Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Je hebt dingen meegemaakt die mensen vaak niet eens meer geloven.”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer P.S.G. den Hollander op 13 maart 2017

De heer Pancras den Hollander werd op 8 mei 1933 als eerste van vijf kinderen geboren op de Doeslaan in Leiderdorp, waar zijn vader een tuinderij had. Omdat het met de bloemenhandel niet erg wilde vlotten, stapte vader over naar de scheepsbouw bij Boot aan de Sumatrastraat. Als jongen heeft de heer Den Hollander vaak staan kijken naar hoe de schepen nog praktisch helemaal met de hand gemaakt werden.
In maart 1939 verhuisde het gezin naar de Tollensstraat in Leiden en vervolgens naar de Rijndijkstraat waar de oorlogstijd werd doorgebracht. Moeder Den Hollander had geregeld hartaanvallen, waarop ze schreeuwend door het huis liep “Ik wil niet dood, ik wil niet dood!” Pancras rende dan naar huisarts Persant Snoep in Leiderdorp. Over de Lage Rijndijk, de Van der Valk Boumanweg en op de terugweg naar de scheepswerf om vader te waarschuwen. De hele weg op blote voeten, want schoenen waren er niet.
Veel later, toen moeder opgegeven was, plaatste chirurg Brom bij haar een nieuwe hartklep. Dat was in die tijd sensationeel. Moeder is er 94 mee geworden.
De lagereschooltijd was moeilijk. Het getob over thuis, het zittenblijven, de juffrouw die haar lange nagels in je vel zette, de meester die hem een blauw oog sloeg, de pestkoppen… mooie herinneringen heeft de heer Den Hollander er niet aan. Maar vriendjes had Pankie, zoals hij genoemd werd, genoeg.
De buurt was arm. Er waren wat winkeltjes, een bakker, een garen-en-bandzaakje, en er waren mensen die een winkeltje in hun kleine voorkamer hadden ingericht en onder andere sigaretten verkochten. Vrouwen verdienden vaak wat bij door bonen te doppen of uien te pellen voor de conservenfabriek. Sommigen hadden een breimachine thuis waarmee ze sokken en truien breiden voor de textielfabriek. Die textielindustrie was destijds ook waarneembaar in de stad. Als je langs het Rapenburg liep, kon je precies zien wat voor kleur dekens er gemaakt werden. Soms was het water helemaal blauw, de andere keer rood of zwartig. En het stonk altijd naar rotte eieren. Pankie lag weleens op zijn buik bij het water om voorzichtig wilde plantjes uit de wallenkant te halen die hij thuis in het tuintje zette.

“Ik heb praktisch alle hekken gesloopt in de polder”
Toen hij zeven jaar was, brak de oorlog uit. Er verdwenen Joodse kinderen uit de klas, maar er werd niet over gepraat.
Vader werd opgepakt en naar Duitsland vervoerd. Moeder lag in het ziekenhuis, dus de kinderen waren alleen. Oma sprong wel bij, maar kon niet blijven omdat ze thuis voor haar eigen zoontje moest zorgen.
Honger hebben ze niet gehad, want vader had een volkstuin en voor hij naar Duitsland ging, had hij op zolder al een grote voorraad aardappelen, rapen, kolen en uien aangelegd. De kinderen sliepen met z’n vijven tussen het eten. Angstig was dat wel, want als bekend werd wat daar te halen viel, kon je dieven verwachten. En ’s nachts hoorde je altijd wel iets kraken in huis... Voor alle zekerheid ging ’s avonds het hakmes mee naar boven.
In de tuin zelf had vader wortelen, bieten, en dergelijke ingekuild. Er was genoeg. Toch maakte het gezin ook gebruik van de gaarkeuken, want je wist immers niet hoelang de voorraad mee zou gaan.
Brandstof was wel een probleem. Pankie was vaak op zoek naar hout voor het kacheltje: “Ik heb praktisch alle hekken gesloopt in de polder.” De koeien stonden op stal, dus er was geen gevaar dat die zouden gaan rondzwerven.
Er waren veel angstige momenten, niet alleen ’s nachts en bij het ‘verzamelen’ van bruikbare spullen, maar ook bij het zien van razzia’s, het schieten, de naar hem geworpen bajonet die hem net miste, en het ongenadige pak slaag dat hij van een Duitse officier kreeg omdat hij per ongeluk met zijn zelfgemaakte, modderige visnet diens uniform besmeurd had.
Er waren ook ‘goede’ Duitsers, bijvoorbeeld de groep die in de Kernstraatschool gelegerd was. Ze kookten veel meer dan ze zelf nodig hadden en verdeelden de overmaat onder mensen die met hun pannetje langskwamen. ’s Ochtends vroeg verzamelden zich daar al mensen op het schoolplein want tijdens het ontbijt wierpen de soldaten soms een paar sneden brood uit het raam.

De bevrijding
Op 10 mei 1945 door vliegtuig uitgestrooide krant en gevonden patroonhulzen

Naoorlogse jaren
Twaalf jaar was Pankie toen de oorlog eindigde. Op een dag zag hij in de verte zijn vader aankomen, die helemaal naar Leiden was komen lopen met een grijze rugzak van de Duitse luchtmacht vol kaken (harde biscuits) en blikken porc (varkensvlees) die bij voedseldroppings waren uitgeworpen. Hij dacht er vrouw en kinderen een groot plezier mee te doen, maar die hadden intussen al zoveel kaken en porc gegeten dat het hun “de oren uitkwam.”
Het gezin verhuisde naar de Lombokstraat in De Kooi. Het huis, waar een ‘foute’ politieambtenaar gewoond had, was gevorderd. Om gezondheidsredenen werd het aan de familie Den Hollander toegewezen. Dat was een grote vooruitgang, want het oude huis was zo vochtig dat er binnen paddenstoelen groeiden.
Om moeder te ontlasten gingen een paar van de kinderen mee met de Kinderuitzending. Pancras belandde zo voor een halfjaar in Denemarken waar hij een geweldige tijd had.
Echt geaard heeft de heer Den Hollander niet in De Kooi. Er waren een paar mensen met wie hij naar de avondambachtsschool liep, maar verder had hij geen contacten in de buurt.
Toen hij vijftien was, ging hij aan het werk bij Machinefabriek Drakenburgh in de Sumatrastraat, het was 1948. Hij is er 44 jaar gebleven, onderbroken door een comfortabele militaire-diensttijd. Met een baantje als geschutshersteller hoefde hij geen velddiensten te doen of op wacht te staan. Andere jongens moesten schuttersputjes graven, terwijl Pancras met de chauffeurs en de koks in een aanhangertje ging slapen. Dat bezwaarde hem wel eens.
Terugkijkend op zijn leven, denkt de heer Den Hollander weleens dat er veel dingen zijn waar hij nu heel anders tegenaan kijkt. ”Maar ja, dat komt natuurlijk, je bent ouder geworden. En je hebt dingen meegemaakt die mensen vaak niet eens meer geloven.”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.

kaart