar vertrok de heer Overdevest uit het weeshuis en ging weer thuis wonen. In het weeshuis had hij geen taken, maar dat werd wel anders toen hij bij zijn vader en stiefmoeder in de St. Jorissteeg kwam. ’s Ochtends moest hij eerst brood halen bij een oom die bakker was aan de Pasteurstraat, bij het slachthuis. Als die oom geen brood had, gingen ze naar de coöperatie Vooruit aan de Korevaarstraat, waar na tienen goedkoop brood werd verkocht. Voor andere boodschappen werd hij overal naartoe gestuurd waar aanbiedingen waren, afstand maakte niet uit.”
Ook moesten ze voor de konijnen zorgen, waarvoor ze paardensla plukten op de Witte Singel tegenover het Leidsch Dagblad. “Enkel paardensla, want daar krijg je de lekkerste konijnen van. En ’s winters, dan gingen we naar de veiling, waar nu de Veilingkade is. Daar lagen groenteschuiten waar de groenteboeren oude troep in gooiden en dan zochten we daar eten voor de konijnen. En wat nog goed was, aten wij zelf op.”

Koekjes stapelen en eten
Op enig moment werd zijn broer bakker bij Van Rijnswou aan de Herenstraat en ging hij mee naar die bakkerij om koekjes te stapelen en te eten. Van Rijswou zag wel wat in hem en zo werd Overdevest ook bakker.
Hij bezorgde aanvankelijk ook, met een mandje achterop de fiets bij klanten die uit de wijk waren verhuisd. “Toen was het zo dat als de klant verhuisde, de bakker meeverhuisde.”
Later kreeg hij een motorbakfiets. “Ik ging om zeven uur de bakkerij in en vanaf tien uur reed ik tot een uur of twee mijn wijk. Dan schaften en daarna nog tot zeven uur ‘s avonds de bakkerij in.”
’s Zaterdags begon hij ’s nachts om twee uur en dan tot zes uur ’s avonds, aan een stuk door. En met Kerstmis ook. “En de dag voor kerst stond je om vijf uur op en de andere dag om negen uur ’s avonds was je klaar.” Toen hij 37 jaar was, was het afgelopen met de wijkbezorging en werkte hij alleen nog in de bakkerij.

Lopend uitgaan
” Zijn vrouw heeft Overdevest tijdens het dansen leren kennen. “In het Zeepaardje, dat was in De Kleine Burcht op de Nieuwe Rijn, schuin tegenover de Korenbrug. Daar traden bandjes op.”
Ze trouwden toen hij 27 was en zij 24 en waren de eerste maanden alleen in het weekend bij elkaar. “We kregen pas na een half jaar een huis in de Celebesstraat in de Kooi van een weduwnaar die een vrouw aan de haak had geslagen. Hij had zijn huis niet meer nodig en wij konden het huren voor 125 gulden in de maand. Zelf betaalde hij er ongeveer 35 gulden per maand voor.” Later zijn ze naar de Johannes Poststraat bij de Vijf Meilaan verhuisd.
Omdat hij ’s middags niet werkte, had hij alle tijd voor een volkstuin bij Roomburg, waar hij inmiddels bijna veertig jaar zit. “Ik heb veel contacten op de tuin, want ik lul met iedereen!”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart