Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Ik heb behoorlijke klappen in mijn leven gehad, het heeft me nooit klein gekregen.”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw J.P. van der Mark-van Egmond op 19 juli 2017

Mevrouw J.P. (Jannie) van der Mark-van Egmond werd op 23 maart 1933 geboren in de De Wetstraat in Leiden en groeide op in de Groenoordstraat in een gereformeerd gezin met twaalf kinderen van wie ze de middelste was. Vader was zelfstandig aannemer in straat- en grondwerken. Het was thuis geen weelde maar de kinderen, die elkaar opvoedden, hadden niet het gevoel dat ze iets tekortkwamen.
Er was veel cohesie in de buurt. Bij mooi weer werden ’s avonds de stoelen buitengezet en zat iedereen bij elkaar. Ook degenen die alleen woonden; eenzaamheid kwam niet voor.
De kinderen speelden veel buiten: knikkeren, tollen, hoepelen, touwtjespringen. En belletje trekken. Als in de winter de Haarlemmertrekvaart bevroren was, schaatsten ze. Om beurten - “Nou ik! Nou ik!”- want er was maar één paar schaatsen, gekregen van een lieve tante. Vanuit de speeltuin werden activiteiten georganiseerd: een dagje met de boot naar Amsterdam, of voor Jannie het allermooiste: toneelstukjes opvoeren.
Als vierjarig kind ging ze naar de christelijke kleuterschool. Later liep ze met een broer en zus naar de Leidse Houtschool, een fikse wandeling, maar daar was nu eenmaal een school met de Bijbel.

Oorlogstijd
Intussen was de oorlog uitgebroken en op hun wandelingen zagen ze er steeds vaker de gevolgen van. Duitse soldaten marcheerden door de stad, op het café aan de Stationsweg kwam een bord ‘Verboden voor Joden’, er liepen mensen met een gele ster op hun jas en eenmaal zagen ze op de Rijnsburgerweg een vrachtwagen volgeladen met koperen spullen die mensen hadden moeten inleveren.
Angst voelde Jannie alleen tijdens een bombardement, toen ze op zoek waren naar hun vader die een afspraak had in het Stationsgebied juist omstreeks de tijd dat daar de bommen vielen.
Moeder was zorgzaam, maar ze vond dat je je problemen zelf maar moest oplossen. En dat deed Jannie. Ze stapte overal op af. Zo ging ze in het laatste oorlogsjaar met haar broers naar de Haarlemmermeerpolder, waar tarwe geoogst werd. Ze vulden er zakken met aren, waaruit vader thuis voor de deur de tarwekorrels sloeg. Daarmee gingen ze naar molen De Valk, waar er meel van gemalen werd. Jannie liep ook wel met andere kinderen langs de boeren voor een boterham. Van de een kreeg je wat, een ander stuurde de hond op je af.
De gaarkeuken was bij De Landbouw op de Rijnsburgersingel. Daar stond ze in de rij en zag soms mensen flauwvallen door de ondervoeding.
Na verloop van tijd was er geen stroom meer en dus ook geen verlichting in huis. Dat werd opgelost door de kinderen om beurten te laten trappen op de fiets in de woonkamer. De koplamp gaf net voldoende schijnsel op tafel om te zien wat ze aten. Als er eten was tenminste, want soms ging het gezin heel vroeg naar bed met een lege maag omdat er niets was.
Om te kunnen koken werd buiten hout gezocht, maar ook werd stukje bij beetje de houten vloer van de huiskamer opgestookt in het kacheltje.
Een van Jannies broers werd geronseld voor het Oostfront. Drieënhalf jaar hoorden ze niets van hem. Toen de oorlog afgelopen was stonden moeder en kinderen elke dag bij het station te wachten, en op een goede dag kwam er een trein waar hij inzat. Hij vertelde dat hij ternauwernood ontsnapt was aan een vuurpeloton. Vlak voor er geschoten zou worden, werd duidelijk dat hij geen SS’er was en lieten ze hem vrij.

Een step!
De bevrijding herinnert mevrouw Van der Mark zich nog heel goed. Ze was twaalf jaar. Op de hoek van het Steenschuur en de Breestraat zag ze de Canadezen vanuit de Hogewoerd binnenkomen, met uitgelaten vrouwen die meereden op de tanks.
Niet veel later dwaalde ze door de stad en zag dat uit een groot huis op het Rapenburg huisraad naar buiten werd gebracht. Er hadden NSB’ers gewoond die waarschijnlijk gestolen goederen bezaten. Jannie bleef staan kijken. Tot er een man naar buiten kwam met een step en die aan haar gaf. Een step! Ze is de hele stad rondgereden met haar nieuwe bezit.
Een jaar na de bevrijding kwam Churchill naar Leiden om zijn eredoctoraat te ontvangen. Ook daar wilde Jannie bij zijn. Op de Breestraat zag ze hem langskomen, met bolhoed en sigaar.
Ze wilde heel graag naar de toneelschool, maar daar was natuurlijk geen sprake van. Op haar dertiende ging ze als dienstmeisje aan het werk bij de familie Knibbe op de Warmonderweg. Zes dagen in de week, van ’s morgens acht tot ’s avonds zeven uur, voor 10 gulden per week. En lopend heen en weer. Eten moest ze er in de keuken. Dat hoort niet, vond ze. Die kloof tussen arm en rijk zag ze als een vorm van discriminatie. Het heeft haar strijdbaar gemaakt.
Op haar 23ste trouwde Jannie in de Pieterskerk met de jongen die ze vijf jaar eerder via een vriendin op de Stationsweg ontmoette. Het werd een gelukkig huwelijk.
Een woning was niet te vinden in die tijd, dus trokken ze in bij haar schoonmoeder in de Marnixstraat. Het kamertje van 3 bij 3,5 meter werd écht te klein toen het eerste kind zich aandiende. Gelukkig kwam er een huis beschikbaar in het J.P. Coenhof en later in de Diamantlaan, waar het prettig wonen was.

“In mijn woordenboek staat geen NEE.”
Ook tijdens haar huwelijk pakte mevrouw Van der Mark alles aan. “In mijn woordenboek staat geen NEE”, was haar devies. Ze werkte als schoonmaakster, onder andere via de Cemsto, en als verkoopster bij de HEMA, een slager en een schoenenwinkel. Het was een welkome aanvulling op het salaris van haar man die, na uiteenlopende betrekkingen, als timmerman bij de gemeente werkte en daar ten slotte hoofdopzichter werd. Het extra inkomen gaf de gelegenheid met de twee kinderen op vakantie naar het buitenland te gaan.
Ook na het overlijden van haar man bleef mevrouw Van der Mark actief. Op de Zijlwijkschool werd ze overblijfoma toen ze 66 jaar was. Dat heeft ze tot haar 76ste gedaan. Reizen doet ze nu, op haar 84ste, nog steeds graag.
Terugkijkend op haar leven zegt ze: “Ik heb behoorlijke klappen in mijn leven gehad, het heeft me nooit klein gekregen.”
Het opgroeien in een groot gezin maakte haar vroeg zelfstandig, de oorlog maakte haar vroeg volwassen, denkt ze. Haar kinderen zeggen nu nog wel eens: “Mijn moeder weet overal raad op.” Die vaardigheden heeft ze aan haar jeugd overgehouden. Ze moest wel.
Voor haar moeder heeft ze groot respect. De zorg voor al die kinderen in de oorlog, de zoons die naar Nederlands-Indië moesten als militair. Het moet zwaar geweest zijn. “Geen geld of goed is mij toebedeeld,” zei moeder, “maar straks daarboven in de hemel krijg ik een huis van goud.” Het geloof dat haar op de been hield, beklijfde niet bij mevrouw Van der Mark: “Ik geloof in het goede van de mens wat iedereen heeft, maar het komt niet altijd voor de dag.”
Ze vindt het leven mooi, maar verzucht: “Zagen ze dat nou allemaal maar. Ze hollen maar, ze hollen. Ik niet, hoor. Ze maken me niet gek.” Maar stilzitten kan mevrouw Van der Mark eigenlijk ook nog steeds niet.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart