Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Alles op het gehoor

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer A.J. Coster op 15 november 2016

De heer A.J. Coster is op 7 mei 1940 in het Elisabethziekenhuis aan de Hooigracht geboren. Na drie dagen brak de oorlog uit en gingen moeder en kind op de fiets naar huis, want alle patiënten die mobiel waren, moesten vertrekken. Zijn ouders woonden toen in de Poelgeeststraat, een straatje in de Maredijkbuurt in Leiden. Zijn ouders hebben niet meer kinderen gekregen.

Hij heeft de oorlog niet bewust meegemaakt, maar weet nog goed dat zijn vader terugkwam na vijf jaar in Duitsland te hebben gezeten. “We woonden intussen in de Parkstraat, in de Kooi zeg maar. Hij kwam thuis en mijn moeder vertelde dat hij mijn vader was. Ik keek hem aan en zei: “Dag meneer”.
Toen zijn vader in Duitsland zat, had zijn moeder werkhuisjes om de huur en eten te kunnen betalen. Ook werden ze wat geholpen door familieleden. Zijn vader heeft de tewerkstelling in Duitsland overleefd, maar hij heeft het er nog wel moeilijk mee gehad. Dat had ook wel invloed op het gezin, maar is in de loop der jaren gesleten. “Ja, we moesten gewoon verder; er was geen andere keus.”

Spruiten in zijn broekzak
De heer Coster zat op een kleuterschool om de hoek van de Kooi op de Herensingel, de Christelijke Fröbelschool, later Prinses Beatrix-school. Aan het hoofd stond juffrouw De Rave. Zijn moeder maakte die school schoon en als zij daar werkte, at hij bij juffrouw De Rave die om de hoek van de school op de Herensingel woonde. Daar kreeg hij spruitjes, waar hij nog steeds niet van houdt. Die at hij niet op, maar stak ze in de zak van zijn korte broek.
’s Morgens zag zijn moeder dat, maar kon er geen spruiten meer in herkennen. Toen het uitkwam en zij het aan de juffrouw vertelde, leidde dat natuurlijk tot grote hilariteit.

Na de lagere school in de Driftstraat in de Kooi en de Zuidsingelschool bij de Havenkade, ging hij naar de Ambachtsschool. Deze school heeft hij niet afgemaakt. In die tijd kwam hij vaak in wat de Transvaalwijk heet en die de ‘hakbijlenbuurt’ werd genoemd. “Er moet iets in het verleden gebeurd zijn, anders krijg je die naam niet. We hebben nog zo’n naam in Leiden: dat was op de Lammenschansweg en dat heette Klein Korea. En daar was ook altijd wat aan de hand, in die buurt. Je hebt bepaalde buurten waar iets is en dat blijft altijd hangen.”

Muzikale familie
De heer Coster is muzikaal en heeft gevoel voor theater. Dat heeft hij van geen vreemde. Zijn moeder zong en zijn vader was souffleur bij het Eerste Leidse Klucht- en Revuegezelschap. Hij speelde accordeon, viool, bas, vibrafoon en drum. Met die laatste trad hij aanvankelijk op in Hawaïbandjes. Eerst bij de Hawaiian Stars en later bij de Manacoera [Manukura] Serenaders. Daar kwam later een vocalgroep bij, waarin de oudste broer van zijn moeder zong: de Singing Four of Fools. Ze hebben daar veel prijzen mee gewonnen.
De heer Coster was veertien toen hij accordeon leerde spelen. Hij kon geen noten lezen, maar deed alles op het gehoor. Dat heeft hij een paar jaar gedaan, waarna hij voor een drumstel koos. Na de Hawaïmuziek speelde hij met een band dansmuziek, waarmee hij optrad tijdens dansavonden. “We speelden met een kwartet voor dansscholen van Evert Castelein en zo. Maar niet alleen in Leiden, ook in dorpen in de regio. Mensen hadden dansles en eens in het kwartaal was er een dansavond met levende muziek.” De gitarist, die tevens zanger van de band was, zakte voor zijn MTS en die moest er van zijn vader mee stoppen. De heer Coster is toen zelf gaan zingen. ”We hadden thuis een klein cassetterecordertje, en die zetten we dan voor de radio om een nummer op te nemen. Ik kon geen taal lezen of wat ook, laat staan schrijven of zingen. Dan draaide ik dat nummer wel twintig of dertig keer terug en tikte het uit op een ouderwetse Remington typemachine. Op een gegeven moment had ik een repertoire van heb ik jou daar.”

Hij trad op heel veel plaatsen op en doet dat nog steeds. Verder presenteert hij muziekprogramma’s voor de ziekenomroep: eerst in het Elisabethziekenhuis en nu in Leythenrode.

Ik zag overal handel in
Hij heeft verschillende banen gehad, waaronder tramconducteur op het lijntje van de Wilhelminabrug naar Oegstgeest. Drieëndertig keer per dag heen en weer van Leiden naar Oegstgeest. Na elke rit moest hij de banken omdraaien, want de mensen wilden niet achteruit rijden. “Ik vond er niks aan en voelde me net een oud mannetje. Dus ben ik op de bus gegaan en reed twee ritten per dag van Noordwijk naar Den Haag en van Den Haag via Noordwijk naar Haarlem. Dat vond ik veel leuker”. Na weer een aantal banen werd hij verkoper bij de VNU (uitgever van onder meer tijdschriften) en verkocht de Margriet, de Donald Duck, de Knip en de Revue. “Ik zat niet stil, ik was in die dingen erg clever en verkocht op den duur meer aanverwante artikelen als bijvoorbeeld kookboeken dan tijdschriften. Ik zag overal handel in.” Het echtpaar heeft altijd hard gewerkt. Zo stond zijn vrouw ook nog in een stomerij, de Tri-Express in de Morsstraat.
Ze waren dag en nacht bezig en toen hij 56 werd, zijn ze gestopt.

De heer Coster zit nog steeds niet stil. Hij maakt niet alleen nog muziek, maar rijdt bijvoorbeeld ook nieuwe auto’s naar klanten van garagebedrijven. Of brengt auto’s naar mensen die er één willen huren.
“Ik moet mijn agenda nog steeds in de gaten houden”, zegt hij.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart